Ik kijk de kring rond en sta op: ‘Goed. Moedig ook.’
Al op de gang haalt de Pool mij in.
‘Het zou anders zijn geweest als Sulleyman had gezegd dat u zou komen.’
Ik draai me om.
‘Kies maar,’ sis ik. ‘Tegen wie willen jullie het opnemen? Tegen Jimmy en Victor? Of tegen Sulleyman en mij? Tegen die twee has-beens of tegen het grote geld? Kies maar.’
Hij staart me uitdrukkingsloos aan.
‘Luister goed, dit is wat je nu gaat doen,’ snauw ik. ‘Je stuurt Jimmy even de gang op. Jij maakt dat ik meeding, en dat Jimmy hier vandaag voor een bodemprijs de lul wordt. De rekenvergoeding wordt speciaal voor Sulleyman en mij opgeschroefd. Zo niet, dan is het oorlog.’
De Pool schudt zijn hoofd.
‘Doe het, man!’
Hij doet het.
Binnen twee minuten stormt Jimmy de gang op, Victor struikelend in zijn kielzog. Ziedend staat hij voor me en gooit mij zijn Chinese verwensingen voor de voeten, tot hij wit van woede vastloopt in zijn eigen woorden.
‘Je ziet bleek,’ zeg ik. ‘Als je maar niet doodgaat.’
Ik passeer hem en stap het lokaal weer binnen.
Nederland? As good as any place voor mooie handel.
Voor Sulleymans opdracht ontmoet ik iemand die Umesh heet, in Ouetta, de hoofdstad van Baluchistan, de Pakistaanse grensregio met Afganistan. Die geef ik een diskette in ruil voor twee Afghaanse jongetjes. Ik ontvang een paspoort waar ze in staan als mijn kinderen. Umesh zal, als mijn echtgenoot, meereizen naar Dubai. In de Emiraten wacht de jongens een gloednieuwe toekomst bij vermogende adoptieouders.
‘Nee, wacht even, géén smokkelklus,’ zeg ik beslist. ‘Pakjes, kinderen, waar zie je me voor aan? En waarom helemaal in Quetta, de smerigste, verste uithoek van Pakistan?’
Sulleyman zegt dat in Quetta de Afghaanse weeskinderen voor het oprapen liggen. Dat dit eenmalig is, dat het toevallig zo uitkomt, dat ik de juiste vrouw op de juiste plek ben. Zelf kan hij toch moeilijk voor de moeder van twee koters doorgaan? Er is veel geld mee gemoeid.
Ik vraag hem wat er op die diskette staat, waar hij een pistool voor mij laat klaarleggen, en wie Umesh is.
Even lijkt hij geïrriteerd, dan zegt hij langzaam: ‘Op de diskette staat een Israëlisch wetenschappelijk onderzoek naar de miltvuurbacterie Bacillus Anthracis. Het is het verslag van een vaccinatie van 2596 proefpersonen met levend Anthrax-vaccin. En Umesh heeft een wapen. Hij beschermt je.’
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik wil mijn eigen wapen. Reizen door Baluchistan, zonder Glock, Jezus man, hoe stel je je dat voor?’
‘Je kunt je vrij bewegen. De Shalwar Kameez die je draagt, is herkenbaar voor Umesh's mensen. Zij zijn overal.’
‘Onkwetsbaar? Door een jurk? Denk je dat ik naar het carnaval ga? Ik moet meer weten.’
Hij zucht. ‘Umesh is de naam waaronder de vroegere Inspector General van Islamabad voor ons opereert. Een machtig man. Hij zorgt ervoor dat je niets overkomt.’