| |
| |
| |
Noem mij Eva Barzagli
door Roman Helinksi
Mooi was ze niet, maar haar gezicht had iets dat haar verschijning een woeste aantrekkingskracht gaf. Ze heette Eva Bolzano maar stond erop dat de mensen haar aanspraken met Eva Barzagli. Wie één blik op haar wierp, voelde geen neiging een wens van haar te negeren. Maar dat leerden we pas later.
Aanvankelijk wisten we weinig tot niets van haar. Ze woonde in de hoge moderne flat midden in onze wijk, op de onderste verdieping. Uit het raam aan de straatkant hing een rekje waaraan kleding bungelde, zelfs in barre kou en bij hevige regen. Misschien om te drogen maar misschien ook als een teken, voor iets of iemand. En altijd stonden er bloemen op de vensterbank, al jaren dezelfde bloemen. Zo te zien van plastic. Elke dag maakte zij een wandeling, langs steeds dezelfde route.
Ik moet toegeven dat we met ontzag opzagen tegen Eva Bolzano, en later nog meer tegen Eva Barzagli. Misschien kwam dit omdat de mens verlangt naar mysterie en zij, in de doodse buurt waarin we leefden en de doffe levens waartoe we waren veroordeeld, onze beste kans daarop leek te zijn. Ze had donker haar, dat glansde noch golfde. Juist omdat het er futloos uitzag, wekte het onze nieuwsgierigheid. De dapperste onder ons had eens geprobeerd het aan te raken, toen zij haar dagelijkse wandeling maakte. Het kwam hem op een felle berisping te staan, waarbij haar plotseling zeer kille ogen hem nog veel harder raakten dan haar woorden. Het kan een collectieve inbeelding zijn geweest, maar volgens ons was de betreffende jongen sindsdien nooit meer dezelfde.
Ten tijde van het voorval noemden we haar allemaal nog Eva Bolzano - we wisten niet beter en vonden dat al heel wat. Eva Bolzano was de naam was die ze op had gegeven bij de gemeente. Daar waren we achter gekomen omdat een familielid van een van ons daar werkte. En die persoon, laat ik geen namen noemen, bleek in ruil voor een paar repen chocolade genegen deze informatie te delen.
De kennis dat de dame met het futloze zwarte haar de naam Eva Bolzano droeg, voedde bij ons de speculaties, zozeer zelfs dat deze begonnen uit te dijen tot niet langer te verdragen theorieën waarin vele levensvragen een rol speelden. Uiteindelijk bleef ons geen andere keuze dan haar te volgen met de oplettendheid van roofdieren - en steeds meer met de lust van roofdieren.
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat onze geobsedeerdheid voornamelijk kwam vanwege haar wonderlijke fysieke aantrekkingskracht, die bijna als een gif bij ons binnendrong, en ons zowel van koorts het zweet deed uitbreken, als van een ellendige verlamming deed jammeren.
Het was niet dat stugge, doodse haar en al evenmin waren het haar ogen, die niet mooi maar ook niet lelijk waren, het was evenmin haar wat onbeholpen loopje, alsof ze haar voeten nauwelijks optilde. Het was veeleer de optelsom van dat alles, die ervoor zorgde dat Eva Bolzano rondwaarde in al onze dromen, zowel 's nachts als overdag.
Het hielp wellicht dat ze 's winters altijd gehuld ging in een lange witte jas, die haar eruit liet zien als een prinses van een sprookjesland. In de herfst droeg
| |
| |
ze een zwarte korte jas die alleen al door de uitdagende vorm de regendruppels afweerde en in de lente was er een licht felgroen jasje, dat haar niet zo goed stond maar wel van verre zichtbaar was. Zomers liep ze buiten zonder jas.
Ik herinner me nog goed de zomer dat we haar voor het eerst zonder jas zagen. Zo toonde ze ons haar vrouwelijke vormen, of eerder het gebrek daaraan. Teleurstelling golfde door ons heen, leek ons zelfs even op te tillen van verbazing. Toch was het onmogelijk niet naar haar te kijken wanneer ze voorbijliep en ondanks de lichte deceptie van haar lichaam, groeide onze lust onverminderd.
Diezelfde zomer wisten we de eerste schillen van het raadsel te pellen. En dat ging in een wonderbaarlijk snel tempo. Nog maar net hadden we van onze vertrouwenspersoon bij de gemeente geleerd dat ze Eva Bolzano heette, of zij schonk ons ook haar stem. Die stem bleek zacht en zoet en het accent was anders dan we hadden verwacht. We raakten daardoor in verwarring, zoals wanneer de personages uit een roman in een film plots volkomen anders zijn dan je verwacht. Nadat wij hoorbaar en stoutmoedig haar naam hadden gefluisterd terwijl zij op haar dagelijkse wandeling passeerde, sprak ze: ‘Noem mij Eva Barzagli.’
De beroering die dit teweegbracht, was diep en oprecht. Eén ding was duidelijk: haar verzoek konden we niet naast ons neerleggen. Zij was een vrouw die het verdiende te worden gehoorzaamd. Het voelde alsof ze ons in vertrouwen nam. De tevredenheid die wij hierover voelden, duurde slechts tot de herfst. Toen trok ze haar korte zwarte jas aan, die haar verschijning iets uitgesproken werelds schonk, hetgeen de afstand die we beetje bij beetje hadden geslecht, juist weer vergrootte.
Uit razernij waren we maar wat graag haar huis binnengedrongen om met onze eigen ogen te zien hoe ze leefde en met onze eigen vingers haar geheimen te ontdekken die ze ongetwijfeld in kluisjes, oude schoenendozen of holle ruimten achter schilderijen verborgen hield. Maar wat graag zouden we haar volle lippen zoenen, haar futloze zwarte haren strelen. Niemand van ons begreep waarom die drang zo machtig was, maar zeker is dat we al gelukkig zouden zijn geworden als we alleen haar eeuwige was binnen hadden mogen halen.
‘Goedendag, Eva Barzagli,’ zeiden we steevast na die zomer wanneer we haar op straat zagen en dan knikte ze en gleed er een waas van tevredenheid over haar gezicht. Spreken deed ze niet meer, behoudens die ene uitval tegen onze vriend, die echt nooit meer de oude werd.
Vier jaar slaagde Eva Bolzano erin de details van haar leven voor ons verborgen te houden. We probeerden op vele manieren af te rekenen met haar harnas van onweerstaanbare aantrekkelijkheid en kille afstandelijkheid. Meestal met kleine pogingen, vol onschuld. Maar ook met pogingen die de grenzen van het goede fatsoen overschreden, zoals wanneer we haar opbelden in de hoop haar stem te horen. Ze nam de telefoon altijd op met een stilte en wij konden niet eens een woord uitbrengen. Binnen vijf seconden verbrak Eva dan telkens de verbinding. Desondanks bleven we bellen, zoals een gokker munten blijft werpen in de fruitautomaat.
Eva Bolzano verliet haar huis twee keer per dag. Eenmaal om boodschappen te doen en de tweede keer om haar vaste wandeling door de buurt te maken, ongeacht het weer. Heel nauwgezet was ze daarin, en ze liep altijd dezelfde
| |
| |
route: langs het park met de vele bankjes, waar ze nooit ging zitten, naar het markplein in het centrum met onze mooie, grote kerk. Van daar liep ze via de rivier terug naar onze eigen wijk, met de grijze huizenblokken. Ook toen we allang doorhadden dat we niets nieuws zouden zien op die wandelingen, bleven we haar volgen. We wilden gewoon in haar buurt zijn, haar zien. Anders voelde het alsof we de dag niet ten volle hadden benut.
Verder wisten we met zekerheid over haar dat eens per maand een oude man en vrouw op bezoek kwamen, van wie we aannamen dat het haar ouders waren. Die bezoeken vonden de derde zondag van de maand plaats, en ze duurden precies twee uur. De oude man was uitermate slecht ter been en als de taxi voor de flat tot stilstand was gekomen, strompelde hij als een zwaargewonde soldaat aan de arm van zijn vrouw naar binnen. Zij had, zo meenden we te zien, hetzelfde loopje als Eva.
Het meest verontrustende vonden we dat er onregelmatig maar bijna wekelijks mannen verschenen voor haar flat. Gespierde kerels, die zo te zien niet
| |
| |
uit onze eigen wijk afkomstig waren. We betwijfelden zelfs of ze uit onze stad kwamen, zo anders zagen ze eruit. Ze hadden de kracht over zich van mannen die nergens over aarzelden en geen mysteries kenden. Als ze een leger hadden gevormd, hadden ze de wereld veroverd. Jong en oud waren ze, leeftijd leek er niet toe te doen. Maar stuk voor stuk gewapend met perfectie en de glans van talenten, die bij onszelf ver waren te zoeken. Dit maakte het vraagstuk des te prangender hoe Eva Barzagli in hemelsnaam in onze buurt en voor onze talentloze ogen was beland. Welke wrange grap werd er met ons uitgehaald om uitgerekend haar voor onze neus te laten paraderen?
Zodra de mannen de flat betraden, liet Eva Barzagli de rolgordijnen omlaag en bleven wij achter met onze eigen fantasieën. We werden steeds wanhopiger. Heel vast groeide in deze tijd bij ons de overtuiging dat ze een hoer was. Een jongen uit ons groepje trok hierop de wijde wereld in met de belofte aan zichzelf genoeg fortuin te maken om haar te kunnen kopen.
Als de hoop verdwijnt, komt er wanhoop en als die wanhoop niet wordt bestreden, volgt boosheid. Op een dag was deze boosheid zo sterk dat we hem niet meer in toom konden houden. Het was koud, we waren stuk voor stuk slecht gehumeurd en hongerig bovendien. Onderling hadden we al een kleine vechtpartij gehad, maar die was gevolgd door verbroedering en in een café hadden we gedronken op onze verbondenheid. Daarna hadden we opnieuw post gevat voor het huis van Eva Barzagli.
Drie uur nadat een man naar binnen was gegaan, gingen de rolgordijnen omhoog, het teken dat de man, haar klant wisten we, haar appartement zou verlaten. Toen hij naar kwam, gunde hij ons geen blik waardig en keek in plaats daarvan bezorgd naar zijn auto - alsof het ons daarom te doen was. Zijn leeftijd liet zich lastig raden, maar hij leek op de andere mannen en we twijfelden er niet aan of hij was succesvol in het leven. Drie uur geleden was hij met gezwinde pas naar binnen gelopen, en daar hadden we vieze grapjes over gemaakt, en nu was hij met dezelfde gezwindheid weer naar buiten gelopen. De kracht in zijn verschijning stond me tegen en het stak me dat hij in haar aanwezigheid zichzelf had weten te blijven. Verdoofd door mijn kwaadheid, die me deed vergeten dat ik tot een groep behoorde, zette ik een pas in zijn richting.
‘Jij daar,’ sprak ik fermer dan ik ooit was geweest. Mijn bedoelingen waren niet helder en de man keek me aan met een mengeling van verbazing en minachting, bijna alsof ik in zijn ogen geen mens was. Zijn blik maakte mij nog bozer.
‘Jij, ja!’ riep ik, maar ik stond al zeer dicht bij hem. Hij was kleiner van stuk dan ik eerder had gedacht. En toch was ik, als ik niet zo boos was geweest, ongetwijfeld teruggedeinsd vanwege de samengebalde kracht van zijn verschijning. Toen ik de kraag van zijn jas vastpakte, rukte hij zich eenvoudig los. Maar daardoor kwam de groep in beweging en we pakten hem met z'n allen vast. Hij riep verwensingen naar ons in een taal die ik niet verstond.
‘Stil,’ suste ik. ‘Straks hoort ze ons.’ We keken allemaal omhoog, behalve de vreemdeling die nog steeds stevig in onze greep was.
‘Naar de steeg,’ zeiden een paar jongens en zonder pardon sleurden we hem met ons mee en duwden hem de steeg in. Terwijl de anderen hem vasthielden, ging ik voor hem staan.
‘Zeg op!’ zei ik, onder de invloed van de merkwaardige sensatie dat ik eindelijk het lot in eigen hand nam. Hij antwoordde weer in allerlei verwensingen en ik riep: ‘Wat doen jullie daarbinnen?’
| |
| |
Ik voelde me verlicht en bevrijd, ondanks mijn boosheid. Waarom waren we er niet eerder opgekomen de mannen uit te horen? Het antwoord op mijn vraag kwam sneller dan gepland. De man deelde twee rake tikken uit, dreigde met een derde en ontworstelde zich definitief uit onze greep. Hij rende naar zijn wagen en reed weg. Ik herinner me dat ik ontzettend hard moest lachen en hem nariep: ‘Hoerenloper!’
De derde zondag van die maand maakten we ons op voor de definitieve onthulling van het grote raadsel van Eva Barzagli, of hoe ze ook heette. Onze vragen zouden worden beantwoord, onze vermoedens bevestigd. We hadden een plan, een sluitend plan, een plan dat de antwoorden zou opleveren op de vragen waarvan we gek werden. Zelf was ik, waarom weet ik niet, naar de kapper geweest. Ik droeg een net pak, had mijn tanden drie keer gepoetst en een geurtje opgedaan.
Na het onfortuinlijke gesprek dat we hadden gevoerd met de man die haar flat had verlaten, was er iets veranderd aan Eva. De kilheid die zich soms meester had gemaakt van haar, was er nu voortdurend. Het was de zwaarste denkbare straf voor ons. Altijd hadden we gehunkerd naar de momenten dat ze zich buiten waagde, omdat er soms sprake was van kort oogcontact of andersoortige tekenen dat ze onze aanwezigheid erkende. Maar nu waren haar vaste wandelingen veranderd in kwellingen, die onze wanhoop voedden en de boosheid opstuwden tot duizelingwekkende hoogte.
De bom barstte toen één van ons zich niet langer kon inhouden en zich op haar stortte, dol van begeerte en wat al niet meer. Het werd een hele oploop. De politie kwam met twee wagens; onze vriend werd afgevoerd en twee agenten gingen met haar mee terug naar haar kamer en ze sloot de rolgordijnen.
Ik hield een aangenaam gevoel over aan deze gebeurtenissen. Ze bleek menselijk, zoals wij allemaal; ze had heel angstig gekeken toen hij haar vol begeerte had vastgegrepen en met zijn handen haar lichaam had betast. Haar kwetsbaarheid deed me plezier en waste mijn verstand gedeeltelijk schoon, zodat ik helder kon nadenken; het was waanzin geweest één van haar aanbidders op te wachten. Zij waren van een andere orde, inwoners van een ander universum.
‘Misschien moeten we het toch niet doen,’ zei ik vlak voordat de twee oude mensen de flat van Eva Barzagli verlieten. Maar in een groep telt de stem van de enkeling niet, zeker niet als die stem onvast klinkt. Dus voerden we het plan uit zoals we het hadden afgesproken. De oude mensjes liepen altijd meteen naar hun wagen, een oude Ford. Daarbij moest de vrouw de man ondersteunen. Hij zag er erg zwak uit en de indruk was bij ons ontstaan dat hij steeds zwakker werd. Het kostte ze elke keer meer tijd om de wagen te bereiken. Toen ze naar buiten kwamen, stapten we met de hele groep op ze af en omringden hen met onze overmacht. De oude mensen keken ons geschrokken aan, en zwijgend.
‘Meekomen,’ zei eentje van ons. Ikzelf sprak niet - mijn stem zou mijn twijfel verraden.
De oude man zei: ‘Nee! Wij gaan niet mee.’
Hij sprak onze taal zonder accent, zodat ik dacht te mogen concluderen dat Eva niet uit het buitenland kwam.
Terwijl de oude man antwoordde, richtte hij zijn kwetsbare lichaam even op. Hij rechtte zijn rug, die tot dan toe gebogen was geweest. Hij had steun gehad aan zijn vrouw, maar nu hij zich boos maakte, viel hij bijna om. Zijn vrouw sloeg een kreet, maar ik pakte de oude man bij zijn bovenarm vast. Door
| |
| |
het stof van zijn jas voelde ik hoe dun zijn arm was. Ik duwde hem kalm maar ferm naar de steeg naast de flat en de anderen begeleiden zijn vrouw erheen. Ik drukte de oude man tegen de muur. Nogal ruw omdat dit van me werd verwacht, maar met een blik in mijn ogen waarvan ik hoopte dat het hem een beetje gerust zou stellen.
‘Begin maar te vertellen,’ zei iemand.
‘Laat ons met rust,’ zei de vrouw. Zij was feller, maar ook aan haar was veel krachteloos.
‘Vertel over Eva,’ zei iemand en ik keek naar haar vader, die nu zwaar hijgend ademhaalde. Zijn vrouw keek verontrust naar hem.
‘Antonio,’ gaat het?’ vroeg ze.
‘Praat,’ zei iemand van ons. ‘Hou op met deze komedie.’
‘Doe even rustig,’ fluisterde ik. ‘Zie je niet dat...’
Ik kon mijn zin niet afmaken want de vader van Eva Barzagli zakte door zijn knieën en zijn vrouw knielde moeizaam naast hem neer en gaf zachte klapjes op zijn wang.
‘Antonio?’ vroeg ze.
Toen stoven we uiteen, allemaal een kant op. Slechts één iemand van ons bleef staan. Ik. In een moment van opperste helderheid, nam ik het besluit te blijven.
‘Meneer Barzagli?’ vroeg ik op zachte toon, maar met vaste stem nu.
Hij reageerde niet.
‘Moet ik een dokter bellen?’ vroeg ik en ik pakte mijn telefoon uit mijn zak. De oude vrouw schudde haar hoofd.
‘Nee,’ fluisterde ze. ‘Maar help me hem naar binnen te tillen. Hij moet rusten, meer is het niet.’
Haar stem klonk bedeesd en ik keek om me heen.
‘Waar moet hij naar binnen?’ vroeg ik en ik hoopte dat ik de vraag niet al te euforisch uitsprak.
Ze waren niet van plastic. Ik merkte het toen ik één van de groene blaadjes door mijn vingers liet glijden. Ik voelde de nerven tegen mijn vingertoppen. Op de straat beneden trok een wagen op.
‘Ze zijn weg,’ zei ze toen ze het appartement weer binnenstapte. Ik draaide me om en nam haar in me op. De kou had haar wangen blosjes gegeven. Ze zei: ‘Dankjewel dat je zo lief was voor papa.’
Ik had hem ondersteund, meer had ik niet gedaan. Nu ja, ik had hem eerst nogal ruw tegen de muur gekwakt, maar dat was iedereen kennenlijk vergeten toen ik hem bij binnenkomst voorzichtig op de bank had gelegd. Hij was toen al aan de beterende hand. Na een kop koffie en een glaasje cognac stond hij erop weer naar huis te gaan. Al die tijd hadden Eva Barzagli en haar moeder naast hem op de bank gezeten, terwijl ik er een beetje verloren bij had gestaan.
Het was ongelooflijk in welke situatie ik was beland dankzij mijn eigen helderheid van geest, maar nu wist ik niet of ik me zo snel mogelijk uit de voeten moest maken, of juist zo lang mogelijk moest blijven. Toen haar vader aan de cognac ging, kreeg ik ook een glaasje. Eva's hand beroerde even de mijne toen ik het glas van haar aannam. Hoe vaak had ik me niet afgevraagd hoe haar appartement eruit zou zien? Nu ik er stond, had ik alleen oog voor haar.
Ik zweeg. Wat moest ik zeggen?
‘Wat sta je te staren,’ zei ze en ze glimlachte erbij. Had ik haar ooit zien
| |
| |
lachen? Haar lippen krulden volmaakt charmant, een beetje guitig omhoog. De lust van weleer welde in me op. Wat was het geheim van haar aantrekkingskracht? Ze kwam op me afgelopen en ik vreesde even dat ze alsnog boos zou worden. Dat ze vanuit het raam had gezien dat ik haar vader had aangevallen. Maar ze duwde me voorzichtig opzij zodat ze bij het raam kon en ze schoof het rolgordijn omlaag. Heel handig deed ze dat, een zoevend geluid klonk, of misschien ruiste het eerder - ik weet het niet meer zo goed. Ik begon over mijn hele lichaam te trillen.
Ik slikte toen ze dicht bij me kwam staan.
‘Eva Barzagli,’ zei ik een beetje onzinnig, maar ik had het gevoel dat ik iets moest zeggen.
‘Ja?’ vroeg ze lachend en ze kwam nog dichterbij.
Toen zoende ze me. Zo onverwacht dat ik het eerst niet voelde.
De rest ging voorbij in een roes.
| |
| |
Na afloop speelde ze met mijn haar. ‘Waarom had je eigenlijk zo'n mooi pak aan?’ vroeg ze.
‘Gewoon,’ loog ik. Ik keek haar kamer rond. Die was heel efficiënt ingericht. Een grote boekenkast, een bank en een leren stoel. Aan de muur hing kunst die ik bij de eerste blik niet begreep, een goed teken. Mijn mooie pak lag op de grond, op het warmrode tapijt.
‘Eva?’ vroeg ik. Ik keek recht in haar ogen, die in niets leken op de kille ogen van de vrouw die door onze wijk liep en op wie we hadden gejaagd als hyena's op een hinkend hert.
‘Waarom komen hier altijd mannen boven?’
De vraag ontglipte me, zoals zoveel me vaak ontglipte. Was het te brutaal? Zou ik haar afschrikken?
Ze draaide zich op haar buik. Ze was volkomen naakt. ‘Omdat ik ze help,’ zei ze.
‘Je helpt ze?’ vroeg ik.
Ze knikte heel sereen en zei: ‘Het was zo lief wat je voor mijn vader deed.’
‘Wat doe jij dan voor die mannen?’ vroeg ik.
Ze draaide zich een beetje naar me toe. ‘Voor elke keer dat je in mij komt,’ zei ze. ‘Beantwoord ik één vraag.’ Wat een vrouw - haar zucht naar spel was ongeëvenaard.
We bedreven de liefde nogmaals. Ik was ruw, want de nieuwsgierigheid maakte me dol. De waarheid van Eva Barzagli lag voor het oprapen. En niemand anders dan ik zou ermee aan de haal gaan.
‘Je mag nooit doorvertellen wat we hier doen,’ zei ze toen we uitgeput in elkaars armen lagen.
‘Nooit,’ zei ik.
‘Dan is het over, begrijp je dat?’ vroeg ze.
Ik knikte. Mijn adem kwam terug en daarmee ook mijn verstand. Ik was zo ontzettend dichtbij het geheim van haar naam dat ik een merkwaardige gemoedsverandering onderging. Ik werd emotioneel.
‘Eva Barzagli,’ zei ik vlug, misschien om te verbergen dat ik was geroerd. ‘Waarom wil je dat we je zo noemen?’
‘Ho stop,’ zei ze lachend. ‘Je stelde al een vraag.’
Ze moet aan mijn gezicht hebben gezien, dat ik er niets meer van begreep.
‘Je vroeg wat ik voor die mannen doe,’ zei ze ging rechtop zitten, nog steeds naakt.
‘Ik geef ze advies. Over de zaken waarin ze zich willen storten, over reizen die ze willen maken. En over de liefde natuurlijk.’
Ik durfde niet door te vragen, bang als ik was dat ze de vraag mee zou rekenen en ik vervolgens nog veel langer moest wachten op het geheim van haar naam.
Plagerig keek ze me aan. ‘Wat is er?’ vroeg ze.
‘Nu weet ik nog niets,’ zei ik en hoe langer ik naar haar keek, hoe merkwaardiger ik me begon te voelen. Verliefdheid nam bezit van mij, maar ook een zonderlinge mengeling van geilheid en twijfel. Kon dit wel waar zijn, dit moment tussen ons? Wanneer zou het stoppen?
‘Waarom doe je dan het rolgordijn omlaag?’ vroeg ik, zonder door te hebben dat het een vraag was.
Ze lachte nu hard en keek me aan met haar ogen die al hun kilheid definitief hadden verloren.
| |
| |
Ze boog zich voorover en sloot haar lippen om mijn geslacht. Heel kalm.
Ik kwam even later klaar in haar mond, met een verbazingwekkende kracht zocht mijn zaad zijn weg. Ze verslikte zich erin en moest opnieuw lachen. Een deel vloog uit haar mond en belandde op mijn arm. Ze likte het weg, stond op en begon zich aan te kleden.
Toen zei ze: ‘Ik wil het zo donker mogelijk hebben als ik mensen de toekomst voorspel. In het donker zie ik beter.’
Ik stond ook op. Mijn hoofd suisde. Zoveel vragen raasden als opgeschrokken vogels door mijn gedachten, dat ik voor even vergat wat de belangrijkste was: waarom wilde ze Eva Barzagli worden genoemd?
Inmiddels was ze helemaal aangekleed en mijn lust was tot rust gekomen.
‘Ik moet gaan,’ zei ze.
Ik keek op de klok aan de muur. Het was tijd voor haar wandeling.
‘Je was echt lief voor mijn vader,’ zei ze. ‘Maar ga nu, ik wil alleen naar buiten.’
| |
| |
De eigenaardigheid van deze opmerking merkte ze zelf ook op. Weer lachte ze.
‘Ik ben trouwens geen voorspeller,’ zei ze. ‘Ik ben adviseur. De mannen die hier komen zijn zakenmannen, succesvolle mannen die soms een klankbord nodig hebben. We spreken over de stand van de beurs, dat soort zaken. Dat is de waarheid.’
Ze sprak met zoveel oprechtheid tegen mij! Wat een verschil bestond er tussen de Eva die ik nu leerde kennen en de Eva Barzagli buiten. Ik wilde niet weggaan, maar hier bij haar blijven. Buiten was het koud en uitzichtloos. Bovendien had ik nog geen antwoord op mijn nijpendste vraag. Een vraag die me de laatste jaren had doen vergeten wie ik werkelijk was. Een vraag die me in een ijzeren greep had gehouden en bijna tot waanzin had gedreven. Wie was Eva Barzagli? En waarom? De doek waaronder haar leven werd verborgen, was even opgelicht maar er was nog zoveel voor mij om te weten!
Alsof ze dit onbeantwoorde verlangen in mijn ogen las, zei ze: ‘De volgende keer, echt.’
Ze had haar winterjas al aangetrokken, de witte lange jas die haar iets sprookjesachtigs gaf, en drukte een zoen op mijn lippen.
‘Praat hier met niemand over,’ zei ze. ‘Mijn leven is van mij en ik bepaal wie ik toelaat, okay?’
Ze sloot de deur achter ons.
Buiten steeg de kou naar mijn hoofd. Ik dacht aan haar warme kamer, haar lichaam onder de hoogspanning van genot. Zij was van mij! Ik stond op straat voor haar huis, maar aan de overkant, waar we altijd hadden gestaan en omhoog hadden gekeken naar haar appartement, stond niemand. De lafbekken waren nog altijd niet teruggekeerd na het voorval met haar oude vader. Het moet de kou zijn geweest in mijn hoofd, kou die mijn hersenen vergitigde, hersenen die toch allang waren vergiftigd door Eva. Ik zocht mijn kameraden in de café's waar we ons verborgen als het smachten ons teveel werd, maar ik vond ze niet. Ik zocht ze in hun huizen, maar ze deden niet open of waren niet thuis. Ik zocht ze koortsachtig, zoals ik net koortsachtig drie keer de liefde had bedreven en toen ik ze niet vond, toen ik ze nergens zag, liep ik naar het marktplein van de stad en daar riep ik, zonder dat ik een poging deed mezelf in te houden: ‘Ze is geen hoer! Ze is geen hoer!’
En ik weet zeker dat mijn stem ver reikte, gedragen door de koude wind, die er zorg voor droeg dat iedereen deelgenoot werd van mijn onbeschrijflijke bevrijding. Iedereen, behalve misschien Eva Barzagli, want sinds die dag zijn de rolgordijnen nooit meer omhoog gegaan en heeft niemand haar ooit meer zien lopen.
|
|