Hoorns Liedt-boecxken(1659)–Anoniem Hoorns Liedt-boeckxen– AuteursrechtvrijVol stichtige Bruylofts-sangen, Met noch eenighe rijmen op ‘t Leverken Vorige Volgende Herder-sangen, Tot toesicht voor de Herderinnen. Mopsus singht voor Amarillis deur. Op de stemme: In mijnen grooten noodt. Melancolien swaer, drijven mijne sinnen stijf, In dit bestryen gaer, ick in ‘t bad der minnen drijf, Als windt, ick swindt, U soete brandt, o Diamant, Sonder bestant, geheel ontmant, En werpt mijn in het sant. 2 Hoe is verdraeyt het rat [pagina 37] [p. 37] Dat my eertijds hief seer hoogh, En slaet my neder plat, Soo dat mijn gebeente droogh Vergaet, ghy slaet, Dit geensins acht, Ick blijf versmacht, Want ick verwacht O liefd’ onsacht, Gheen troost noch dagh noch nacht. 3 Ben ick soo leelijck dan Dat ghy van my vliet met pracht, Ende geheelijck van My vliet en pruylt ongeacht? Ick loop, ick hoop, ‘t Is te vergeef Waer door ick sneef, En stadigh sweef, half doodt ick leef, Puttende door een zeef. 4 Mijn hert een Schip in Zee, Swiert en valt seer hoog en laegh Aen liefdes klip aen twee [pagina 38] [p. 38] Stoot, dies ick mijn leven waegh Ick schrey, een key, Blijft ghy versteent, Ach troost verleent, En met my weent, Of ghy niet meent, Dat ick dus ben verkleent. 5 Princes mijn ancker zijt, Of mijn mast ick kerven moet, My van dees kancker vrijdt, Die my dickmael sterven doet, Ick sal, toch al, In ‘t wesen siet, Genesen niet, Oft ghy troost biedt, Mijn pijn verdriet, Anders begeer ick niet. Min klacht, min salf. Vorige Volgende