Deze maand
Menno ter Braak schreef eens (nu ja, hij schreef het op 7 april 1935 in Het Vaderland) dat een van de zonderlingste vormen van kitsch zeker de intellectuele kitsch moet zijn. Hij doelde daarmee op de groteske, holle wereld van de quasi-verstandelijke verbeelding die ontstaat als men zich vertilt aan woorden die eigenlijk te groot zijn voor de geest die tracht er goede sier mee te maken. En omdat hij halfinstemmend verwees naar een artikel van Norbert Elias waarin wordt betoogd dat kitsch ook de stijl van een tijdvak kan symboliseren, doelde hij daarmee misschien ook wel een beetje op het Nederlandse geestesleven in bredere zin.
Zeventig jaar later kan men nog steeds enigszins met hem mee voelen. In ons land is er immers iets dat nog meer ontmoedigt dan de werkelijkheid. En dat is het blijkbaar onuitroeibare verschijnsel van mensen die zich vertillen aan woorden terwijl ze er goede sier mee trachten te maken. Men ziet dit in de tot vervelens toe door denkers, columnisten of opiniemakers gedebiteerde diagnoses zoals ‘Nederland is in de war’, ‘de kiezer is op drift’, ‘de natie is de weg kwijt’, en meer van die antropomorfiserende orakeltaal. Men ziet het evenzeer in de grappige gedachte dat debat en opinievorming bijdragen aan de kwaliteit van het openbare leven. Dit land heeft twintig publieke omroepen (ja, 20 - u geloofde het niet!), en zij weten thans nog maar 35 procent van de Nederlandse luisteraars en kijkers te boeien, hoewel ze tezamen per jaar 850 miljoen euro spenderen om ons te verlokken. Volgens de regering dienen deze omroepen zich voortaan te beperken tot ‘identiteitversterkende programma's’ die ‘bijdragen aan opinievorming en debat’. En dat, terwijl dit land reeds spasmen vertoont van overdoses onversneden debat en opinie. Het lijkt alsof wij niet meer anders kunnen, zoals dezelfde Ter Braak reeds mopperde, dan zwelgen in de ziekten van onze tijd, en ons bedrinken aan even onnozele als sonore gemeenplaatsen dienaangaande.
De sleutelwoorden van intellectuele kitsch - ‘opinie’, ‘identiteit’, ‘cultuur’, ‘beschaving’, ‘natie’ - zijn betekenisloze symboolfrasen voor de kansel, gedachteloze leerstellingen die geen tegenspraak duldden. Het gaat, om met W.F. Hermans te spreken, om de ‘teeltkeus van dikke woorden’, de ‘promiscuïteit van termen tussen aanhalingstekens’. En een ieder ziet ogenblikkelijk welk woord buiten de kerk wordt gehouden: kennis. Kennis is immers openbaar, democratiserend en eeuwig aanvechtbaar. Opinies zijn heilig en moeten - in Nederland - worden ‘gerespecteerd’. Het afscheid van domineesland, wil ik maar zeggen, is nog lang niet genomen. De strijd tegen intellectuele kitsch dient onverminderd te worden gestreden, ook - en misschien vooral - door Hollands Maandblad.
Oh ja, dit is het eerste nummer dat tot stand komt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam, vanaf heden de uitgever van Hollands Maandblad. Voor de lezer zal er niks veranderen: ook bij de nieuwe uitgever vaart Hollands Maandblad een zelfstandige koers wat betreft inhoud, oriëntatie en toon. De Stichting Hollands Maandblad heeft na ampel beraad in alle rust met unanieme steun van de redactie evenwel besloten dat het maandblad - en daarmee ook de lezer - in de toekomst beter af is bij een uitgeverij waar een literair tijdschrift wordt gezien als een welkom kleinood en minder als een budgettaire belasting. Dat laatste zijn we natuurlijk wel degelijk ook, maar we zullen dat trachten te compenseren met de dosis flegmatieke eigenzinnigheid en beschaafde onverschrokkenheid die u van ons gewend bent sinds 1959. - bb