De studenten ook. Ze begrepen totaal niets van de culturele hoogstandjes, maar werden er niet door geïrriteerd. (In alle Nederlandse boeken die ik met ze lees komen zulke handige afkortingen voor als ‘Orfeus’, ‘Odyssee’ of ‘Oidipoes’, en die moet je allemaal uitvoerig gaan verklaren.) Er ontging de studenten een effect, dat ik me nog van mijn eerste vluchtige lezing herinnerde, en dat Mulisch er ongetwijfeld expres en grijnzend in had gelegd. Als het boek was verschenen als een roman van H. Hoenderbos, dan was dat effect er niet geweest. Voor mijn studenten is de naam H. Mulisch net zo onbekend als de naam H. Hoenderbos. Nederlandse lezers daarentegen zullen in het begin van de roman aannemen dat de ik van het verhaal zo al niet Mulisch zelf, dan toch in ieder geval een man is.
Dat een mannelijk auteur een boek schrijft waarin de ik een vrouw is, dat is niets bijzonders. Maar Mulisch laat ons geen ogenblik vergeten dat de echte ik die het boek schrijft een man is, hij zelf. De ik woont in het huis van Mulisch. Wij weten dat Mulisch een toneelstuk over Oidipoes schreef, dat in de termen viel om door mij als columnist besproken te worden. De auteur Mulisch komt ook zelf goed herkenbaar in het boek voor, bruinverbrand in zijn sportauto op de thuisreis uit Lingueglietta, waar hij, zoals onderaan de laatste bladzij blijkt, Twee Women heeft geschreven.
Wij denken niet, zoals de Amerikaanse studenten: hier beschrijft een vrouw wat zij meemaakte, maar: hier laat Harry Mulisch ons zien hoe hij denkt dat een vrouw het zou beschrijven, en laat hij ons tegelijk geen moment vergeten dat het niemand anders dan Harry Mulisch is die schrijft.
Ik schaamde me niet Twee vrouwen niet echt gelezen te hebben. Ik had toch nooit beweerd Mulisch zijn hele oeuvre te kennen? Maar ik schaamde mij wel toen ik, bij het doorkruipen van de kast Nederlandse boeken in de vier miljoen banden tellende universiteitsbibliotheek, ontdekte een roman van Simon Vestdijk niet gelezen te hebben. Want ik had wèl beweerd het hele oeuvre van Vestdijk te kennen. Ja, ik had zelfs mijn voornemen gepubliceerd om vanaf 1983 dat hele oeuvre te gaan herlezen en bespreken, elk deel vijftig jaar na verschijning, en net doend alsof de volgende delen er nog niet waren.
Dan was ik pas in het jaar 2016 aan
De onmogelijke moord toegekomen. Ik ben daar wel een keer in begonnen, meen het ook bezeten te hebben, bezit het misschien nog wel, en ik zou gezworen hebben dat ik het gelezen had. Dat was dan meineed geweest. Ik kan het onmogelijk eerder hebben gelezen, want anders zou ik bij het lezen van
Twee vrouwen, zelfs op de columnistenmanier, direct ‘hee!’ geroepen
moeten hebben. De overeenkomsten tussen de twee boeken zijn opzienbarend. Elk boek apart geeft informatie over Vestdijk en over Mulisch, maar de twee boeken samen geven veel meer informatie, hetgeen ik nu wil uiteenzetten.
Ik beweer op geen enkele manier dat Mulisch plagiaat op Vestdijk gepleegd zou hebben. Ik ben overtuigd dat Mulisch, toen hij in het voorjaar van 1975 in Lingueglietta Twee vrouwen schreef, onmogelijk het boek gelezen kan hebben dat Vestdijk in november 1964 in Doorn had geschreven. Het is jammer dat ik er niet bij kan zijn als hij dat boek nu nog gaat lezen.
De onmogelijke moord, maar dat is geen excuus voor mijn schandalige nalatigheid, hoort tot de twee of drie slechtste romans van Simon Vestdijk. Ik heb er nog nooit iets over gelezen. Wel wordt er soms uit geciteerd (zoals in het laatste nummer van de Vestdijkkroniek), omdat er een schrijver in voorkomt die wijsheden over het schrijven van romans debiteert. Er valt gewoon weinig goeds over De onmogelijke moord te zeggen, en Vestdijk geeft dat zelf in het slothoofdstuk ook toe.
Het wordt tijd om te vertellen wat die twee boeken dan wel gemeen hebben.
Simon Vestdijk beschrijft in zijn boek hoe een jong, niet al te sympathiek, meisje sterft nadat zij een felle, onberedeneerbare liefde over zich heen heeft gekregen van een oudere (niet in absolute zin, maar ouder dan dat meisje) dame, die in sociaal en intellectueel opzicht ver boven haar staat, en die duidelijk de goedkeuring van de schrijver wegdraagt. Simen Mestdijk maakt nooit duidelijk waarom Laura van Lorken, zo heet de oudere vrouw, zo'n passie heeft opgevat voor Sylvia Bos, zo heet het jonge meisje bij Semen Meltdijk.
De auteur Samen Meltsijk komt ook zelf, nauwelijks vermomd, in de roman voor. Hij spreekt op pedagogische toon Laura van Lorken toe, en de lezer begrijpt dat Samen de echte auteur is van het boek dat hij aan het lezen is. Hamen Meltsijh kan het niet laten om de lezer een knipoog te geven, en te laten denken: die dekselse Hamen Meltsijh schrijft toch maar knap vanuit het gezichtspunt van deze wat een-