Internationale Revue i 10 1927-1929

[p. 412]

Boekbesprekingen

Socialistische memoires

WERA FIGNER
MOSKOU 1925

Wera Figner, Nacht über Russland. Lebenserinnerungen. Berlin, Malik-Verlag.

Beter, naar ik vermoed, dan uit de redevoeringen en manifesten ter eere van de tienjarige herdenking der Octoberrevolutie zal men de beteekenis van het phenomeen der russische omwenteling benaderen door een inzicht in de vijftig jaren geschiedenis, die eraan vooraf gingen. Wie het ‘onderaardsche Rusland’ wil leeren kennen, leze Wera Figner's boek. Meer dan een bijdrage tot de geschiedenis van den heroischen, revolutionairen strijd tegen het tsarisme in den tijd van het ontstaan van het russische socialisme zijn deze memoiren een uitzonderlijk menschelijk dokument.

Dit boek is representatief voor den geest en de daden van de revolutionairen van de nihilistische en terroristische periode van het russische socialisme, zooals Wera Figner zelf een symbool is van het heroisme, waarmee zij voor de vrijheid van het volk hebben gestreden en het offer van hun leven dat duizenden door dood en kerker en verbanning in dien strijd hebben gebracht.

Op twintigjarigen leeftijd ging Wera Figner naar Zürich en studeerde medicijnen. Als socialiste en revolutionaire kwam ze naar Rusland terug en sloot zich bij de geheime revolutionaire organisaties aan, en nam deel aan de attentaten, die hoofdzakelijk in de jaren 1876-1882 door het terroristische komité, waartoe zij behoorde, werden georganiseerd. In 1884 werd zij gearresteerd en ter dood veroordeeld; echter tot levenslange gevangenisstraf begenadigd.

Twintig jaar was zij levend begraven in de beruchte gevangenis van Schlüsselburg. Wat twintig jaren Schlüsselburg waren, daarvoor leze men dit boek. Gustav Landauer heeft eens het kenmerkende van de revolutie de ‘vreugde’ genoemd. Deze levensherinneringen van Wera Figner kunnen leeren uit welk een nacht van leed deze vreugde is geboren.

Angelica Balabanoff, Erinnerungen und Erlebnisse. Berlin, Laubsche Verlagsbuchhandlung, 1927. Preis: Kart. 6 Mark.

Angelica Balabanoff's memoiren raken de meest actueele problemen van het socialisme. Zij vervulde in de jaren voor den oorlog een leidende rol in de italiaansche socialistische partij. Zij behoorde tot de internationale socialisten, die tijdens den oorlog het door de tweede Internationale verraden internationalisme poogden te herstellen. Zij was de secretaresse van ‘Zimmerwald’ en ‘Kienthal’ en de eerste secretaresse der Derde Internationale. In 1920 werd zij wegens haar houding ten opzichte van de italiaansche partij uit de russische communistische partij uitgesloten. Zij stelde zich tenslotte geheel tegenover de, door de belangen van den russischen staat beheerschte, Internationale en op grond van haar eigen ervaringen geeft zij een vernietigende kritiek van de demagogie en de corruptie van de leiders dezer Internationale, die in de handen ligt der russische machthebbers.

Het bankroet van het russische socialisme ziet zij terecht, daarin, dat de regeerders zich tegenover de massa's volkomen autoritair verhielden en de naar de subjectieve opvattingen van enkele leiders noodzakelijke concessies voor den overgangstijd aan het socialisme burokratisch en zoonoodig terroristisch doorvoerden en de massa's tenslotte passieve werktuigen werden van iedere willekeur. ‘Wat bij Lenin een groote tragedie was en hem wellicht het leven kostte, ontaardde bij Sinovjev en zijnsgelijken tot carricatuur’. Voor B. is de ontaarding van het russische socialisme en de farce der communistische Internationale slechts een gevolg van het misbruik van de macht, dat een minderheid van de klasse-dictatuur heeft gemaakt. Men mag zich afvragen of deze ontaardingsverschijnselen niet veel meer een kritiek van de methoden rechtvaardigen dan van degenen, die ze aanwenden. Het hangt wellicht met het autobiographische karakter van het

[p. 413]

boek samen, dat deze kritiek een overwegend psychologisch accent heeft. Maar als zoodanig bieden ze een allerbelangrijkst materiaal voor de kritiek van de methode der autoritaire staatsdictatuur voor den socialistischen opbouw der maatschappij.

Ook voor de verhoudingen van het italiaansche socialisme vòòr het fascisme biedt dit boek interessant materiaal. Haar oordeel over Mussolini, met wien zij in de redactie van de Avanti heeft samengewerkt, is weinig vleiend. Zij teekent hem als een lafaard en een zwakkeling wiens krankzinnige woede tegen de beweging, waarvan hij eens deel uitmaakte, alleen psychologisch te verklaren is als de wraak van een minderwaardigen, carrièrezuchtigen renegaat....

Alexander Berkman, Die Tat. Gefängniserinnerungen eines Anarchisten. Berlin, Verlag Der Syndikalist, 1927.

In 1892 deed de 22-jarige russische anarchist, Alexander Berkman, een attentaat op den verantwoordelijken leider Frick der Carnegie-maatschappij in Homestead bij Pittsburg, die een uitgebroken staking door middel van de gehuurde troepen der Pinkertons op een bloedige wijze onderdrukte. Frick werd gewond, echter niet gedood en Berkman tot 22 jaar tuchthuis veroordeeld, later wordt de straf tot 14 jaar teruggebracht. Deze in 1912 verschenen Memoirs of an Anarchist, waarvan Die Tat de duitsche vertaling is, beschrijft de veertien jaren in een amerikaansche gevangenis en behoort tot de historische literatuur van het gevangeniswezen überhaupt.

Ernst Toller, Justizerlebnisse. Berlin, Laubsche Verlagsbuchhandlung, 1927. Preis: 3 Mark.

Toller's Justizerlebnisse zijn niet in de eerste plaats gevangenis-memoires, maar meer in het bijzonder zijn ervaringen met de duitsche, resp. beijersche, justitie. Het is een bijdrage tot de legale terreur eener monarchistische justitie der duitsche republiek die ook reeds in Gumbel's Vier Jahre Mord statistisch was neergelegd. Naast een reeks gevallen (Landauer, Leviné, Mühsam, enz.) in verband niet de münchner radenrepubliek, waarin hij een leidende rol heeft gespeeld en waarvoor hij tot 5 jaren vesting werd veroordeeld, geeft Toller materiaal over de behandeling van de vestings-gevangenen van Niederschönenfeld.

Harry Domela, Der falsche Prinz. Berlin, Malik-Verlag, Geb. 4.40 Mark.

‘Dit boek - aldus de uitgever in het voorwoord - is een sociaal document: het panorama van de duitsche republiek uit het perspectief van den vijfden stand.

Men heeft Domela met den Hauptmann van Köpenick vergeleken, maar daarbij één ding vergeten: de schoenmaker Voigt wist precies wat hij wilde, hij had zich een psychologisch geniale truc uitgedacht om aan geld te komen. Domela wist op zijn best, wat hij niet wilde: hij wilde geen koelie zijn zonder mogelijkheid er bovenop te komen. Overigens liet hij zich maar drijven en waagde zonder een bepaald plan zijn gevaarlijk spel. En hij won...Deze tijd en de krant zorgden ervoor, dat de sensatie Domela door nieuwe sensaties werd afgelost. Dit boek daarentegen heeft een blijvende taak: het wil een document zijn van de maatschappelijke en cultureele verhoudingen, waaruit deze beschamende en tevens grappige sensatie voort kon komen en het wil bijdragen tot het inzicht, dat deze verhoudingen rijp zijn door nieuwe vervangen te worden’.

Daarnaast is deze geschiedenis van het leven en de avonturen van den valschen prins in het jaar VIII der koninklijke republiek amusementslectuur van den allereersten rang.

A.M.L.

Dr. Siegfried Bernfeld, Sisyphos, oder die Grenzen der Erziehung. Internationaler Psychoanalystischer Verlag 1925.

Otto Rühle und Alice Rühle-Gerstel, Am andern Ufer, Blätter für sozialistische Erziehung I-V. Verlag Am andern Ufer, Dresden (Buchholz-Friedewald).

Le Dr. Bernfeld synthétise Marx et Freud, les Rühle synthétisent Marx et Adler. Ainsi tous les deux préconisent de nouvelles unilatéralités sociopsychologiques, d'ailleurs intéressantes. On voudrait les synthétiser ensemble et les combiner avec d'autres. Essentiellement ils visent une même idée, qui pourrait être exposée encore différemment: ni la science ni l'éducation ne sont indépendantes de la société en vigueur. Toute société doit, d'après sa nature, influencer l'enseignement et ses mèthodes; la société d'aujourd'hui corrompt et fait dévier même l'instruction, d'origine la plus pure. Une vraie éducation humaine n'est possible que dans une société vraiment humaine. La luttle pour une vie sociale nouvelle exige la révolution de l'enseignement officiel. La lutte pour l'éducation nouvelle implique celle pour une société digne de l'homme. C'est une fiction enfantine d'attendre trop de l'Ecole Nouvelle seule. C'est un travail de Sisyphe d'essayer de révolutionner l'histoire de l'humanité par des méthodes pédagogiques. Sur tous les terrains de la vie, la civilisation doit être recréée et spécialement les bases économiques doivent être renouvelées.

Colin Ross, Die erwachende Sphinx. Durch Afrika vom Kap nach Kairo. Mit 112 Abbildungen und 13 Karten. Leipzig, F.A. Brockhaus 1927.

Das Flammenzeichen vom Palais Egmont. Offizielles Protokoll des Kongresses gegen koloniale Unterdrückung und Imperialismus, Brüssel 10.-15. Februar 1927. Herausgegeben von der Liga gegen Imperialismus und für nationale

[p. 414]

Unabhängigkeit. Neuer Deutscher Verlag Berlin W8.

Nous devions déjà à Colin Ross, journaliste allemand, un des grands rapporteurs modernes, des livres fort intéressants sur l'Amérique du Sud, l'Océan Pacifique, les Indes, le Proche Orient y compris la Russie. Des études sérieuses et une profonde observation avaient convaincu l'auteur que l'Asie, si longtemps opprimée et insultée par les blancs, se libérerait du joug des Anglais, des Français et des Hollandais dans quelques dizaines d'années, d'une manière sûre. La position impérialiste de l'Europe Occidentale en Asie. lui parut très gravement menacée.

En parcourant ensuite l'Afrique, Ross se posait la question que voici: Cette partie du monde, jouant un rôle de plus en plus important comme fournisseur de matières premières et comme débouché, sera-t-elle aussi perdue pour l'Europe, ou les Européens, en revisant sagement leurs méthodes coloniales, seront-ils à même d'aller au devant de la conscience nationale naissante des noirs, de façon que les pretentions à l'indépendance de ces Africains ne prennent pas une forme qui doive signifier inévitablement la chute de la domination politico-économique des blancs? Quoique l'auteur le juge encore prématuré de parler d'un ‘péril noir’, il reconnait que l'on doive pourtant tenir compte du nouveau respect de soi-même, né dans l'âme des nègres. Dans les coins les plus obscurs de l'Afrique la question des races est discutée avec passion, et si rien ne change, nos enfants et petits-enfants apprendront à connaître sans doute, un péril noir réel. Afin de fortifier leur propre pouvoir, les Européens ont sapé systématiquement l'autorité des anciens chefs de famille et de tribus. Avec une intention tout autre, ils ont privé de leur force les traditions quasi invariables qui, d'un poids séculaire, pressaient lourdement l'esprit de l'homme noir. Même les missionnaires ont répandu, sans en prévoir le résultat, des idées dont ils essayent maintenant en vain de supprimer les conséquences. Ils ont préconisé l'égalité des races ‘devant Dieu’ et propagé l'unité essentielle de l'humanité. Dans les églises, les écoles et les hopitaux chrétiens, les nègres se voient conis dérés comme des hommes et se sentent maintes fois entourés d'une sympathie véritable. Dans la vie ordinaire ils sont ‘re gardés comme des chiens’ et souvent maltraités plus que les animaux. Les universités de l'Afrique du Sud n'acceptent même pas le nègre le plus doué. Et le noir qui, après avoir étudié en Europe et avoir été reconnu comme homme de science ou de lettres, revient en Afrique, n'est traité qu'en homme inférieur, si ce n'est pas comme une bête. Généralement parlant, les blancs ne veulent absolument pas que les nègres se libèrent. Ils ne les considèrent que comme une force ou un moyen de travail pour se procurer des richesses. Les devises de ‘tutelle culturelle’, ‘éducation des peuples arriérés’ etc. ne sont que des phrases hypocrites. Les nègres le savent par une expérience amère. Sans le vouloir, l'impérialisme moderne a ‘ouvert’ l'Afrique non seulement à l'exploitation coloniale, mais aussi au respect de soi-même qui anime aujourd'hui tout ce continent. Les mesures d'hygiène prises par les blancs, ont vaincu des fléaux séculaires. La maladie du sommeil, par exemple, cette fatalité tristement célèbre, est supprimée. La mortalité des enfants diminue. Les indigènes deviendront de plus en plus forts. Ils se multiplient à présent d'une manière qui inquiète leurs dominateurs. On craint de voir poindre une nouvelle force mondiale....

En vain l'auteur essaye-t-il de trouver un moyen pour concilier les besoins du capitalisme européen avec ceux de l'esprit de l'Afrique nouvelle. Malgré lui, Ross devient aussi phraséologue. En vain recommande-t-il les Allemands - qui ont d'ailleurs leurs mérites - comme les vrais colonisateurs. Il néglige continuellement la troisième possibilité, la solution uniquement essentielle: la solution révolutionnaire. C'est à Bruxelles, au Congrès contre l'Oppression Coloniale, en Février 1927, que, au moins en principe, la juste réponse fut donnée: collaboration de tous les opprimés de la terre pour la libération universelle de soi-même. Malgré les qualités extraordinaires, le livre captivant de Ross a la tendance évidente de favoriser l'impérialisme européen, spécialement l'impérialisme allemand. Ni maintes paroles sympathiques ni plusieurs jugements purs ne peuvent cacher que Colin Ross joue sur le terrain politico-économique, dans des formes nouvelles, l'ancien rôle maudit du tentateur.

J.H. Bolt, Directeur der Pallas Athene School te Amersfoort, Nieuwe Wegen in Opvoeding en Onderwijs. Ploegsma, Zeist 1927.

La distance de l'Afrique à Amersfoort n'est plus aussi grande qu'autrefois et la question des races a plus de liens communs avec l'éducation nouvelle que l'on ne le croit ordinairement. Une même idée de libération de soi-meme, inspire tous les mouvements ayant une signification créatrice pour le futur des hommes C'est le mérite de Bolt de comprendre la tendance de l'enseignement nouveau dans ce sens et d'appliquer la conception montessorienne de ‘période d'adaptation (gevoelige periode)’ à l'histoire universelle. En effet, maints phénomènes indiquent que l'humanité traverse aujourd'hui une période de ‘mutation’ spirituelle: nous vivons les premières phases d'une Renaissance mondiale. Aussi Bolt reconnait-il que les pricipes éducatifs nouveaux ont des conséquences pour toute la société. Il est seulement dommage que dans son livre les conceptions révolutionnaires les plus conséquentes ne se fassent point suffisamment valoir. Rühle par exemple n'y est même pas mentionné. Malgré une certaine trame théosophique et quelque verbalisme religieux, ‘Nieuwe Wegen’ est recommandable comme introduction primaire à l'enseignement moderne. Une liste d'oeuvres pédagogiques fort intéressantes indique des chemins subséquents. Le livre est illustré par quelques jolies photographies prises à l'Ecole ‘Pallas Athène’ dirigée par l'auteur.