‘Waarom? Ge zijt wreed daarnaar te vragen. Ik kwam om je te zien, maar ik heb me zelve meer kracht toegedacht dan ik bezit. Charley, ik heb jou en je liefde door eigen schuld verloren, wilt ge mijn berouw nu nog bitterder maken? Heb medelijden met mij en zwijg er over.’
De hertog stond lang zwijgend voor haar.
‘Neen,’ sprak hij eindelijk, ‘ik zal er je ook niet meer over spreken, het zou onrechtvaardig zijn tegenover je echtgenoot. Nog slechts ééne vraag: Zijt ge tamelijk gelukkig met hem, Melusine?’
Zij schudde het hoofd.
‘Hij is een edel mensch, maar ach, zoo'n oude - oude man,’ sprak zij, ‘en, het is onrechtvaardig van mij, maar ik kan niet nalaten telkens een vergelijking te maken tusschen zijn gestalte en de uwe. Maar laten wij er over zwijgen, het is toch niet meer te veranderen.’
Zij nam het geweer op en verliet de bibliotheek. Als zij het plan gehad had alleen te zijn, dan werd haar dit verijdeld, want reeds toen zij zich nog op de trap bevond, stormde een zwerm heeren achter haar aan, om haar mee te nemen naar de schietschijf om hun geweren te beproeven. Spoedig knalde lustig het eene schot na het andere door de lucht en Lady Melusine had - schijnbaar althans - haar treurigheid vergeten. Het was een ongegronde vrees van haar geweest toen zij meende, dat het langdurige gebrek aan oefening haar behendigheid in het schieten afbreuk zou doen, want met bewonderenswaardige zekerheid trof zij telkens het gekozen doel en de heeren vonden in de bekoorlijke jonge vrouw een goed afgerichte mededingster.
Het geweer van Sir Ralph was van dezelfde constructie en van gelijk kaliber als dat zijner vrouw, en hij ook was een uitstekend schutter.
Melusine was geheel in haar element; haar wangen gloeiden en haar lach klonk als zilver, toen zij met haar rose vingertjes schot op schot afvuurde. Niemand kon haar den doorwaakten nacht of zelfs maar het minste verdriet aanzien.
De hertog daarentegen was bizonder kalm en stil, ofschoon hij getrouw zijn plichten als gastheer waarnam.
‘Mylady is erg in haar humeur,’ sprak Frederik tot zijn vader, ‘ik vrees dat het eenzame leven op Hereford-House haar, na al die vreugde hier, dubbel zal tegenvallen.’
‘Ik vrees het ook,’ antwoordde Sir Ralph bekommerd, ‘en ik voorzie bovendien een massa nieuwe zorgen.’
‘Nu, laten wij het beste hopen, papa,’ sprak Frederik op hartelijken toon; ‘misschien heeft zij haar verlangen om te schitteren hier eenigermate bevredigd en schikt ze zich daarna beter naar uwe wenschen.’
Sir Ralph schudde het hoofd.
‘Het is niet het verlangen om te schitteren alleen, dat haar met ijzeren wil deed doorzetten de uitnoodiging van den hertog aan te nemen,’ zei hij halfluid voor zich heen, ‘dat is het niet alleen -’
‘Maar wat is het dan wel, papa?’ vroeg Frederik verwonderd.
Sir Ralph maakte een afwerende beweging en schudde het hoofd.
‘'t Is best mogelijk dat alles maar een dwaze veronderstelling is. Misschien ook zult ge het later ondervinden, Frederik, maar zoolang ik geen zekerheid heb, mag ik ze niet beschuldigen.’ En hij wendde zich weer tot de andere heeren.
Frederik's gelaat vertoonde intusschen de grootste verwondering. ‘Wat kan hij bedoelen,’ dacht hij, ‘en welke andere reden dan om met haar schoonheid te pronken kon zij hebben om hier te komen? Of zou zij mogelijk gehoopt hebben hier iemand aan te treffen, dien zij reeds van vroeger kende? Hm, ook niet onmogelijk. Arme papa! Zou hij werkelijk jaloersch zijn? Nu, de oogen dan maar wijd open gehouden!’
Na dit loffelijk besluit stak de eerlijke Frederik een sigaret aan en slenterde naar het park, om zich daar in een hangmat aan een dolce far niente over te geven. In ieder geval was het de liefelijke gestalte van Mary-Rose die hem, omgeven van luchtkasteelen, spoedig voor de oogen zweefde, terwijl het schoone beeld zijner stiefmoeder langzamerhand verbleekte en geheel op den achtergrond geraakte.
Op den avond, die de jachtpartij voorafging, zou er een prachtig tuinfeest plaats hebben en reeds vroeg in den morgen waren er decorateurs aangekomen, die het park met bonte lampions, bloemen- en vruchtguirlanden in Chineeschen stijl versieren zouden.
Het weer, dat bij buitenpartijen altijd de voornaamste factor is, beloofde schoon te zullen blijven en van heinde en ver waren gasten genoodigd, welke verrassing door de reeds aanwezigen op Hastings-Castle met vreugde begroet werd.
Melusine was vooral voor dit denkbeeld vuur en vlam, temeer daar de hertog haar verzocht had, hem de schikkingen en het programma voor den avond te helpen opmaken. Met stralenden blik vertelde zij dit aan Sir Ralph.
‘Het zal werkelijk een vorstelijk en daarbij zeer origineel feest zijn, en,’ voegde zij er op hare onvoorzichtige wijze bij, ‘wij hebben door het geheele park rustplaatsen laten maken met Oostersche stoffen voor de tentversiering. Wat is hier alles toch verrukkelijk, zelfs de eenvoudigste kamer is nog beter dan de schoonste op Hereford-House, waar men er alle dagen op bedacht moet zijn het dak op het hoofd te krijgen, brr, ik denk met afgrijzen er aan dat ik er moet terugkeeren.’
‘Er zal je toch niets anders overblijven, Melusine,’ sprak Sir Ralph, wien deze verachtelijke aanmerkingen op zijn armoede natuurlijk kwetsen moesten, ‘want ik denk erover Hastings-Castle heel spoedig na de jacht te verlaten.’
Melusine was buiten zichzelve en stampte in machtelooze woede met den voet op den grond.
‘Gij laat mij niet eens den tijd dezen droom tot het einde toe uit te droomen!’ riep zij heftig. ‘Gij weet bovendien dat wij een uitnoodiging hebben voor de geheele maand en het is afschuwelijk van je -’
‘Ik ben er aan gewoon geraakt, dat ge al mijn handelingen voor afschuwelijk uitmaakt,’ viel de baronet haar kalm in de rede. ‘Dezen keer ben ik evenwel vast besloten mijn zin door te zetter. Wij zijn nu al bijna drie weken de gasten van den hertog en kunnen het beleefdheidshalve niet langer zijn. Bovendien heb ik onzen gastheer en Lady Carlyle den dag van ons vertrek reeds meegedeeld.’
‘Maar de hertog heeft ons uitgenoodigd ons bezoek tot aan het einde der maand te verlengen en -’
‘En ik heb er voor bedankt. Wees nu eens verstandig, Melusine. Kort en goed, wij vertrekken twee dagen na de jacht.’
‘En ik zeg je, dat we zullen blijven!’ riep Melusine van woede bevend en het fijne weefsel van een batisten zakdoekje van elkaar scheurend, ‘ik - ik wil het!’
‘Ge hebt mijn vast besluit vernomen,’ antwoordde Sir Ralph, ‘en inmengingen uwerzijds kunnen aan de zaak niets veranderen; ik verlang en hoop dat ge u aan mijn schikking onderwerpen zult.’
‘Ik zal het niet doen,’ sprak Melusine boos. ‘Wanneer ge wilt, kunt ge alleen teruggaan, maar ik blijf hier!’
Maar nu verloor ook Sir Ralph zijn geduld.
‘Plaag mij niet onnoodig,’ sprak hij dreigend. ‘Gij zult met mij meegaan, ik beveel het, en ik hoop dat ge mij daarmee voor het vervolg begrepen hebt. Wat evenwel je uitvallen tegen Hereford-House en mijn armoede betreft, ik acht het beneden mij je daarop te antwoorden. Je hebt dat alles vooruit gekend en geweten toen ge mijn hand aannaamt en - mij bedroog. Stuif niet onnoodig op - ge hebt mij bedrogen met je zachtmoedigheid en onderworpenheid,