Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1772

[fol. A1r]

[Uitnodiging door F. van Lelyveld]

MIJN HEER!

Uit naem van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U te nodigen op de Jaerlijksche Vergadering, welke zal worden gehouden op Dingsdag, den 14den van Hooimaend aenstaende, in den Schutters Doelen alhier, des morgens van negen tot twaelf ure, en vervolgd des namiddags ten drie ure, om de navolgende punten in overweging te nemen, en daerop de noodige besluiten te maken.

I.

Het voorstel van den Heer de Kruyff, als Penningmeester, in de Jaerlijksche Vergadering van 1771, tot de raedpleging van deze Vergadering verschoven; om de Achtste Wet van het eerste Hoofdstuk der Wetten, dus te stellen:

‘Die weigeren zal zich aen de besluiten ener Jaerlijksche Vergaderinge, het zy hy by dezelve tegenwoordig geweest zy of niet, te onderwerpen, of die drie achtereenvolgende Jaren, de betaling der Toelagen, of alle verstandhouding met de Maetschappy zal verwaerloosd hebben, zal niet langer als een Lid derzelve aengemerkt worden’.

II.

Het voorstel van den Heer Kreet: ‘Dat, noch het stuk van den Heer Kluit over de tegenwoordige spelling der Nederduitsche Tale, noch enig ander stuk over de spelling handelende, onder de Stukken der Maetschappye zoude werden uitgegeven, maer al wat over die stoffen van tijd tot tijd inkomt, afzonderlijk gedrukt, en aen Alle de Leden gezonden, met verzoek daerop derzelver

[fol. A1v]

aenmerkingen mede te deelen aen een te benoemene Commissie, ten einde een regelmatige spelling, om door de Maetschappy uitgegeven en gebruikt, en, mag 't zijn, door hoog gezag in de scholen ingevoerd te werden, te ontwerpen’.

III.

Het voorstel van den Heer van den Berg: ‘Of het de eer der Maetschappye niet vordere, dat zy, by ene uitdruklyke Wet, vaststelle, dat gene Vertalingen van vreemde Dichtstukken, hoe schoon ook, onder hare Werken zullen worden uitgegeven’.

IV.

De stemmen der Gekommitteerden over de beoordeelde Stukken en Verhandelingen op te nemen, en bevel te geven tot het drukken en uitgeven van de Goedgekeurde.

V.

De verkiezing van de Leden, waertoe aengeprezen zijn, door den Heer Bernardus de Bosch;

De Heer Henrik Jan Roullaud, wonende te Amsterdam, een Dichter en Taelkundige.

Door den Heer van Assendelft;

De Wel-Eerw. Heer Cornelis Cleyn, Predikant te Brielle, Lid van het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen; een Tael- en Oudheidkundige.

Door den Heer Ruhnkenius;

De Wel-Eerw. Heer Joannes van Spaan, Predikant in 's Gravenhage; een Dichter en Taelkundige.

[fol. A2r]

VI.

Het voorstel der Maendelijksche Vergaderinge: of de vryheid, om zoodanige Heeren, binnen Leyden wonende, tot Medeleden te verkiezen, als zy, ter bevorderinge van het oogmerk der Maetschappye, geschikt zal oordeelen, wederom, voor een Jaer verleend zal worden.

VII.

De Rekening van den Penningmeester te hooren.

VIII.

De Toelagen te bepalen.

IX.

De Amptenaren aen te stellen.

X.

De Gekommitteerden te benoemen.

XI.

Voorts heb ik de eer U te berichten dat de volgende Stukken, ten tweden male, door de Gekommitteerden onderzocht zijn, en aen de Maetschappy te rug gekomen.

Als, het Stuk van den Heer de Bosch, Tael en Dichtkundige aenmerkingen, ter verbeteringe van zyne Dichtlievende Verlustigingen.

Het Stuk van den Heer Kops, Schets eener Geschiedenisse der Rederykeren.

Het Dichtstuk van den Heer de Bosch, betiteld de Christen.

De Verhandeling van den Heer H. van Alphen over den Eed der Utrechtsche Bisschoppen, genaemd den Eed met zeven stolen.

[fol. A2v]

De Verhandelingen van den Heer H. Pieterson, over de CH, over de Byvoeglyke Naemwoorden, over de plaetsing van de letter T, en over het Lidwoordeken een.

Tot beoordeeling van welke Stukken ieder der Heeren Gekommitteerden verzocht wordt een verzegeld briefje, behelzende zyne Goedkeuring of Afkeuring, met zynen Naem onderteekend, voor, of op de Jaerlijksche Vergadering, aen den Briefschryver of Sekretaris te bezorgen:

te weten:

Tot de Tael- en Dichtkundige Aenmerkingen van den Heer de Bosch, De Heeren Fontein, De Kruyff, Kops, van den Bosch, Meyer en Versteeg:

Tot het Stuk van den Heer Kops, De Heeren Wagenaer, Kluit, Hinlopen, Schultens, van Wachendorff en D. van Alphen:

Tot het Dichtstuk van den Heer de Bosch, De Heeren van Assendelft, Kops, Fontein, van der Pot, de Kruyff, en Paludanus:

Tot de Verhandeling van den Heer H. van Alphen, De Heeren van de Wall, D. van Alphen, Valckenaer, Tydeman, van Muyden, en Wagenaer.

Tot de Verhandelingen van den Heer H. Pieterson, De Heeren Kluit, Kops, van den Bosch, van den Berg, Tollius en Schultens.

Noch kan ik melden dat in de Vergadering van Bloeimaend door den Heer Macquet is ingeleverd eene Verhandeling over het schoon in de Poëzye.

Ik hebbe de eer my te noemen

Uw Dienaer

F. van Lelyveld.

Leyden den 30sten van Bloeimaend 1772.