Ome Sjef en Ome Ton trokken haar eraf. In hun ogen straalde iets. Hoogmoed. Nou ja, een soort troost, onterecht geput uit dat kleine beetje fysieke behulpzaamheid. Ik kon alleen maar lachen. Van binnen bedoel ik.
Ze scoorden hoog op de devolutionaire ladder, deze twee.
Maar onze Patty, zij mocht bovenaan.
De kist was gesloten. Dat was beter zo, vonden ze. Ja, echt, onze Bianca zag er niet goed genoeg uit om zomaar open en bloot tussen de mensen te liggen. Er liepen kinderen rond. Onzin, vond ik. Bianca was hoe dan ook mooi. Altijd al geweest. Dood of levend. Bumperafdruk op haar blootliggende schedel of niet.
Onze Bianca, ze maakte me nog altijd een beetje week van binnen. Ze verdiende beter dan dit. Dan al dat klatergoud om haar kist. Dan deze marginalen met hun glitterklokjes en holle ogen. Dit volk. Mijn familie. Onze familie. Bianca verdiende beter.
Iemand greep m'n arm vast.
‘We gaan de kist naar buiten dragen. Ome Bertus is niet lekker. Jij neemt zijn plek in.’
Ome Bertus had teveel gezopen. Dat was wat hier feitelijk werd gezegd.
Waarom ook niet, dacht ik. Ik had haar ten slotte al tot hier gebracht. Waarom dan niet ook het laatste stukje?
‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Alles voor onze kleine meid. Alles voor onze Bianca.’
De vastgrijper liet los en verdween. Ik liep naar de kist. Nam m'n plaats in tussen ome Sjef en ome Ton. Aan de andere kant liepen opa Henrie, ome Ger en mijn vader, Frans, maar Franske voor vrienden. Opa Henrie liep in het midden want die mocht niet te zwaar tillen. Toch klaagde hij over zijn rug.
Het was de schuld van deze mensen dat ze dood was. Bianca en haar baby. Het was de schuld van deze beroepspaupers. Van onze familie.
‘Maar we kunnen er toch samen vandoor gaan?’ had ze nog gezegd. ‘Een nieuw leven beginnen ergens in Spanje... De Costa Brava of zo.’
En ik had gegrijnsd.
Ome Sjef, hij zei steeds ‘Mijn kleine meid’, en bleef dat herhalen op weg naar de groeve. Ik hoopte dat een hartaanval of herseninfarct hem in het gat deed vallen nog voor we de kist erin konden laten zakken.
Een grote marmeren steen. Een tekst in goud, ‘Bianca forever’. Aan weerszijden een levensgrote engel. Ik kon m'n lach niet langer houden. Maakte er een hoestbui van.
Ik zei, ‘Sorry,’ en ze moesten eens weten waarvoor allemaal.
‘Echte liefde,’ had ze gezegd. ‘Dat snapt ons pa toch ook wel?’
Ik had gezegd dat ze niet zo stom moest zijn. Dat ze nu net als de rest van de wijven in onze familie praatte. En ik had gelachen.
We zetten de kist op een hydraulische lift en zagen hoe de airbrush Pegasus ter aarde stortte. En ik wist het zeker: tante Patty overwoog er achteraan te springen. De andere vrouwen zouden het er nog jaren over hebben. Die Pat, die had pas veel van haar dochter gehouden!
Maar nee, ze had het lef niet. In plaats van te springen, zakte ze door haar knieën en kroop huilend door het zand. Minder spectaculair, doch redelijk effectief. Aan de grienende omstanders te zien.
Aan de andere kant stonden Carlo en Freek en al die anderen. Carlo keek naar z'n voeten, zag dat er aarde op de witte punten van zijn Nike Air Max was