Over schijndood
door Dr. W.A. Nagel.
(Vervolg van bladz. 280.)
Van de verschillende berichten, die wij bezitten, heeft één het voordeel van een geneesheer afkomstig te zijn, nl. van Dr. Cheyne te Dublin, die met twee collega's den schijndood van overste Townsend waarnam, en die dit geval volgenderwijze beschrijft:
‘Overste Townsend kan naar welgevallen sterven, d.w.z. ophouden te ademen, en door invloed van zijn wil of op andere wijze weder tot het leven terugkeeren. Hij drong er zoozeer bij ons op aan een proef te nemen, dat wij eindelijk tot toegeven gedwongen waren. Wij voelden hem met ons drieën eerst den pols; deze was duidelijk waarneembaar, hoewel zwak; het hart klopte normaal. Hij legde zich op den rug en bleef eenigen tijd onbeweeglijk in die houding liggen. Ik hield zijn hand vast, Dr. Baynard controleerde zijn hartslag en de heer Skrine hield een spiegel voor den mond. Ik bemerkte, dat de polsslag langzamerhand zwakker werd, totdat ik ten slotte, zelfs bij het nauwkeurigste onderzoek en het voorzichtigste tasten, geen klopping meer voelde. Dr. Baynard kon niet de geringste contractie van het hart voelen, en de heer Skrine merkte geen spoor van adem op den grooten spiegel, dien hij hem voor den mond hield. Dan onderzocht ieder onzer achtereenvolgens pols, hart en adem, doch geen onzer kon zelfs maar het geringste spoor van leven ontdekken. Wij spraken geruimen tijd over dit zonderlinge geval; toen wij echter bemerkten dat hij steeds nog in denzelfden toestand bleef, kwamen wij tot de overtuiging dat hij te ver was gegaan met zijn proef en waren wij overtuigd dat hij werkelijk dood was, en wilden hem verlaten. Zoo verliep een half uur. Tegen 9 uur - het was in den herfst - toen wij op het punt stonden heen te gaan, bemerkten wij eenige beweging in het lichaam en vernamen wij toen bij nauwkeurig onderzoek, dat pols- en hartbeweging langzamerhand terugkeerden De patiënt begon te ademen en zachtjes te spreken. Ten hoogste waren wij allen over deze onverwachte verandering verbaasd, en gingen na eenige bespreking met hem en onder elkaar weg, van het verschijnsel geen verklaring vermogend te geven.’
Zoo luidt het bericht, - een niet veel vertrouwen wekkend bericht. Men verneemt daaruit niet eens hoelang de schijndood duurde, daar de uitdrukking ‘een half uur’ eer schijnt te slaan op den tijd, dien de heeren na het beëindigen van hun onderzoek voor hunne discussie noodig hadden. Slechts wordt gesproken over negen uur en dat het in den herfst was, wat voor de zaak van volstrekt geen beteekenis is. Over de temperatuur wordt niets gezegd, ook niet of de huid van den schijndoode bij het onderzoek koud en bleek werd, evenmin of er nog reflexbewegingen aanwezig waren, of bijv. de pupil van het oog bij licht zich verengde of niet. Dit alles zou, om het geval goed te kunnen beoordeelen, anders van de hoogste beteekenis zijn. Zeer opvallend is het ook, dat deze geneesheeren, in de meening dat de overste wat te ver was gegaan, kalm van hem weggingen, zonder de geringste poging in het werk te stellen om hem uit zijn doodslaap te wekken, en anderzijds niet minder, dat de doode overste juist het oogenblik wist te treffen, toen de doctoren wilden heengaan, om hun zijn ontwaken nog te kunnen toonen.
De overste had blijkbaar het vermogen om buitengewoon lang den adem in te houden; ook vele duikers bezitten dat op verwonderingwekkende wijze; vele menschen kunnen de snelheid van den hartslag willekeurig veranderen, terwijl het ieder physoloog bekend is dat men door verandering in de ademhaling de sterkte van den pols willekeurig kan wijzigen. Wel is waar gelukt zoo iets in den regel slechts voor korten tijd, zoodat er iets buitengewoons in het geval met den overste stellig nog op te merken blijft.
Dat zijn hart gedurende de proef werkelijk stilgestaan heeft, blijkt uit het bericht niet en is ook in de hoogste mate onwaarschijnlijk. Door het voelen van den pols en het leggen van de hand op de hartstreek krijgt men geen zekerheid of het hart nog slaat of niet. Het beste middel van onderzoek, waarover wij beschikken, het opleggen van het