De meening van ‘de 8’ over de tentoonstelling
eindproject Hooger-Bouwkunst-Onderwijs (H.B.O.)
Een tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam (laatste helft Februari j.l.) van het eind-project onzer nagenoeg eenige architecten-opleiding in den lande! (H.B.O. docent architect Duiker). Hier toch zullen we moeten vinden de ‘fine fleur’ van de jongere architecten, een belofte voor de architectuur van morgen!
Maar....ziet hier eerstens een opgave, die niet gering was, n.l.: een hoofd-station met plein en aansluitende bebouwing in een wereldstad. Daarbij als opgave niet voldoende omlijnd, waar het Centraal-Station te Amsterdam als voorbeeld bleef dienen wat situatie en grootte betreft, maar de ontwerpers verder vrij bleven in de plein-bebouwing en stedebouw-kundige aansluiting met het bestaande stadsgedeelte.
Het streven van den waarachtig in dezen tijd levenden architect onderscheidt zich juist door het aanvaarden van de begrenzing, welke zijn opdracht hem stelt, om uit deze beperking de meest geëigende en typische vormgeving af te leiden. De gebondenheid is hem even onontbeerlijk als papier en potlood. Met de mechanisch-technische functies van zijn opdracht zal hij als organisator van het bedrijf tot een beeldende vorm moeten komen en zich als zoodanig onmisbaar maken bij het verwezenlijken van bouwplannen. Hiertoe moet dus de jonge architect worden voorbereid, wil hij aanstonds met recht zijn plaats in de samenleving kunnen opeischen.
Beschouwen we in dit licht het eindproject H.B.O. Groote teekeningen van oogenschijnlijk rationeele, rechtvlakkige gebouwen verbergen meerendeels plattegronden zonder voldoende verantwoording, maar meer bedoeld als vulling van een geheel willekeurige vormgeving. Men heeft als het ware de plannen gewrongen in een voorop gezetten al dan niet mooien, al dan niet te apprecieeren hoofdvorm.
Voorbeelden? Te over. Een vliegveld, waar geen vliegenier heelhuids kan stijgen noch dalen, (het ideale vliegveld is rond, omdat altijd tegen de wind moet worden neergekomen en opgestegen.) Torenhuizen zonder oriënteering op de zonnestand met woningen op ongunstige windrichting. Bureauxhuizen met ruimten van de meest willekeurige vormgeving om der wille van aesthetische uitbouwsels aan den buitenkant, waardoor de eenvoudigste controle en efficiente kantoor-organisatie onmogelijk wordt gemaakt, terwijl andere onvoldoende en slechtverlichte ruimten herbergen. De stedebouwkundige verdedigbaarheid van de plannen is mede zonder de zonnestand onverantwoord. Daarbij nog, bij enkele, de vrijwel overgenomen kappen van het Centraalstation van 1875 als stof en roetverzamelaars met onuitgewerkte kapconstructies.
Als gepleisterde graven zijn ons deze steden waarin een waarachtig leven onmogelijk is. Wij protesteeren, wij, ook jongeren, en waarschuwen met de meeste klem onze confrères tegen het voortschrijden op dezen weg, die terug voert naar de ‘belle façade’ en breken vol vertrouwen, zeker van de overwinning, een lans voor de rationeele architectuur.