Het dilemma dat ik hier bedoel betreft niet zozeer politiek, ideologie of geloof, maar een sociologisch verschijnsel met een mogelijk nogal destabiliserende invloed op een Nederlandse middenpartij. De PvdA is in een electorale spagaat verzeild, die sociaaleconomische wortels heeft, maar resulteert in een steeds moeilijker ontwarbare kluwen van conflicterende ideeën en conflicterende belangen, met alle frustraties van dien.
In dit licht is het wellicht ook helemaal niet zo relevant om te hopen op de redding van een ‘ouderwetse’, linkse koers, zoals Arie van der Zwan lijkt te betogen zijn recente boek Van Drees tot Bos. Zestig jaar succes en mislukking. Geschiedenis van de PvdA. De partij heeft eerst af te rekenen met een veel groter probleem dan de koers, en dat is de sterk veranderde worteling in de samenleving.
Het licht voor de hand dat door de huidige paradoxale sociologische basis, de PvdA steeds opnieuw en waarschijnlijk steeds scherper in paradoxale politieke stellingnamen zal verdwalen. Ga maar na: zodra men ‘intermenselijke beschaving’ tot de harde kern van de koers wil maken, dan doemen meteen beelden op van enerzijds de vara-dj die met goedkeuring van de PvdA-minister van cultuur bijna een half miljoen euro verdient en anderzijds van de PvdA-stemmende Marokkaanse opbouwwerker die vrouwen geen hand wil geven. Als men het heeft over ‘een consequente strijd voor goed onderwijs’, dan doemt enerzijds het beeld op van het mede door de PvdA-politiek gecreëerde geldverslindende oerwoud van ‘het onderwijsveld’ vol PvdA-stemmers en anderzijds dat van islamscholen waar allochtone kinderen onder auspiciën van PvdA-stemmers afgeschermd worden van de Nederlandse samenleving. Indien met het heeft over ‘gezondheidszorg voor iedereen’, dan springt meteen het feit voor ogen dat het Bureau Jeugdzorg Amsterdam de afgelopen paar jaar 825.00 euro uitgaf aan afkoopsommen voor managers die moesten vertrekken, en dat de PvdA tegelijkertijd terugkrabbelt van de beloftes over gratis kinderopvang en onaantastbaarheid van de awbz.
En dit zijn allemaal nog maar rimpelingen aan de politieke oppervlakte. Het probleem schuilt immers niet in de sociaaldemocratische ideologie (die net als elke ideologie altijd al paradoxale trekjes had). Het probleem schuilt veeleer in wat de Oostenrijks-Amerikaanse econoom, politicoloog, socioloog en filosoof Joseph Schumpeter (1883-1950) schreef in zijn befaamde werk Capitalism, Socialism and Democracy uit 1942. Hij wees erop dat de meeste mensen - en daar behoor ik zelf ook toe - in het algemeen slechts weinig denken over ‘politiek’ en bovenal afgaan op gevoel: ‘The typical citizen drops down to a lower level of mental performance as soon as he enters the political field. He argues and analyses in a way which he would readily recognise as infantile within the sphere of his real interests. He becomes a primitive again. His thinking becomes associative and affective.’
Dit is niet iets om je op luide toon zorgen over te maken, want er is geen plausibel alternatief voor een grote rol van ‘gut feeling’ als het over politiek en politici gaat. En dat geldt ook voor de beoordeling van de sociaaldemocratische beweging, die er jarenlang in slaagde de ideologische, politieke en bestuurlijke uitersten op de een of andere wijze in het sociologische midden van Nederland verankerd te houden.
Nu de spagaat van de PvdA echter buitengewoon wijd is geworden, en ideeën en belangen wel bijzonder onontwarbaar verknoopt raken, is het de vraag of die primitieve ‘gut feeling’ ooit nog wel geruststellend sentiment kan geven. Na de dood van Fortuyn en Van Gogh schreven de Britse kranten dat in Nederland onmerkbaar een ‘Benign Apartheid’ was ontstaan, waarin de ene kansrijke helft van de samenleving het contact met de andere kansarme helft volkomen had verloren. Ongelukkig genoeg is de PvdA thans een partij geworden die zijn programma zoekt bij zijn kiezers, en dat terwijl volgens de sociaaleconomische monitor die kiezers behoren tot steeds verder uiteen rakende secties van de samenleving.
Wellicht dienen de sociaaldemocraten zich daarom niet zozeer zorgen te maken over hun levensvisie, maar veeleer over de eigen extreem disparate electorale achterban waarin de privileges van de ene helft wortelen in de sociale stagnatie van de andere helft. Op uiteendrijvende ijsschotsen is het niet eenvoudig om het evenwicht te bewaren.