Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen
(1967)–Anoniem Hymni, ofte Loff-sangen op de Christelijcke feest-dagen– Auteursrechtelijk beschermd
Den vj. Loff-sangh,
| |
[Folio 5v]
| |
Den tijdt vervuldt wierdt om te baren.
Haar Eerst-geboren baarde zy,
En leyd' hem, in een Cribbe, bly:
In Doecken zy dat Kindgen wondt,
Want zy geen plaats in-d'Herbergh vondt.
4 O GODT geeft doch soo langh wy leven,
Dat wy dien Prins Herberge geven,
Maackt desen Coningh in ons hert
Vol-comentlijck geboren werdt:
Dat CHRISTVS in ons meer en meer
Magh wonen als den rechten HEER.
| |
Pavse.5 De Harders hare Nacht-waack hielen
Niet verr' van daar, op dat niet vielen
Die Wolven op haar Schaapgens tam.
En, siet, des HEEREN ENGEL quam:
Des HEEREN claarheyd haar om-scheen,
Soo dat haar cracht door vrees verdween,
6 GODS ENGEL sprak: Wilt vrees wegh werpen,
Want, siet, ick com' u in te scherpen
Een Blijschap, een seer groote vrueghdt,
Daar door al 'tVolck sal sijn verhueghdt,
Hoe CHRISTVS uwen HEER gewis
Te BETHLEHEM geboren is,
7 Het welck om sekerlijck te weten,
Dit Teycken niet en dient vergeten,
'Tgen' ick u seggen wil van't Kindt,
In Stal men het verschoven vindt,
In Doeckskens, in een Cribbe slecht,
Vindt ghy het Kindt: verstaat my recht.
8 O CHRISTE wilt ons sonder beyden
In't rechte Bethlehem geleyden,
En spijst ons met u Hemelsch Broodt,
Dat wy ont-gaan de tweede Doodt;
Hen die des HEEREN wegen gaan
Des Hemels dueren op staan.
|
|