belangrijke beperking: een economisch betoog kan wel aangeven welke voorwaarden aan een (economisch) ‘goed’ stelsel van waarden en normen gesteld kunnen worden (het komen tot een hoge maatschappelijke efficiëntie), maar kan niets zeggen over de vraag welke specifieke waarden en normen ‘beter’ zijn dan enig alternatief.
Dit lijkt een ontwijkend argument, maar deze beperking van de economische benadering zien we op alle gebieden waar analyse en beleid elkaar raken. Neem de verhouding tussen het Centraal Planbureau (cpb) enerzijds en de regering en het parlement anderzijds. Het cpb levert in de vorm van empirische modellen kennis die de werking van de Nederlandse economie beschrijft. Het kan aangeven dat een meer gelijkmatige inkomensverdeling gepaard gaat met een lager gemiddeld inkomen, maar niet welke verhouding in politieke, culturele of ethische zin optimaal is. Die afweging, namelijk welke verhouding de grootste maatschappelijke welvaart oplevert, is aan de politiek. De economische analyse is slechts dienstbaar om de te maken keuzes te formuleren. Dat is tenminste de bedoeling. De theoretische scheiding tussen kennis over de werking van de economie en kennis van maatschappelijke preferenties verhindert niet dat economen politieke uitspraken doen. Integendeel, in de eerste plaats is het zicht op de werking van de economie natuurlijk nooit helemaal ideologisch neutraal, en in de tweede plaats aarzelen economen dikwijls niet om in het publieke debat hun politieke pet op te zetten onder het mom van ‘objectieve’ analyse.
De eenvoud van de homo economicus-benadering betekent dat het economisch gedrag in modellen kan worden beschreven. Deze vereenvoudigde weergaven van de werkelijkheid laten weliswaar tal van aspecten buiten beschouwing, maar dat is tegelijkertijd ook hun kracht. Het zicht op de kern van verschijnselen wordt zo duidelijker. Wel zal de econoom (net zoals de socioloog of antropoloog die modellen gebruikt) altijd moeten waarmaken dat de essentie van de problematiek in het model gevangen blijft en dat de eenvoud van het model juist niet tot een verhullend simplisme wordt.
Hier zullen we trachten het wegverkeer als model, metafoor en voorbeeld voor het maatschappelijk verkeer te gebruiken. Het spreekt voor zich dat de gedragingen en motieven van de deelnemers in het maatschappelijk verkeer oneindig veel complexer zijn dan die van de deelnemers in het wegverkeer. Toch zijn veel principes en overwegingen die aan het gedrag ten grondslag liggen vergelijkbaar. Iedereen wil ‘vooruit’ komen, maar er zijn tegengestelde belangen. Het comfort (snelheid, dadendrang, veiligheid) van de één gaat vaak ten koste van dat van de ander. Er ontstaat dikwijls een efficiëntere situatie wanneer het gedrag van individuen op elkaar afgestemd wordt, maar er zijn prikkels voor individuen om daarvan af te wijken.
Volgens het economische perspectief ligt het belang van waarden en normen in hun functioneren als coördinatiemechanisme van menselijk gedrag. Waarden en normen behoren tot de maatschappelijke instituties die bepalend zijn voor het gedrag van individuen. Instituties worden hierbij ruim opgevat als het geheel van formele, geschreven wetten en regels, als ook de informele, ongeschreven gewoonten, waarden en normen en alles wat daarbij hoort (rechterlijke macht, politie, vakbonden, buurtschappen, enzovoort).
Dit onderscheid tussen formele en informele regels kan worden opgevat als een tweedeling tussen extrinsiek en intrinsiek bepaalde gedragsregels. Extrinsiek bepaalde gedragsregels komen van buitenaf, ze worden opgelegd door de staat. In het wegverkeer is een bepaalde maximumsnelheid een extrinsiek opgelegde gedragsregel, die wordt gehandhaafd met behulp van snelheidscontroles door de verkeerspolitie. Een intrinsiek bepaalde norm komt van binnenuit. Het voelt ‘passend’ en ‘respectvol’ om een rouwstoet ononderbroken voor te laten gaan. En je rijdt een voetganger ook niet zo maar omver, al sta je in je recht en moet je flink remmen om een ongeluk te voorkomen.
In dit perspectief zijn waarden op te vatten als de algemene en ethische of preferentiële beginselen van een samenleving. Normen zijn de vertaling van dit soort noties in concrete, ongeschreven, intrinsieke gedragsregels. De geschreven regels en wetten vormen de explicitering van waarden en normen. Een voorbeeld uit het wegverkeer: zich gezamenlijk zo snel en veilig mogelijk kunnen verplaatsen (waarde); allemaal aan dezelfde kant rijden (norm); allemaal rechts (of links) rijden (geschreven regel in verkeerswet).
Het belang van waarden en normen bestaat er