‘Echt niet? Weet je wat, dan signeer ik een fotokaart voor je. Hoe heet je?’
‘Petra. Maar het hoeft echt niet, hoor.’
Shit. Ze is toch niet van de platenmaatschappij of zo?
‘Willen jullie wat drinken dan?’
Petra zit wijdbeens op een doos met grote rollen keukenpapier. Stoer zet ze het flesje bier weer aan haar mond. Haar vriendinnen staan quasi nonchalant tegen de muur geleund. De rand van het kratje waar ik op zit begint onaangenaam in mijn benen te snijden. Het gesprek, dat ik met al mijn kunstgrepen in leven heb weten te houden, stokt nu echt. Paardenbek doorbreekt de stilte.
‘Hé Peet, zullen we maar weer 's gaan?’
Ze werpt Petra een blik toe. De afgelopen jaren, of waren het decennia, ben ik vertrouwd geraakt met dit soort meisjes en hun codes. Deze blik betekent zoveel als: we weten wie de winnares van de avond is, maar we gunnen je de prijs niet. Petra reageert niet op de waarschuwing. Dit wordt de doolhoftruc. Als ik de juiste toon aan sla, is het zo gepiept.
‘Ja, goed idee. Ik moet ook gaan rijden. Jullie hebben me al veel te lang opgehouden met dat gezellige gebabbel!’
Mijn benen prikken nu het bloed weer kan stromen. Ik schop wat in de lucht en draai mijn voet rond. Paniek glijdt over Petra's gezicht. Ik kijk haar kort in de ogen terwijl ik mijn tas pak.
‘Als ik de weg uit dit doolhof maar terug kan vinden.’
Alweer bingo. Ze springt op.
‘Ik loop wel even met je mee!’
Paardenbek en koeienkont weten hun plaats en blijven mokkend achter.
‘Wat is dit voor spannends?’
Haar vinger glijdt over het lcd-schermpje van mijn navigatiesysteem.
‘Dat, mooie dame, dat is niet half zo spannend als jij.’
Ze huivert als ik de laatste woorden in haar oor fluister. Onze neuzen stoten tegen elkaar. Mijn hand glijdt langs een seksloze sportbeha. Maar ze zoent warempel wel aardig. Het gezoem waarmee de passagiersstoel volautomatisch in de ligstand zakt, overstemt de natte geluiden die onze tongen maken. Ze giechelt.
‘Het lijkt wel of ik bij de tandarts ben.’
‘Zo. Fijne verhouding heb jij met je tandarts dan.’
Ik zeg maar wat om de aandacht af te leiden van de onelegante beweging waarmee ik over de versnellingsbak moet klimmen.
‘Nee, ik bedoel door die...’
‘Door die stoel, ja, dat snap ik wel.’
Ik lig half op haar. Ze kreunt als ik mijn tong langs haar hals omhoog laat glijden. Mijn linkerhand frunnikt aan haar spijkerbroek. Gewoon een ouderwetse ritssluiting. Een gladde buik, een simpel katoenen slipje.
Telefoon.
‘Shit, verdomme!’
Ik kom half overeind op mijn elleboog.
‘Au! Mijn velletje!’
‘Sorry! Mijn telefoon!’
‘Je kunt hem toch gewoon niet opnemen?’
Ze kijkt me verontwaardigd aan. Ik stoot mijn knie hard tegen de handrem in een poging ongemerkt naar mijn eigen stoel terug te glijden. Ik volg haar blik naar mijn telefoon, waar drie rode hartjes samen met de naam Sharon aan en uit floepen.
‘Dag schat.’