Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Gebouw Soerabajaasch Handelsblad (midden).
| |
[pagina 83]
| |
Piekerans van Knouff
| |
Mevrouw Führi-MieropEind 1948, na de dood van haar ouders, vertrok Lilly van Zele, die we later zouden gaan kennen onder haar pseudoniem Lilian Ducelle, van | |
[pagina 84]
| |
Batavia naar Soerabaja. Ze kwam in dienst bij de Nieuwe Courant, maar niet voor lang. Ook al bewonderde Lilian haar tante zeer, behalve een scherpe pen had mevrouw Führi-Mierop ook een scherpe tong. Toen zij verslaggeefster Lilian eens voor ‘unladylike’Ga naar eindnoot3 uitmaakte, vond Lilian het welletjes en vertrok naar De Vrije Pers.Ga naar eindnoot4 Behalve Lilian Ducelle, werkte ook haar toekomstige echtgenoot Jan Boon enige tijd voor de Nieuwe Courant, maar door politieke meningsverschillen tussen hem en mevrouw Führi-Mierop was het dienstverband geen lang leven beschoren. Het is hier misschien interessant om te vermelden dat Jan Boon en mevrouw Führi-Mierop elkaar in Nederland, bij Onze Brug, de voorloper van het tijdschrift Tong Tong, weer zouden treffen. En ook bij Onze Brug zou hun samenwerking van korte duur zijn. Zijn meningsverschillen over de formule van het tijdschrift, gecombineerd met de ervaringen uit de Nieuwe Courant-periode de oorzaak? Dit keer is het, zoals Nelien Drewes al signaleerde in haar doctoraalscriptie,Ga naar eindnoot5 echter mevrouw Führi-Mierop die uit de redactie stapt. In Onze Brug van juni 1957 kondigt ze haar vertrek aan. Het daaropvolgende nummer presenteert Tjalie zijn nieuwe formule onder het kopje ‘Weet je nog?’: P.S. Ik begin dit rubriekje eigenlijk alleen omdat ik hoop er gauw mee te kunnen uitscheiden. En wel, omdat ook anderen in de pen zullen klimmen om een herinnering te kunnen schrijven. Ernstig of humoristisch, doet er niet toe, als het maar interessant is. [...] En never mind the style! Ieder schrijft eerlijk zoals hij denkt of spreekt, zijn eigen stijl. Wie geen goed begin bedenken kan, begint maar aldus: Beste Tjalie! Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat... nou en daar gaat hij dan! De redactie stelt voor elk geplaatst verhaaltje een riks beschikbaar. Nou, en dat is toch een pracht van een start voor een vertellers-carriere? Indischgasten, snor eens in die oude doos!Ga naar eindnoot6 In plaats van de opbouw van Nieuw-Guinea, dat Nederland als laatste restant van Nederlands-Indië een prima onderkomen leek voor Indische Nederlanders, staan vanaf dat moment Indische mensen zelf en hun ervaringen en herinneringen centraal in het tijdschrift. Kort daarna, in februari 1958, ondergaat Onze Brug de naamsverandering in Tong Tong. | |
Messcherp opmerkingsvermogenDe laatste hoofdredacteur van het Nieuw Soerabajaasch Handelsblad, Nout Heil, schrijft in 1979 in Moesson het volgende over Jan Boons tijd bij de Nieuwe Courant: Een van de naoorlogse redacteuren bij de krant in Soerabaia was Jan Boon, toen al een vrije vogel, die er weinig voor voelde | |
[pagina 85]
| |
zich te schikken in het keurslijf van een verslaggever, die op vaste tijden zijn nieuws binnenbrengt. Zijn grote kracht lag in zijn fantasierijke verhalen - ik herinner me de naam Knouff voor die artikelen - die ondanks het messcherpe opmerkingsvermogen en de geestigheid van de schrijver door hun lengte soms niet in de krant konden worden opgenomen.Ga naar eindnoot7 De Nieuwe Courant telde in die tijd namelijk slechts vier pagina's. In eerste instantie was Jan Boon redacteur, maar na twee maanden beperkte hij zich tot zijn column Knouff, die hij schreef van april 1949 tot en met december 1949. Jan Boon werd hoofd Leger Voorlichtingdienst, belast met de pacificatie van de residentie Kediri voor het laatste half jaar van 1949.Ga naar eindnoot8 Zelfs in die tijd wisten niet veel mensen dat Jan Boon achter het pseudoniem Knouff zat. De Knouffs - via Lilian Ducelle bij Moesson terechtgekomen - waren ‘vergeeld en bijna vergaan in een vergeten plakboek’, zoals Lilian zelf schrijft.Ga naar eindnoot9 Het zijn er ruim dertig. Ze verschenen volgens het plakboek doorgaans elke vrijdag in de Nieuwe Courant. De Knouffs tellen per aflevering gemiddeld meer dan 1.500 woorden. | |
SpekkoekDe Knouffs zijn niet alleen geschreven, maar ook gesitueerd in de periode na de tweede politionele actie, in afwachting van de komende Indonesische onafhankelijkheid. Ze spelen zich - een enkele uitzondering daargelaten - af in Soerabaja. De belangrijkste personages zijn Knouff zelf, zijn vrouw Quiqui en zijn vriend Aramis. Knouff voert zich op als journalist en schrijver van zijn column in de Nieuwe Courant. Nergens staat expliciet dat hij Indisch is, maar hij is in Indië opgegroeid en zwierf tijdens zijn jeugd rond in Batavia. Hij noemt zichzelf Europeaan, maar, zo schrijft hij: ‘De Indo-Europeaan is ook Europeaan.’Ga naar eindnoot10 Laten we er dus van uit gaan dat Knouff een Indischman is, ook al is hij weinig avontuurlijk, op het lafhartige af. Dit in tegenstelling tot zijn strijdvaardige echtgenote Quiqui, een pittige tante, die zich vaak druk maakt over het grote en kleine onrecht dat ze dagelijks tegenkomt. Lilian Ducelle heeft model gestaan voor Quiqui. Aramis is Knouffs Dajakse vriend. Hij is klein van stuk en nationalist. En is gebaseerd op Tjalie's Indonesische vriend Ananda. Verder wordt er nog een aantal vrienden geïntroduceerd: Fons, Polly, Neeltje en Toontje. Centraal in de columns staan de dialogen over actuele problemen. De vragen, het commentaar en de verschillende meningen van Knouffs vrienden, staan voor de heersende meningen in de verschillende lagen van, zoals Knouff schrijft, ‘de spekkoek die samenleving heet’.Ga naar eindnoot11 | |
[pagina 86]
| |
VaderfiguurDe Knouffs zijn een product van de tijd waarin ze zijn geschreven. Het centrale thema is de wederopbouw van de Indische samenleving, waarvan alle betrokkenen weten dat die binnen enige maanden officieel in een Indonesische maatschappij zal veranderen. Wat zijn de gevolgen van de wisselende gezagsverhoudingen voor de gewone man: Hollander, Indo-Europeaan en Indonesiër? ‘Er wordt’, schrijft Knouff nu veel critischer over tal van zaken gedacht, die vroeger als vanzelfsprekend dogma over het leven heen hingen. Iedereen weet dat de soevereiniteit van de Federale Regering een feit wordt, dat nog maar een korte tijd van rijping nodig heeft. Alleen al te veel politiek geürm en geruzie vertroebelt de zaak nog. Het is merkwaardig hoeveel mensen in Indonesië nu opeens ‘aan politiek doen’! Maar hoe dan ook, deze soevereiniteit brengt straks een nieuwe maatschappelijke instelling met zich mee. Hoe staat de Indo Europeaan straks tegen de samenleving, waarvan hij een intensiever deel uitmaakt? Er wordt zo vaak met achterdocht en zelfs tegenzin aan gedacht en toch zal door de geleidelijke groei van dit alles straks ongemerkt een status gevonden zijn, waar we heel gewoon in leven en zeker aangenamer dan thans. Vaak zit je over deze zaken te theoretiseren en dan kan je alles zo sluitend of net zo scheef maken als je zelf wilt. Het beste is altijd je ogen open te houden en te kijken of je niet uit je directe ervaring iets kunt leren.Ga naar eindnoot12 Problemen binnen de het einde naderende Indische maatschappij - vooroordelen, nationalisme, gebrek aan dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen - worden, zoals eerder geschreven, meestal aangekaart in een gesprek tussen Knouff en zijn vrienden. Ik geef een voorbeeld: ‘After all ben ik in de eerste plaats nationalist’, zei Aramis trots, ‘en dat kan niemand mij aanrekenen als een slechte eigenschap.’ ‘En ik ben het ook’, zei Fons koppig, ‘en ook hiermee heb ik niets verkeerd voor. Maar waarom zitten we mekaar dan in de haren?’ | |
[pagina 87]
| |
In de rest van de column komt Knouff tot de conclusie dat nationalisme niets dan slechts heeft gebracht, namelijk onvermogen tot communiceren, en geweld. En dat men vooruit moet kijken en zich niet met vooroorlogse complexen moet bezighouden. Knouff spreekt zich uit tegen het verpolitieken van de maatschappij, het over en weer beschuldigen. Niet praten, maar samen de handen uit de mouwen steken! De oude verhoudingen voorbij! Knouff speelt eigenlijk een soort van vaderfiguur, die al die verschillende mensen tot elkaar wil brengen; hij doet dat af en toe wel met een knipoog. Als hij iets te belerend dreigt te worden, schrijft hij: ‘leraarde ik’, of ‘doceerde ik’. Knouff, kun je zeggen, is de leraar van het nieuwe Indonesië, met Hollandse, Indische en Indonesische kinderen in de klas. Zeker is er een boodschap in zijn column; het zijn beschouwende stukken. Er is bovendien veel aandacht voor de nieuwe positie van de Indonesiër, Knouff roept op om hen toch vooral als volwaardig te behandelen. | |
‘Practische levensles’Waar kunnen we de Knouffs het beste mee vergelijken? De Knouffs lijken meer op Tjalie's artikelen in Tong Tong, dan op zijn Piekerans van een straatslijper die hij niet lang na de Knouffs publiceerde. De overeenkomst tussen de Knouffs en de Tjalie uit Tong Tong is dat de stukken beschouwend van aard zijn. Zowel Knouff als Tjalie Robinson proberen hun lezers een hart onder de riem te steken en een soort van leidraad te geven in het leven.
Een aantal Knouffs is wel net zo beeldend geschreven als een Piekeran, bijvoorbeeld ‘Practische levensles’, waarin Knouffs eerste autorijles wordt behandeld. We haken in op het moment dat Knouff na veel vijven en zessen de auto aan de praat heeft gekregen: ‘Het gaat prachtig’, zei de instructeur, en ik wist werkelijk niet of hij het sarcastisch bedoelde. Want af en toe kraakte en gierde het binnen het karkas van de pick-up dat ik er ziek van werd. | |
[pagina 88]
| |
En toch reden we. Onderweg zag ik mevrouw van Kooten op de fiets aankomen. Ik ging met m'n elleboog buiten boord zitten en trok een gezicht alsof ik Malcolm Campbell was. Maar mevrouw van Kooten zei alleen maar: ‘Dag!’ en keek helemaal niet met bewondering naar me. | |
[pagina 89]
| |
| |
Een beproefd receptUit de Knouffs blijkt dat Tjalie in die tijd al met ideeën rondliep over een Indisch tijdschrift; met ideeën over de formule die vandaag de dag nog steeds bestaat, namelijk dat lezers zelf hun verhaal vertellen. Knouff roept zijn lezers in zijn column al op om te vertellen over hun eigen ervaringen, bijvoorbeeld over hun nieuwe leven in Nieuw-Guinea.Ga naar eindnoot15 Daarnaast spreekt hij zijn bewondering uit over het, volgens hem, enige echt Indische tijdschrift over Indië: De Indische Jager. Een blad als De Indische Jager is onbestaanbaar waar elders ook ter wereld. Belangstelling, onderwerpen, stijl en woordkeus zijn alle lijnrecht gericht op dit land. Wie tien tijdschriften D.I.J. leest is een brok levende en blijvende kennis van dit land rijker geworden. Dat levert 'm verder geen enkel ander blad.Ga naar eindnoot16 Over de positie van de Indo-Europeaan schrijft hij het volgende: Ik denk dat de Indo Europeaan er het slechtst aan toe is. Want hij krijgt geen Holland om op terug te vallen, terwijl de status van Nieuw-Guinea volkomen in de lucht hangt. Terwijl toch ook elke redelijke Indonesiër zal moeten erkennen dat ieder mens, die zijn nationaliteit cadeau geeft voor een betere boterham - zonder enige strijd - een slecht burger is. Ook de Indonesiër heeft dat niet willen doen. Hij zal het dus van de Indo niet mogen eisen. Ik weet niet wat Holland open en eerlijk van de Indo eist. Dit pijnlijke probleem omzeilt hij liefst zoveel mogelijk. Als er dus tenslotte één bevolkingsgroep overblijft, die alle medeleven en hulp waard is, is het de Indo-groep die geen Den Bosch heeft om op terug te vallen [...] en geen Soerabaja om er te blijven.Ga naar eindnoot17 Als je deze ingrediënten bij elkaar brengt - het eigen verhaal van de lezers, een echt Indisch tijdschrift en hulp aan de Indo's - vormen ze samen het recept van Tong Tong, het blad dat nu alweer bijna 25 jaar Moesson heet.
En om Tjalie Robinson en Knouff ten slotte nog dichter bij elkaar te brengen, eindig ik met het volgende citaat van Knouff: Tegenover Pasar Toendjoengan liep ik mijn vriend Tjalie tegen het lijf. Die had een brede lach in z'n bruine gezicht. ‘Adoeh, die Knouff!’, riep hij, ‘altijd piekeren, altijd piekeren! Waarvoor! De wereld is goed; de wereld is groot. Ik heb het druk.’ | |
[pagina 90]
| |
N.B. Vier Knouffs werden gepubliceerd in Moesson: ‘Over naaktlopen en heropbouw’ in Moesson jaargang 45, juli 2000, p. 14; ‘Vrouwen over vrouwen; en Quiqui over Knouff’ in Moesson jaargang 45, augustus 2000, p. 14; ‘Over samen ruzie, samen plezier en samen boosheid’ in Moesson jaargang 45, september 2000, p. 24; ‘Binnenhuisarchitectuur’ in Moesson jaargang 45, november 2000, p. 8. Marjolein van Asdonck (1972) studeerde Indonesiëkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden en is hoofdredacteur van het Indische tijdschrift Moesson. Zij is bezig met haar promotieonderzoek over vijftig jaar Tong Tong/Moesson. |
|