Indische Letteren. Jaargang 23
(2008)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||
‘Laat mij voor één keer schaamteloos terugverlangen...’
| ||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||
ring aan Nederlands-Indië steeds genuanceerder raakt, heilige huisjes omver worden gehaald en stereotypen, ook door schrijvers zelf worden doorbroken, is de projectie van een paradijselijke Indische jeugd overeind gebleven. Wat betekent dit fenomeen? Was die jeugd in Indië werkelijk zo paradijselijk of doet zich hier een overgeleverde gemeenplaats, een verdichtsel voor? | ||||||||||||||||||||
Autobiografische conventiesIndië is verdwenen. Sinds 1945 (voor de Indonesiërs) of 1949 (voor de Nederlanders) is het overzeese rijksdeel weggevaagd van de wereldkaart. De kolonie mag dan verdwenen zijn, als herinnering lééft Indië als nooit tevoren. Een nog steeds aanwassende stroom Indische romans, films, fotografische documenten, kunstwerken en levensgeschiedenissen getuigt daarvan. Thans manifesteert het internet zich als het jongste herdenkingsmedium. Indische sites en portals vormen een krioelende pasar waar verhalen en beelden vanuit de hele wereld aangeboden worden. Via cyberspace vindt dag en nacht een levendige uitwisseling van Indische herinneringen plaats tussen mensen van diverse etnische herkomst en van verschillende generaties. Groepen mensen die zich verbonden voelen omdat zij herinneringen gemeen hebben, zogenaamde herinneringsgemeenschappen, gebruiken internet naast de traditionele media zoals literatuur, tv, radio en de krant. Die variatie aan media bieden verschillende herinneringsgemeenschappen de kans om eigen herinneringen aan Indië naar buiten te brengen en, en passant, ook hun (Indische) identiteit bij te slijpen. De verhalen en herinneringen die zo worden gecreëerd vormen wat ik wel noem een Indisch reisarchief, ofwel een bewegelijk geheel van duizenden verhaalfragmenten die elkaar beïnvloeden en aanvullen, maar even vaak tegenspreken.Ga naar eind5 In die woelige herinneringscultuur neemt de literatuur van oudsher een specifieke plek in. Destijds heeft Nederland Indië immers vooral via de bellettrie leren kennen en nog steeds heeft de literatuur vanwege haar publieke functie grote invloed op de beeldvorming rond Indië. Volgens Rob Nieuwenhuys is de Indische literatuur geboren uit de journalen en de brieven naar huis die Europeanen zijn begonnen te schrijven vanaf hun komst in de Archipel.Ga naar eind6 Het waren autobiografische teksten vol eigen belevenissen, gekenmerkt door een realistische verteltrant. Een spannend verteld verhaal, dat was belangrijk in Indië; wie met een ‘mooi verhaal’ voor de dag kwam hield daar soms een promotie aan over. Er werd meeslepend verteld, doorverteld, uitgewisseld en gekletst. Ook de | ||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||
roddel, het gekanker en de pocherij waren niet van de lucht.Ga naar eind7 De suggestie van ‘echt gebeurd’ is aan Indische literatuur blijven hangen en feit en fictie lopen voortdurend door elkaar heen. Het vaag gehouden onderscheid tussen werkelijkheid en verbeelding is juist een van de aantrekkelijke kanten van Indische verhalen. Menig Indisch auteur is daardoor ook verleid tot uitspraken over de ik-relatie in haar of zijn werk. Zo ging Beb Vuyk prat op de autobiografische inslag van haar werk: ‘Er is geen verhaal waarin ik niet voorkom, voor zover ik weet’.Ga naar eind8 F. Springer noemt zijn autobiografische geheugen ‘een soort goedaug waar een hoop rotzooi door elkaar ligt’ en oefende al vroeg zijn registratievermogen: ‘Ik heb altijd in mijn achterhoofd gehad: ik wil het onthouden, omdat ik misschien de behoefte krijg om daar later over te schrijven’.Ga naar eind9 Maria Dermoût zegt het verleden zo hevig te hebben doorleefd dat zij alleen maar over ‘die tijd, destijds, daarginds’ kon schrijven.Ga naar eind10 Ook Multatuli, Hella Haasse, H.J Friederici, Paula Gomes, A. Alberts, Helga Ruebsamen, E. Breton de Nijs en Aya Zikken richtten zich op het persoonlijke avontuur. Veel romans over Indië zijn volgens literatuurhistoricus Peter van Zonneveld ‘verkapte egodocumenten.’Ga naar eind11 Vanuit literatuurwetenschappelijk oogpunt zou het een vergissing zijn de ik-personages te vereenzelvigen met de auteurs. De neiging daartoe is groot, vooral omdat binnen deze ego-literatuur het thema van de Indische kindertijd zo prominent aanwezig is. In 1935 verscheen E. du Perrons Het land van herkomst, dat wel het prototype van de Indische jeugdherinnering genoemd kan worden. Du Perrons modernistische dubbelroman wordt beschouwd als literair hoogtepunt. Lang wist de kritiek echter geen raad met het Indische karakter van het boek. Kenners zijn het er nu wel over eens dat Du Perron Indische jeugd niet afgedaan kan worden als louter geografische aanduiding of thematiek. De Indische jeugdherinneringen zijn ingeweven in de genrevernieuwing waar het boek zo om geprezen wordt.Ga naar eind12 Du Perron kwam uit een, zoals Rob Nieuwenhuys het noemt, ‘typisch grand-seigneurale heerserscultuur’. Hij kende geen geldzorgen en de beschrijving van zijn jeugd zit vol romantisch-heroïsme. De dappere drie musketiers schijnen voor de jeugd in het Indië van toen een lichtend voorbeeld te zijn geweest.Ga naar eind13 Dat wil zeggen voor de jongetjes onder hen. ‘Branie,’ zo schetst Du Perron zijn zorgeloze jeugd. ‘Macho’ zouden wij nu zeggen. Hoe het ook zij, de roem van Du Perrons magnum opus heeft gezorgd voor een grote verspreiding van het motief ‘Indische jeugd’. Behalve een voorbeeldig model te zijn van de modernistische roman kan Het land van herkomst dus ook bogen op een voortrekkersrol in de constructie van de Indische jeugd. Zo is hij de voorloper van het meest populaire boek dat een Indische jeugd als thema voert: Oeroeg van Hella S. Haasse. | ||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||
Oeroeg verscheen in 1948 en is de eerste na-oorlogse herinnering aan een jeugd in Indië. Het was ook het eerste werk dat terugkeek op het afgesloten tijdperk van het nationale koloniale verleden. Oeroeg is een van de bekendste en meest geliefde boeken uit de moderne Nederlandse literatuur. Het boek handelt over de Indische jeugd van een Europese planterszoon. Vooral diens vriendschap met een Soendanese jongen, zoon van de mandoer wordt belicht. Met Haasses populaire debuut zijn ‘kinderen in een Indisch landschap’ de Nederlandse literatuur binnen komen wandelen. In ieder geval is de ‘jeugd in Indië’ sinds Oeroeg een blijvertje geworden in de Nederlandse literatuur, zelfs transgenerationeel. De tweede generatie die nooit in Indië was en op zoek ging naar haar identiteit, luistert naar de echo van het thema; de jeugdjaren blijken ook voor hen de inspiratiebron bij uitstek.Ga naar eind14 Oeroeg luidde ook de liefkozing van de ‘Indische jeugd’ in: het werd niet alleen een vertrouwd, maar ook een geïdealiseerd en geromantiseerd motief. Het thema voert lezers een exotisch tropisch landschap in waar vrijgevochten jongetjes zich vermaakten. Op straat, in het stille middaguur vochten en bekvechten branie kereltjes er op los: onder het ouderlijke oog uit sprongen zij in de kali en daagden elkaar uit met levensgevaarlijk spel. Het icoon van zo'n vermetele, vrijgevochten sinjo is de vermaarde Tjalie Robinson. Wij kennen Tjalie vooral als de chroniqueur van de oudere boeaja, de petjoh sprekende macho Indo-jager die excelleerde als motorrijder en vrouwenversierder.Ga naar eind15 Maar Tjalie schreef ook over de jongere boeaja's, die losjes gehuld in tjelana monjet de straten afschuimden: ‘dat schuimig bestaan was verrukkelijk... vliegerend, knikkerend, tollend, vechtend, gala-asinspelend, jagend met windbuks en katapult’ bepaalden de boeaja's het straatbeeld: ‘wie geen boeaja was bleef thuis, kreeg piano- en Franse les en was diep ellendig.’ In zijn memoires plaatst Tjalie de straatboefjes in de Indische grootstad. Er waren toen nog geen bioscopen, geen speeltuinen, geen zwembaden en geen sportvelden. Zijn anak Betawi snoepten onhygiënische straatlekkernijen, voetbalden blootsvoets tussen glasscherven en roestige blikjes. In de kampong, het geliefde speelterrein, werden vruchten gestolen, en ‘interessante dingen’ geleerd. Dagelijks gingen de krokodilletjes uit vechten, vaak ‘school tegen school’. Wie gehavend thuiskwam kreeg jodium op de wonden en ransel voor de kleerscheuren. De boeajas's waren kleine opscheppertjes die ongeëvenaard ‘taai, sterk, vlug en helder van geest’ waren.Ga naar eind16 Later in Holland inspireert dit zoete verleden Tjalie Robinson tot dichtregels: ‘Dili hier, didi daar, didi botak zonder haar. Andere tijden, andere zeden. Maar 't zoetst is toch 't verleden.’Ga naar eind17 | ||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||
Meisjesboeaja'sMaar ook onder de meisjes bevonden zich boeaja's. Zelf heeft Tjalie Robinson een aantal onvergetelijke meisjesboeaja's vereeuwigd. De bekendste is wel Tjoek, de ‘onvermoeide zwerver, een onbevreesde en kundige vechter, een roekeloze zwemmer.’Ga naar eind18 En dan Si Djos, het meisje dat de jongens achter zich liet en met ogen dicht zonder ooit mis te stappen over de lange dwarsliggers van de lange spoorweg rende, nee, over de afgrond vloog.Ga naar eind19 En laten we vooral niet de brutale snol Didi vergeten met haar wilde gedrag. Schaamteloos stort Didi de mannen in het verderf en het loopt dan ook slecht met haar af.Ga naar eind20 Vanuit genderopzicht figureren de meisjes die niet door mannelijke, maar door vrouwelijke auteurs zijn gecreëerd op een minstens even interessante wijze. Niettemin zijn de kleurrijke, intrigerende meisjes in het werk van Aya Zikken, Helga Ruebsamen, Paula Gomes, Loes Nobel, Margaretha Ferguson, Justine Swaving en Elvire Spier minder in de herinnering blijven hangen dan hun Indische broertjes. Misschien wel omdat het drieste jongensbestaan om straatslijperij draait, terwijl de meisjes meer in het huis en in de vermaarde Indische tuin bleven avonturieren. Nog pas gisteren van Maria Dermoût bijvoorbeeld, speelt zich af rond het huiselijke bestaan van het meisje Riek. Toch is gezapigheid het laatste wat je het werk kunt aanwrijven. Vanaf de allereerste zin baart de roman onrust. We worden een verre, vreemde plek ingevoerd die ons toch vertrouwd en veilig voorkomt: ‘Op Java, ergens op Midden-Java, tussen de bergen Lawoe en wilis in, maar dichter naar de kant van de Lawoe toe, lag diep in een ommuurde tuin onder donkere, groene bomen een huis.’Ga naar eind21 Het meisjesbestaan van Riek sleept alles mee wat doorgaans met Indische literatuur geassocieerd wordt. Hoge witte huizen, een paradijselijke jeugd in een overweldigende natuur, grote scharen bedienden, familiegeschiedenissen met al hun geheimen, de oude kindermeid Oerip die het kind ‘Hart van mij’ noemt.Ga naar eind22 Men moet binnendringen in de binnenkamers van de Indische literatuur om oog te krijgen voor de speciale betekenis van het Indische meisje. Voor jongetjes zowel als meisjes moet Indië een paradijs zijn geweest, een lustoord waar geen enkele andere jeugd aan kan tippen; we horen het nog steeds, in alle toonaarden. Ik kom terug op mijn vraag: wat steekt erachter die zoete Indische jeugd? Het is immers moeilijk te geloven dat elke jeugd in Indië een toppunt van zaligheid was. Het idee dat ouderliefde per definitie onbaatzuchtig is, of dat het gezin altijd veilig is voor kinderen is allang onderuit gehaald. Bovendien, het lijdt geen twijfel dat ook kinderen in het exotische Indië hebben geleden. Lees alleen al de verwijzingen in literaire overleveringen er op na: Haasse bijvoorbeeld schetste meteen al in Oeroeg | ||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||
de donkere zijden van een jeugd. De roman eindigt in mineur, het koloniale avontuur is fini, de ik-verteller wordt verdreven, zijn vriend is verdwenen en hij blijft zitten met de vraag of hij zijn geboortegrond ooit weer terug zal zien. Oeroeg schetst met andere woorden geen paradijs, maar verlies. De herinnering aan een Indische jeugd blijkt in dit oermodel allesbehalve vreugdevol. Ook in andere beschrijvingen is een paradijselijke atmosfeer vaak ver te zoeken. Paula Gomes' angst voor haar wrede vader en enge verschijningen is niet mis te verstaan: Het liefst wil ik de huizen vergeten waar we gewoond hebben en waar mijn broer werd geslagen. Waar ik altijd bang was. 's Nachts hoorde ik deurknoppen naar beneden drukken, maar gelukkig, de deuren gingen niet open, ze zaten op slot. Ik zag schaduwen die groter en groter werden, wanstaltig, gedrochten. Als ik naar een bepaalde hoek keek, zou daar een gedaante oplichten, erger dan een mòmòh.Ga naar eind23 En wie kent niet de eenzaamheid en in-treurige kostschoolbeleving van Rudi Kousbroek?Ga naar eind24 Lin Scholte reikt weer een ander voorbeeld aan. De schrijfster wordt weliswaar geroemd omdat zij aandacht opeiste voor de felle, vermetele anale kompenie, maar haar werk wrijft ons evengoed het harde leven van die soldatenkinderen onder de neus.Ga naar eind25 Hun vaders, de soldaten die laag in de hiërarchie van het KNIL geplaatst waren, hadden hun Indische en Indonesische gezinnen slechts een pover bestaan van armoede en veelal slaag te bieden. Ras en klasse bepaalden in Indië ontegenzeggelijk de kwaliteit van leven, maar is geenszins doorslaggevend. Wat immers te denken van de ouder-kind relatie in Maria Dermoûts Nog pas gisteren? In tegenstelling tot de anak kolong leeft het belanda meisje Riek in een mooi huis. Dermoût heeft echter niet veel woorden nodig om de afstand tot haar welgestelde ouders te kenschetsen: ‘Riek hield wel van hen, eigenlijk niet veel’.Ga naar eind26 Rieks mooie huis blijkt geen bescherming te bieden tegen de donkere kanten van het kinderbestaan, broeierige dreiging, dood en geweld: ‘Toch was het er, niet te noemen. Riek durfde er soms niet om te gaan slapen, en ook overdag in een stille kamer, of's middags in de verlaten tuin, begon haar hart te kloppen met korte harde slagen tot boven in haar veel te nauwe keel. Roos die vermoord was.’Ga naar eind27 Desondanks wordt Dermoûts novelle vaak aangeprezen als weemoedige idylle. De Indische literatuur zit vol ambivalente vertellingen die de paradijselijke voorstelling van een Indische jeugd ondermijnen. Als onderdeel van de beeldvorming over Indië verkrijgt de ‘Indische jeugd’ daardoor meer het karakter van wat men in de literatuur wel een topos noemt: een vaste gedachtenwending.Ga naar eind28 Niettemin blijft de hardnekkigheid van deze topos intrigerend. Heeft het wellicht meer te maken met | ||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||
de herinnering aan Indië dan met de werkelijkheid in Indië? Het raadsel der herinnering houdt psychologen allang bezig, en de laatste decennia geniet het verschijnsel ook de belangstelling van historici en literatuurwetenschappers. Zelfs zozeer dat de werking van het geheugen en herinneringsprocessen in het centrum zijn komen te staan van onderzoek naar hedendaagse culturele verschijnselen.Ga naar eind29 | ||||||||||||||||||||
Wat is een herinnering?Voor veel mensen gaan herinneringen terug op echt gebeurde gebeurtenissen. Volgens die denktrant zouden herinneringen altijd op waarheid berusten. Niets is minder waar. Volgens recente herinneringstheorieën bestaat er juist niets dat zo onbetrouwbaar en wisselvallig is dan de herinnering. Dat komt omdat ‘het verleden’ niet doodstil in ons geheugen ligt te wachten totdat het wordt opgehaald. Ons geheugen is, zoals de Italiaanse historicus Alessandro Portelli zegt, geen ‘passief depot van feiten’, maar het is een ‘actief proces’ dat nieuwe betekenissen creëert.Ga naar eind30 Wij kunnen het verleden alleen maar bereiken via een actief geheugen dat bovendien onontkoombaar geregisseerd wordt door emoties. Ieder van ons maakt een overstelpende hoeveelheid voorvallen mee. We zijn geneigd alleen die te onthouden welke voor ons emotionele waarde hebben. Al het andere verdwijnt en wordt vergeten.Ga naar eind31 Het zijn dus ongrijpbare emoties die dicteren welke gebeurtenissen worden vergeten en welke boven komen drijven. Tijdens dat herinneringsproces verandert ons verleden van kleur en vorm. Daar komt bij dat men wel terugkijkt, maar vertelt op een later tijdsmoment. Elke jeugdherinnering, met andere woorden, wordt altijd achteraf geboren. Daarom vertelt een herinnering meer over het vertelmoment dan over de gebeurtenissen zelf. Zij geeft ook geen uitsluitsel of iets werkelijk gebeurd is. Op grond van een herinnering kunnen we bijvoorbeeld niet vaststellen dat er in Indië bordjes bij Indische zwembaden stonden: ‘Verboden voor honden en inlanders’. Hebben die bordjes daar werkelijk gestaan? Aanhoudend speurwerk heeft, naar ik weet, nog nooit onomstotelijk bewezen dat die bordjes hebben bestaan.Ga naar eind32 Toch blijven mensen beweren ze gezien te hebben. We kunnen niet blindelings op hun geheugen vertrouwen. Wat die herinnering ons wel vertelt is hoe diep het raciale uitsluitingsbeleid ingreep op ieders identiteit. Het berokkende leed blijkt nog steeds op te spelen. Een ander bekend voorbeeld van zo'n ‘twijfelachtige’ herinnering is de put tijdens de Bersiap. Een ongelofelijk aantal mensen vertellen over hoe zij zelf gezien hebben dat anderen getjingtjangd zijn tijdens de Bersiap, en hoe in stukken gehakte lichamen | ||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||
in de put op hun erf zijn gegooid.Ga naar eind33 De herinneraars menen stellig dat zij het zelf hebben meegemaakt. Desondanks kunnen hun getuigenissen niet het bewijs vormen dat de gebeurtenissen in werkelijkheid zo zijn gebeurd. En toch bevatten deze steeds weerkerende verhalen een waarheid. In de verwoorde herinnering kan men namelijk de verschrikkingen tijdens de Bersiap beluisteren. Via de verhalen komt het verbijsterde onbegrip tot uiting van mensen die wreedheden hebben ondergaan of er getuige van waren en getraumatiseerd zijn geraakt. Dergelijke collectieve herinneringsprocessen zeggen allereerst iets over het falen van de taal. In onderzoek naar trauma is vaak aangetoond dat de woorden om gruwelen in uit te drukken niet bestaan. Getraumatiseerde mensen moeten daarom terugvallen op wel beschikbare woorden.Ga naar eind34 Zo lijkt ook het verhaal van de put een vaste zegswijze geworden om het onuitspreekbare in uit te drukken. Deze voorbeelden geven inzicht in de algemene werking van het geheugen. Juist omdat we gebonden zijn aan taal en woorden om onze ervaringen over te brengen, bestaan herinneringen voor een groot deel uit nabootsen en herverteller. Ons zogenaamde autobiografische geheugen, het geheugen dat persoonlijke herinneringen opslaat is niet zo uniek en persoonlijk als wel aangenomen wordt. Hoe vreemd ook: onze persoonlijke ervaringen en herinneringen zijn in hoge mate bepaald door wat anderen zich hebben herinnerd of juist zijn vergeten. Dat betekent ook dat een herinnerde jeugd ons niet veel leert over de werkelijkheid van toen. Jeugdherinneringen vertellen minder over het ‘kind dat wij waren’ dan over de volwassene die achterom kijkt naar het kind. | ||||||||||||||||||||
Nostalgie als herinneringsknoopEr bestaat veel verzet tegen het geijkte nostalgische beeld van Indië. In het algemeen wordt nostalgie beschouwd als inauthentiek, escapistisch of reactionair. Maar is verlangen naar een idyllisch oord en een onbekommerde tijd dan niet een onschuldig genoegen? De antropoloog Renato Rosaldo veroordeelt wat hij noemt ‘imperialistische nostalgie’. Imperialistische nostalgie doet zich alleen maar vóór, als onschuldig verlangen, zo meent hij. In feite wordt het brute geweld inherent aan kolonialisme weggemoffeld achter fraai-exotische en tot de verbeelding sprekende plaatjes.Ga naar eind35 De historica Frances Gouda zit op dezelfde lijn wanneer zij opmerkt dat de treurnis om de verloren kolonie de Europese hoofdrolspelers ex post facto kan zuiveren van blaam.Ga naar eind36 De erfenis aan idyllische, nostalgische beelden ontneemt ons dus | ||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||
vaak het zicht op de ongelijkheid in macht en status die de dagelijkse werkelijkheid uitmaakte van kinderen in de kolonie. Deze discrepantie maakt de kritiek op tempo doeloe-nostalgie in veel gevallen terecht. Populaire verhalen over avontuurlijke Europese mannen die onontgonnen gebieden ontsloten moet men wantrouwig bekijken. Evenzo is het verstandig te bedenken dat verhalen over het brengen van beschaving of het verheffen van de inheemse bevolking dikwijls dienen om de Nederlandse burger te herinneren aan het trotse bezit van overzeese gebieden. Dat soort nationalistische herinneringsbeelden komen van pas om een onverschrokken nationaal zelfbeeld op te houden. Maar voor de eerste generatie Indische migranten, die zich juist niet geaccepteerd heeft gevoeld als Nederlands burger, heeft nostalgie een andere betekenis. Zij verlangen terug naar een thuis dat niet langer bestaat. Zodoende zit in hun geval eerder verlies en ontheemding achter nostalgia dan een reactionaire houding.Ga naar eind37 Nogmaals, een herinnering is altijd verbonden aan emoties. Voor de eerste generatie Indische migranten geldt dat er geen dieper gevoelde emotie bestaat dan het verlies en afscheid van Indië. Zij hebben gezamenlijk een schokkende historische periode meegemaakt die hen maakt tot wat de historicus J.J.A. van Doorn een ‘lotsgemeenschap’ noemt.Ga naar eind38 Hoe groot de onderlinge verschillen ook zijn, zij delen herinneringen met een ‘sterk emotionele en symbolische lading’. Het ‘koloniale trauma’ heeft hen gevormd tot een Nederlandse herinneringsgemeenschap. Twee oorlogen maakten zij mee - de Japanse bezetting met de kampen, en de ontwrichtende onafhankelijkheidsoorlog. Voor degenen die hun jeugd in Indië meemaakten verging de wereld op een onverwachte en schokkende wijze: zij verloren hun geboortegrond, zijnsbepaling, cultuur, een klimaat, de geuren, kleuren, en geluiden van Indië. Ik wilde eigenlijk niet gaan is de titel van een boekje met herinneringen van repatrianten. Die titel geeft blijk van een typische Indo understatement.Ga naar eind39 Is het, gezien het trauma, de onbegrepen ‘zielsverwonding’ zo vreemd dat de herinnering aan de vooroorlogse Indische jeugd beter, mooier, gelukkiger werd naarmate de tijd voortschreed? Alles wat verwijst naar ‘vroeger’ lijkt samengebald in de bekende, gelukkige-jeugd-in-Indië herinneringen. Alles wat dat plaatje verstoort is langzamerhand weg gegumd, uitgevlakt en vergeten. Overgebleven is een harmonieus beeld van ‘het kind dat zij waren’. Kortom, de mythe van de paradijselijke Indische jeugd is niet te reduceren tot een simpele topos. De niet uit te bannen voorstelling wijst op een gecompliceerde, wat ik wil noemen herinneringsknoop die sporen herbergt van verschillende herinneringsvertogen. Nostalgie mag dan de uiterlijke vorm zijn, zij is wel de dekmantel voor emoties waar men niet snel mee voor de dag kan komen in de Nederlandse herin- | ||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||
neringscultuur van koloniale schuld en schaamte. In die knoop van herinneringen kan men verdriet om verlies en afscheid herkennen, en de machteloze woede om de loop van de geschiedenis terug traceren. Sporen van het onverwerkte verleden, de migratie, het onbegrip waarmee men geconfronteerd werd, de ‘nooit geheel’ geslaagde inpassing, maar ook, niet te vergeten, de successen van de inburgering zijn in de mythe van de Indische jeugd terug te lezen. De gecompliceerde herinneringsknoop van de paradijselijke Indische jeugd behelst zodoende verre van abjecte nostalgie. De hunkerende, ambivalente Rudy Kousbroek die zich vaak keert tegen nostalgische uitingen, geeft tegelijkertijd als geen ander uiting aan het bittere besef dat alles voorgoed voorbij is; het eigen verleden is een vreemd land geworden, een ‘kuil om snikkend in te vallen’.Ga naar eind40 | ||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||
Pamela Pattynama is Bijzonder hoogleraar Koloniale en Postkoloniale literatuur en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij doet onderzoek naar herinneringen aan Nederlands-Indië in levensverhalen, literatuur en films. Ook is zij geïnteresseerd in verhalen en voorstellingen van ‘rassenvermenging’. |
|