Indische Letteren. Jaargang 6
(1991)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 3]
De neef van Busken Huet:
| |
[pagina 98]
| |
J. l'Ange Huet (1840-1924) (uit: Schrijversprentenboek nr. 25).
| |
[pagina 99]
| |
Joost werd geboren in Haarlem, waar zijn vader zijdefabrikant was. De naam l'Ange dankt hij aan zijn grootmoeder, als enige van het gezin kreeg hij die naam aan zijn achternaam toegevoegd. Hij was een volle neef van Conrad Busken Huet, en beide neven hebben elkaar goed gekend. Toen Joost tien jaar was, werd Busken Huet bevestigd als predikant van de Waalse gemeente te Haarlem. Vanaf die tijd zag Joost zijn oudere neef geregeld: 's zondags als hij preekte van de kansel, door de week op catechisatie en dikwijls ook buiten functie, bij hem thuis, als Busken Huet een bezoek bracht aan zijn ouders. Misschien was het wel uit bewondering voor zijn neef, dat l'Ange Huet besloot ook theologie te gaan studeren; al had hij voor die keuze dit voorbeeld niet nodig, want, schreef Busken Huet later, men struikelde in de familie Huet over de predikanten.Ga naar eind2 Op 28 juni 1859 schreef l'Ange Huet zich in als student aan de universiteit van Leiden. Zeven jaar later voltooide hij zijn studie met een proefschrift over De methode der positieve philosophie volgens Aug. Comte (Leiden 1866). Het is eerder een filosofisch dan een theologisch proefschrift, dat tegelijkertijd duidelijk maakt dat l'Ange Huet een aanhanger was van de moderne theologie, een godsdienstige stroming in Nederland die zich kritisch opstelde ten aanzien van de bijbel, de kerk en de kerkelijke dogma's. Door zich bij die richting aan te sluiten maakte l'Ange Huet het er zich niet gemakkelijker op om ergens een plaats te krijgen als predikant.Ga naar eind3 Bovendien had hij zijn naam niet mee. Door toedoen van zijn neef was de naam Huet berucht in kerkelijke kringen in Nederland. In 1862 had de laatste min of meer gedwongen ontslag genomen als predikant en was vervolgens aan een niet minder geruchtmakende carrière begonnen als journalist bij de Opregte Haarlemsche Courant en literair criticus van De Gids. L'Ange Huet heeft nog wel geprobeerd, nog vóór hij zijn proefschrift geschreven had, om een gemeente te vinden, maar echt van harte ging het niet. ‘Mama’, schrijft hij aan W.C.H. Staring, ‘heeft mij verteld, dat U in Barchem nogal relaties had’, en nu daar een plaats lijkt vrij te komen, vraagt hij Staring of die hem wil helpen bij een mogelijk beroep naar die gemeente. Zo'n kans kon hij niet laten lopen.Ga naar eind4 Overtuigend klinkt het niet, en is het ook niet. L'Ange Huet is nooit predikant geworden, maar heeft - misschien wel weer naar het voorbeeld van zijn neef - zijn heil gezocht in de journalistiek. Vanaf het begin heeft Busken Huet zijn best gedaan om l'Ange Huet als journalist aan werk te helpen. Als hijzelf in 1865 gevraagd wordt om redacteur van het literaire tijdschrift Nederland te worden, maar dat blad voor zichzelf te min vindt - ‘dat prul der prullen’, zoals hij aan E.J. Potgieter schrijft -, beveelt hij l'Ange Huet aan, voor wie dit tijdschrift een goede leerschool zou zijn.Ga naar eind5 Hij is, schrijft Busken Huet aan de uitgever, ‘nog jong en ongeoefend’, maar ‘iemand van grondige studie en van een uitmuntend karakter’ die zich graag ‘met hart en ziel | |
[pagina 100]
| |
aan Nederland’ zou wijden.Ga naar eind6 Maar de uitgever voelt er niets voor om deze tweede keus Huet in dienst te nemen. Twee jaar later heeft Busken Huet meer succes. Zelf is hij dan redacteur van de Java-Bode geworden, terwijl l'Ange Huet zich intussen als medewerker aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant geoefend heeft in de journalistiek. Enthousiast over hem is Busken Huet niet. ‘Zijn werk is goed en degelijk’, schrijft hij aan Potgieter, ‘maar de vorm laat te wenschen over.’Ga naar eind7 Maar al is Huet niet onder de indruk van de kwaliteit van zijn werk, toch wil hij hem graag verder helpen, en hij slaagt erin hem als medewerker aan de Java-Bode te verbinden. Na een half jaar lang vanuit Rotterdam op proef overzichten van het Nederlandse nieuws te hebben gestuurd, wordt l'Ange Huet op aandringen van zijn neef met ingang van 1 januari 1869 de nieuwe ‘Haagsche korrespondent’. De oude ‘korrespondent’, Gerard Keller, die op dat moment al vijftien jaar lang het Haagse nieuws voor de Java-Bode heeft verzorgd, wordt zonder omhaal ontslagen: voor hem is er geen plaats meer. Het duurde even voordat men er in Nederland achter kwam, dat Busken Huet een bekend en gewaardeerd journalist als Gerard KellerGa naar eind8 ontslagen had om zijn neef in diens plaats te benoemen - naar gebruik van die tijd werden stukken in de krant in de regel niet ondertekend -, maar zodra het nieuws naar buiten kwam, werd er in de pers gesuggereerd dat hier sprake was van vriendjespolitiek. Dat is ook zo. Maar Busken Huet ontkent het. Hij geeft twee redenen voor Kellers ontslag: in de eerste plaats woonde Keller niet in Den Haag, maar in Arnhem - en dat kon niet voor een goede Haagse correspondent; in de tweede plaats was Keller liberaal, terwijl Busken Huet de Java-Bode juist in conservatieve richting dirigeerde.Ga naar eind9 Voor beide argumenten valt wel wat te zeggen, alleen klinken ze in dit geval weinig overtuigend, omdat l'Ange Huet evenmin als Keller in Den Haag woonde en evenals zijn voorganger in politiek opzicht liberaal was. Het eerste bezwaar verviel, toen l'Ange Huet in april in 1869 naar Den Haag verhuisde, waar hij redacteur buitenland werd van het nieuwe dagblad Het Vaderland.Ga naar eind10 Daardoor evenwel werd het verschil in politiek tussen beide neven des te opvallender. Het Vaderland was uitgesproken liberaal en het viel moeilijk om als redacteur van die krant mee te werken aan de conservatieve Java-Bode. In september dat jaar gingen er al geruchten dat l'Ange Huet zijn medewerking aan de Java-Bode zou opzeggen.Ga naar eind11 L'Ange Huet evenwel voelde daar niets voor. Pas toen zijn positie in het openbaar ter discussie werd gesteld en men hem verweet zijn politieke overtuiging voor een paar honderd gulden per jaar - zo'n correspondentschap bracht ongeveer f 500, - per jaar opGa naar eind12 - te verloochenen, besloot hij zijn medewerking te beëindigen. Op 1 augustus 1870 liet hij door middel van een ingezonden brief in de Nieuwe Rotterdamsche Courant weten, dat hij zijn correspondentschap aan de Java-Bode had opgezegd. Als reden gaf hij op, dat Busken Huet te veel in zijn stukken | |
[pagina 101]
| |
veranderde.Ga naar eind13 De werkelijke reden echter was, zo blijkt uit de correspondentie tussen hen beiden, dat l'Ange Huet het buitengewoon vervelend vond om zo te kijk te staan.Ga naar eind14 Overigens had l'Ange Huet wel gelijk, toen hij schreef dat Busken Huet in zijn stukken schrapte en wijzigde. Alleen ging het hier in hoofdzaak om stilistische verbeteringen, waartegen hij zich tot dan toe nooit had verzet.Ga naar eind15 In de ogen van Busken Huet bleef l'Ange Huet een matig journalist. Hij verwachtte ook niet, schreef hij aan Potgieter, die er net zo over dacht, dat Het Vaderland het ver zou brengen, zolang het een beroep moest doen op krachten als die van zijn neef.Ga naar eind16 Toch heeft l'Ange Huet het nog tot 1873 bij Het Vaderland volgehouden. Dat jaar verliet hij, gedwongen of vrijwillig, de redactie en begon aan een nieuwe carrière in de handel. Ditmaal was het een andere neef. Theodore Huet (1834-1882), werkzaam in de kledingindustrie in Manchester, die hem aan werk hielp. Twee jaar lang is l'Ange Huet in die branche werkzaam geweest. Totdat in juni 1875, tijdens de grote Manchester crash, het bedrijf van zijn neef failliet ging en hij weer op straat stond.Ga naar eind17 Juist op dat moment zat Busken Huet in Batavia verlegen om een nieuwe redacteur voor zijn Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie. Na viereneenhalf jaar met toenemend succes bij de Java-Bode te hebben gewerkt, had Huet in 1873 een eigen dagblad gesticht. Nu, twee jaar later, wilde hij graag repatriëren, maar omdat hij niemand kon vinden die de krant voor een redelijke prijs van hem wilde overnemen, zocht hij een redacteur die hem kon vervangen.Ga naar eind18 Die vond hij in zijn neef. Niet omdat hij nu opeens van mening was, dat l'Ange Huet wel een bekwaam journalist was, maar omdat hij geen geschikter iemand kon vinden,Ga naar eind19 en zeker geen ervaren journalist die goedkoper was. Zelf was Busken Huet indertijd bij de Java-Bode begonnen op een salaris van f 1000, - per maand, een inkomen dat later was gestegen tot ongeveer f 2000, - per maand;Ga naar eind20 l'Ange Huet moest het doen met f 600, - per maand.Ga naar eind21 Op 8 januari 1876 kwam l'Ange Huet in Batavia aan. Tijd om te acclimatiseren kreeg hij nauwelijks; op 12 januari verscheen zijn eerste artikel. Vanaf dat moment nam hij de leiding van Busken Huet over. Nog twee maanden hield de laatste toezicht; daarna liet hij hem achter als hoofd van de firma en redacteur van de krant. Op 10 maart verliet Busken Huet met zijn gezin Batavia en vestigde zich een paar maanden later in Parijs.Ga naar eind22 L'Ange Huet heeft hard moeten werken voor zijn f 600, - per maand. Hij was procuratiehouder van de firma, wat betekende dat hij in Indië verantwoordelijk was voor de financiële administratie, en als redacteur van de krant moest hij ervoor zorgen dat die op tijd verscheen en dat er ook wat in stond. Vanaf 1 maart 1877 kwam daar nog bij het schrijven van de ‘Europesche Kroniek’, een Zaterdagse rubriek met cultureel | |
[pagina 102]
| |
De voorpagina van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch-Indie van 22 september 1886 met het verslag van l'Ange Huet over het leven in de gevangenis.
| |
[pagina 103]
| |
nieuws uit Europa. Uit de laatste met de mail aangekomen Nederlandse en buitenlandse kranten en tijdschriften werd het belangrijkste nieuws op dit gebied verzameld. Tot 1 maart had G.A.L. Tröger onder het pseudoniem Rombertus Lynslager die rubriek verzorgd; op verzoek van Busken Huet werd l'Ange Huet, onder het pseudoniem Erasmus, de nieuwe chroniqueur. Hij kreeg er f 100, - per maand extra voor.Ga naar eind23 Ideaal waren de omstandigheden voor l'Ange Huet niet. Hij stond te boek als enig redacteur van het blad en was, zoals hij nog zou merken, in die functie ook wettelijk aansprakelijk voor wat er in de krant verscheen. Maar vanuit Parijs hield Busken Huet zo'n sterke greep op het blad en publiceerde hij zoveel bijdragen - hoofdartikelen, ‘Europesche Brieven’, ‘Parijsche Brieven’ en een enorme reeks literaire kritieken en essays -, dat het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie altijd zijn krant is gebleven. In een advertentie in de krant van 30 november 1882 wordt Busken Huet genoemd als redacteur te Parijs en l'Ange Huet als redacteur te Batavia. Het is een soort van gedeeld hoofdredacteurschap, waarmee l'Ange Huet had ingestemd,Ga naar eind24 maar dat hem weinig vrijheid liet. Wel mocht hij in zijn eigen artikelen gematigd liberale ideeën verkondigen, maar hij was verplicht om alles wat zijn Parijse mederedacteur schreef ongewijzigd te plaatsen.Ga naar eind25 Die verplichting is hem lelijk opgebroken. In het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 27 november 1885 publiceerde Busken Huet een ‘Europesche Brief’, waarin hij zich in zulke denigrerende woorden over het koningshuis uitliet, dat l'Ange Huet voor de rechter moest verschijnen. En hoewel tijdens de rechtszitting overtuigend werd aangetoond, dat niet de Bataviase redacteur, maar zijn Parijse neef de schrijver was van de brief, werd de eerste niettemin als verantwoordelijk redacteur tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld; een straf die in hoger beroep werd teruggebracht tot één maand.Ga naar eind26 Van 19 augustus tot 19 september 1886 heeft l'Ange Huet die straf uitgezeten in 's Lands gevangenis te Weltevreden; dezelfde gevangenis waar een paar maanden later, van 10 januari tot 10 februari 1887, P.A. Daum, eveneens wegens een drukpersdelict, een maand zou doorbrengen.Ga naar eind27 Daum heeft over zijn verblijf in de gevangenis nooit iets willen loslaten, maar l'Ange Huet heeft onmiddellijk na zijn vrijlating in de krant een verslag gepubliceerd over het dagelijks leven in deze gevangenis. Nu had l'Ange Huet ook wel meer reden dan Daum om zo'n artikel te schrijven. Daum immers kon in de gevangenis zijn werk als redacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad vrijwel ongestoord voortzetten. De straf van l'Ange Huet was heel wat zwaarder. Het was hem uitdrukkelijk verboden om gedurende deze maand ook maar iets voor de krant te schrijven. Hij mocht geen enkel bericht versturen, dat voor een dagblad bestemd kon zijn. Bovendien was hij verplicht om acht uur per dag met de andere gevangenen gedwongen arbeid te verrichten.Ga naar eind28 Achteraf vonden de autoriteiten dat de straf voor l'Ange Huet wel | |
[pagina 104]
| |
wat te zwaar was geweest. Het is de reden dat die van Daum zoveel lichter uitviel.Ga naar eind29 L'Ange Huet heeft dus, zoals zo vaak in zijn leven, gewoon pech gehad. Toch lijkt hij er niet door aangeslagen. Zijn verslag over het leven in de gevangenis is mild en laconiek van toon. De enige echte klacht die hij heeft, is dat de acht uur gedwongen arbeid vaak zo nutteloos is. 's Morgens van zeven tot twaalf en 's middags van twee tot vijf uur zaten de gevangenen in een werrkplaats boeken in te naaien. Maar bij gebrek aan voldoende nieuw drukwerk liet men ze ook oude regeringsreglementen innaaien, die eigenlijk bestemd waren voor het oud papier. Voor 't overige lijkt l'Ange Huet verrast door het comfort dat de gevangenis in Indië biedt. In dat opzicht lijkt zijn rapportage sterk op die van een andere Indische journalist, Willem Walraven, die ruim vijftig jaar later zijn ervaringen heeft opgetekend onder de titel Een maand in het boevenpak.Ga naar eind30 Beiden zijn vol lof voor het Indische klimaat, waardoor een groot gedeelte van de straf buiten de cel kon worden doorgebracht. Beiden zijn ook tevreden over de kwaliteit van het eten, prijzen de hygiëne en het onderhoud aan de gebouwen in de gevangenis. Wat het verslag van l'Ange Huet bovendien aantoont, is dat Busken Huet indertijd niet voor niets in de stukken van zijn neef schrapte en verbeterde, en ook dat l'Ange Huet daar niet veel van heeft opgestoken: hij schrijft slordig en weinig geïnspireerd. Toch keert hij na zijn straf te hebben uitgezeten terug als redacteur van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie. Maar niet voor lang. Op 1 mei 1886 was Busken Huet in Parijs overleden en daarmee was de drijvende kracht achter het dagblad weggevallen. Het was uitgesloten dat l'Ange Huet de krant alleen zou kunnen voortzetten. Het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie is nooit een succes geweest, maar onder zijn leiding was het blad steeds verder achteruitgegaan.Ga naar eind31 L'Ange Huet was, schreef zijn jongere neef, ‘een best man, een eerlijk en bekwaam man [...], doch geen journalist, gelijk hij zelf erkent’.Ga naar eind32 Volgens Van Deventer was het een grote fout geweest, dat Busken Huet zich indertijd met hem had geassocieerd. Zelf zal Busken Huet dat ook wel hebben ingezien en hij heeft ooit eens een halve poging gedaan om l'Ange Huet als redacteur door een ander te vervangen, maar hij deinsde ervoor terug om zijn neef te ontslaan.Ga naar eind33 Zo is l'Ange Huet tot het bittere einde redacteur van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie gebleven. Op 31 december 1886 nam hij afscheid van zijn lezers. Duidelijk blijkt uit dit laatste artikel, dat hij schoon genoeg had van het beroep van journalist, een werkkring die hem meer ellende dan voorspoed had gebracht. Nu de krant ophoudt te bestaan keert l'Ange Huet de journalistiek de rug toe.Ga naar eind34 Dat stelt hem wel weer voor het probleem, dat hij op zijn zesenveertigste voor de zoveelste keer in zijn leven aan iets nieuws moet beginnen. Het stemt hem somber. Elf jaar geleden was hij in Nederlands-Indië aangekomen, en nu is hij, schrijft hij mis- | |
[pagina 105]
| |
troostig aan George Birnie, ‘wie so weit wie zuvor, maar helaas elf jaar ouder; naar ik hoop, nog niet te oud, om ergens 't zij bij koffie, of bij tabak, op Java of op Deli, dat zal de tijd nog leeren, een opzienersbaantje te krijgen, om eene cultuur te leeren en dan na een paar jaar, geld bijeen te krijgen bij familie en kennissen tot het beginnen van een kleine onderneming, waar ter wereld dit maar met de minste kosten en goede vooruitzigten kan gebeuren.’Ga naar eind35 Die wens ging in vervulling. Enkele jaren later is l'Ange Huet planter in de residentie Bantam, in het regentschap Lebak, waar hij een kleine koffieplantage in erfpacht heeft, het landgoed Tjempaka, vlak bij Rangkas Bitoeng. Naar de journalistiek wil hij nooit meer terug, ook niet als het hem door oude kennissen als D.A. Hooyer, eigenaar van het Bataviaasch Nieuwsblad, en P. Brooshooft, redacteur van De Locomotief, wordt gevraagd. Wel was hij te vinden voor incidentele, literaire arbeid; zo heeft hij begin jaren negentig voor het Bataviaasch Nieuwsblad werk van Rudyard Kipling vertaald.Ga naar eind36 Maar in de loop der tijd trok hij zich steeds meer uit de Europese samenleving terug. Even nog kwam hij in het nieuws toen in 1903 Brooshooft tijdens een rondreis in het Bantamse zijn oude collega een bezoek bracht en daarover een lang stuk in de krant schreef. Brooshooft: Rankas-Bitoeng is reeds niet vroolijk in de kotta zelf, maar stel u voor op 6 à 7 paal van daar, geheel verlaten te midden van koffietuinen en eenige armoedige kamponghuisjes, slechts bereikbaar langs een bosch slingerenden half onderhouden bergweg, een pondok van hout en kèpang met een brok morsige, aan de voeten klevende klei tot voorerf, tegen diefstal beschermd door een bamboe-pagger, zonder eenige meubelweelde dan de noodige stoelen, tafels, rust- en bergplaatsen - en dit van de menschen verlaten oord in kalmen zielevrede bewoond door een volbloed totok, uit een geslacht van europesche intellectuels, die met de wereld heeft afgerekend, zijn koffie-aanplantje beheert met zoo weinig omslag als mogelijk is om zijne tot een minimum herleide behoeften te vervullen en, niettegenstaande deze eigene ontberingen, uit aangeboren billijkheid de opgezetenen van zijn erfpachts-perceeltje voor hun toegeeflijk gecontroleerden arbeid niet met een hongerloon afscheept, den gebrekkigen of buiten hun schuld achterlijken uit de typische dubbeltjesdoos een ketipje meer toeschuift dan hun wellicht toekomt, gehurkt voor zijn toegangs-trap de luidjes, mannen, vrouwen, kinderen, op houten mandoers-bonnetjes, babbelend, lachend, kwinkslagen wisselend, hun meer of minder eerlijk verdiend loon uitbetaalt, hen zelf daarbij naar hartelust laat kakelen, lachen, elkaâr toegillen, de kinderen met zich neemt op zijn tournées in de tuinen, met hen babbelt of lachend | |
[pagina 106]
| |
schuld bekent als ze hem verwijten dat toewan ditmaal zoo stil is, de huisjes der menschen behoorlijk onderhoudt, hen bijna nooit op taak maar op dagloon laat werken, bewerende dat de doorsnêe-inlander een fatsoenlijk man is die fatsoenlijk moet worden behandeld ... stel u dit alles voor, en gij hebt den planter-wijsgeer-kluizenaar-armenvriend, dien ik 23 Januari 1903 bezocht op zijn erfpachtsperceel Tjempaka. | |
[pagina 107]
| |
slechts vijf waard was, [...] maar iets wat nooit iemand van me zag, iets van gevoels-diepte sluimert in mij, en met dien kleinen voelhoorn trek ik tot mijn begrip uwen strijd, uwe onvoldaanheid met den toch zoo degelijken vroegeren letterarbeid, uw walgen van het nieuws verzamelen voor gulzige menschen, uw weggaan naar Bantam's vergetelheid, uwe ook dáár nog gekoesterde illusies, hun schimmig vervloeien de een na de ander, en thans uwe gelatenheid, uw inzien van het nuttelooze der levensreis, uw berustend afwachten van het einde.Ga naar eind37 Dat einde liet nog lang op zich wachten. Ruim twintig jaar later verscheen in de Java-Bode het bericht dat l'Ange Huet op 14 april 1925 was overleden.Ga naar eind38 Het is tekenend voor de bijna volkomen afzondering waarin hij leefde, dat de volgende dag het Bataviaasch Nieuwsblad zich genoodzaakt voelde dit bericht tegen te spreken. L'Ange Huet was reeds ettelijke maanden eerder gestorven. Eind 1924 al had het Bataviaasch Nieuwsblad van de regent van Serang vernomen, dat hij sedert een paar maanden in zijn graf rustte. Zo onopgemerkt was hij heengegaan, dat zelfs de regent die hem goed gekend had, pas later van zijn dood had gehoord.Ga naar eind39 Ergens in het midden van 1924 is deze jongste tak van de familie Huet nagenoeg spoorloos van de aardbodem verdwenen. |
|