Deze maand
Een van de ongemakken van de moderne tijd is dat het niet altijd onmiddellijk duidelijk wordt of berichtgeving in de media nu feitelijk, ironisch, diepzinnig, snaaks of doodgewoon onbenullig is. Zo werd ik deze maand getroffen door de krantenkop Nederlandse identiteit is niet uniek in de wereld. De woorden stonden er zonder aanhalingstekens, zodat ze leken op een onthulling van een maatschappelijke misstand. Anderzijds deed het onjournalistieke ‘is’ (doorgaans taboe in krantenkoppen) denken aan een citaat, of zelfs aan een wijsgerige analyse.
Dat ik over deze kwestie tobde, is geen wonder, want juist deze maand was het of de Nederlandse identiteit ons van alle kanten besprong. Zo lijkt het nogal uniek dat een overheid zonder blozen zowel bericht dat twintig procent van de leerlingen de lagere school verlaat met twee jaar achterstand in taal en rekenen, als meldt dat de instroom in het hoger onderwijs groter is dan ooit tevoren. Nu heb ik Nederlands onderwijs genoten, maar ik denk dat er iets niet klopt in deze optelsom.
Ook het gekrakeel omtrent het GroenLinks-kamerlid Wijnand Duyvendak was een exempel van de Nederlandse identiteit. Zo lijkt het onwaarschijnlijk dat in enig ander land media te hoop lopen over ‘onthullingen’ omtrent een parlementariër die al vijf jaar of langer bekend zijn. Op het internet kan men de berichten raadplegen die al sinds 1996 en 2003 overal in dossiermapjes liggen: van Duyvendaks inbraak tot Bluf!, van Onkruit tot de onbewezen beschuldiging dat hij meer wist over RaRa, van zijn milieuactivisme tot zijn stap naar de fractie van de partij waarvan zijn partner voorzitter was en zijn broer ideoloog.
Wat trof in de berichtgeving was dan ook niet al dat ouds, maar wel het nieuwtje dat de Universiteit van Amsterdam destijds studiepunten uitdeelde voor bezigheden in de kraakbeweging. Dat is ook een aspect van onze identiteit: het hoger onderwijs functioneert hier meer als een reproduceermachine voor de elite dan als intellectuele zeef. Er is dan ook een grote overeenkomst tussen de kraakbeweging en het studentencorps. Beide zijn vormen van anticiperende socialisatie voor de maatschappelijke bovenlaag. Beide hebben hun eigen riten en mythen, maar beide zijn diep geworteld in een samenleving waar privileges, ethiek, macht, ideeën en belangen onontwarbaar verknoopt zijn.
Overigens lijdt Duyvendak blijkens zijn boek over het klimaat nog steeds aan een messiaans wereldbeeld, waarin hij zelf de heiland is die de mensheid van de ondergang gaat redden. Dit doet denken aan een recent artikel van de fysicus Freeman Dyson in The New York Review of Books. Hierin aarzelt hij over wat nu een grotere bedreiging is: de klimaatverandering of het feit dat ‘klimaat’ een seculiere religie is geworden, waarin zonde, verlossing en ethiek een nieuwe inhoud hebben gekregen, evenals de haat jegens ongelovigen, sceptici en ketters.
Duyvendak blijkt in menig opzicht de belichaming van de unieke Nederlandse identiteit: een zonderlinge mengeling van godsdienstige gedrevenheid, ongegeneerde zelfpromotie, morele hovaardij, vanzelfsprekende acceptatie van de eigen privileges en een intellectuele afkeer van vraagtekens. Anderzijds zijn al degenen - zoals een columnist in Elsevier - die hem nu honend betichten van ‘links fascisme’ evenzeer de belichaming van precies diezelfde identiteit. - bb