Den Italiaenschen quacksalver, ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy(1694)–Anoniem Den Italiaenschen quacksalver ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Een t'Samen-spraeck tusschen Een Jongman en een Dochter. Stemme: Als 't begint. KOmt schoonst minne-Godin: Schenckt my u trouwe min, En denckt eens op de vreugt, Uyt de Trouw spruyt alle deugt, Of ick sucht en of ick ween, Ick vind my altijd alleen, Kan ick u dan niet trouwen, Mijn dood die sal u rouwen, Ick trouw noyt anders geen. Ick verfoey Leanders Saet, Ick hou mijn Maegden staet, Die als een klaer Fonteyn, Is suyver ende reyn, Want veeltijds uyt de Trouw, Spruyt soo veel droefheyd ende rouw; Ick meen nu mijn beter te begeven, Om al-eenigh te leven, Eer ick my bedroeven souw. Ach schoonste mijn Philis, Denckt dat 't verblintheydt is, Dat gy de Trouw versmaet, Die alle deugd verzaed, Die sijn Troutje wel vol-end, [pagina 9] [p. 9] Het is een saligh end, Die kan wel verstercken, Dat sijn salige wercken, Die met sijn Troutje vol-end' Leander ick hoor u klacht, Ick verfoey het Mans geslacht, Want die de Man beproeft, Is somtijts heel bedroeft, Door het baren van de Vrucht, Die'er worden gebooren, Die soo gaen verlooren, Door Ouders ongeneugt. Waerom dan de Man veracht, Wie heeft uw voortgebracht, Gy zijt van een Vrouw gevoed, En van mans Saet opgeroeyt, Wel adjeu dan Liefste soet, Gy krenckt mijn natuur en bloed, Adieu gy straffe Godinne, Die geen vreugde beminnen, Die mijn zaet verdrogen doet. Het is nu lacy al gedaen, Waer sal ick heenen gaen, 't Zy na den fellen brandt, Na 't Hemels Vaderland, Al mijn vreugt en pleysier, Is gelijck een Vagevyer, En al mijn verlangen, Na 't eeuwigh toe hangen, Dat is al mijn playsier. Vorige Volgende