Hollands Maandblad. Jaargang 1977 (350-361)
(1977)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| ||||||
Freudiaans bewustzijn
| ||||||
[pagina 40]
| ||||||
vulgum’ (ons goud is niet het gewone goud) maakte en maakt geen indruk op een concretistisch bewustzijn volgens hetwelk goud = goud en daarmee basta. Het Freudiaans bewustzijn is positivistisch, materialistisch, causalistisch en concretistisch maar ik noem het Freudiaans omdat het Freud was die de positivistische, materialistische, causalistische en concretistische blik ook nog eens naar binnen wendde en zo ‘het onbewuste’ ontdekte als de vergaarbak van verdrongen, daarbeneden zorgvuldig door een ‘censor’ bewaakte ‘inhouden’; die in elke vaas, boot of woning de uterus zag en in elke gordijnroede, vulpen of injectiespuit de penis; die de symbolentaal van de droom concretistisch verstond als een te decoderen geheimtaal en de zin van de droom als de verdrongen maar hoe dan ook sexuele waarheid van een vergeten jeugd: de tyrannie van het ‘omdat’ ten koste van het ‘opdat’, van het verleden ten koste van de toekomst, van het antwoord ten koste van de vraag.
Men kan een Freudiaans bewustzijn hebben en zich tegen de leer van Freud verzetten, zoals men een socialist kan zijn met bezwaren tegen de PvdA. Het verwijt aan Freud is dan dat hij niet Freudiaans genoeg was; aan de PvdA, dat die partij niet socialistisch genoeg is. Zulke Freudiaanse anti-Freudianen klagen over de afwezigheid van enig weerleggingsrisico in de theorieën van Freud: wie zal ooit kunnen bewijzen dat een vaas geen symbool is van de uterus, dat ‘het onbewuste’ niet bestaat? Een uitstekende opmerking, maar helaas een die het Freudiaans bewustzijn versterkt. In de jaren veertig zongen de Andrew Sisters samen met Bing Crosby, God have his soul, een lied met het refrein: ‘Accen-tuate the positive, Elim-inate the negative, Latch on -to the affirmative, Don 't mess with Mister In-Between’, een zeer Freudiaans refrein. Want het is dat niet willen messen met Mister In-Between dat een symbool doet verstarren tot een teken dat het ene ‘ding’ (de uterus) voorstelt door het andere ‘ding’ (de vaas) en dat zowel het teken als de ‘dingen’ voor eeuwig vastpint op hun plaats. Men kan dan niet meer, nooit meer dromen van een vaas als vaas of van een vaas die naar iets anders dan de uterus verwijst. De vaas en de uterus zijn dan voor eeuwig met elkaar getrouwd binnen de theorie van S. Freud die echter nooit bij machte bleek het stadhuisbriefje te tonen en ook geen raad wist met in omloop zijnde geruchten over een scheiding. De waarheid is natuurlijk dat ze nooit getrouwd zijn en dat we ons aan dat ontbrekende weerleggingsrisico geen buil hoeven te vallen omdat er welbeschouwd niets te weerleggen valt. ‘Het onbewuste’ is een lelijke en ongelukkige term voor alle zielsproblemen waarvan wij ons òf indirect, via herinnering en reflectie, òf helemaal nooit bewust worden en alleen mensen voor wie dat laatste geldt hebben een bewijs nodig dat zulke processen bestaan en in principe inzichtelijk zijn. Niemand kan ooit bewijzen dat dromen bestaan maar er is ook geen dromer die aan dat bewijs behoefte heeft. Niemand die ooit een droom van zichzelf begrepen heeft verlangt nog een bewijs voor de stelling dat dromen zinvol zijn (al wil dat niet zeggen dat wij er altijd in slagen hun zin te doorgronden). Maar niet iedereen droomt Freudiaanse dromen en sommigen doen dat zelfs nooit: de zin van een droom is dan ook, evenals de droom zelf, het eigendom van de dromer en het ‘bewijs’ voor de ‘juiste’ zin wordt gevormd door diens herkenning daarvan, of het wordt niet gevormd.
Tegenover ‘concretistisch’ zet ik ‘symbolisch’ (in de oorspronkelijke, niet-verstarde betekenis) en merk op: het vermogen om symbolisch te kijken, luisteren, denken en vernemen sluit het vermogen om datzelfde concretistisch te doen in, maar het omgekeerde geldt niet. Om in de alchemistische afbeelding van een copulerende vrouw en man het mysterium coniunctionis, het innerlijke huwelijk te zien dat zich voltrekt binnen de individuele mens die daardoor een heel mens wordt (waardevol als goud, en even zeldzaam), moet je eerst de copulerende vrouw en man zien. Zie je die niet (omdat je je bril niet ophebt), dan zul je ook het symbool niet zien; zie je die wel dan is daarmee niet gegarandeerd dat je ook het symbool ziet. Zie je het symbool wel dan heb je eerst de afbeelding gezien en ook begrepen dat plaatjes in de sexwinkel waarop hetzelfde te zien is concretistisch (bedoeld) zijn en niet symbolisch. Concretistisch is de sleutel een sleutel; Freudiaans-concretistisch is de sleutel een penis; symbolisch is de sleutel een sleutel, een penis, het begin van de oplossing, een verwijzing naar een geheim(e kamer), een uitnodiging, een bewijs van vertrouwen en nog veel meer, ad infinitum omdat het aantal mogelijke contexten oneindig is. Echter: geen enkel ding of feit valt ooit samen met een symbool. Daar ligt het, door Freud zo jammerlijk niet begrepen, verschil tussen symbool en teken.
Positivistisch: er zijn alleen maar dingetjes en feitjes. Causalistisch: alles heeft een oorzaak; ‘zin’ is oorzakelijke zin en niet-oorzakelijke | ||||||
[pagina 41]
| ||||||
zin is ‘onzin’. Materialistisch: stoffelijkheid en lijfelijkheid zijn de existentiële categorieën die het domein van het bestaande uitputten. Concretistisch: een symbool is een teken dat verwijst naar concrete feiten of entiteiten, of een symbool is niets.
Zo is dat, en zo worden dan de stoffelijke dingetjes en de lijfelijke feitjes op hun plaats gezet in de oorzakelijke keten die terugvoert, terug door het oorzakelijk verleden naar het moederlijke oerbegin, naar de eerste schakel in het doodverklaarde gebeuren dat Materie heet en waaruit nu Mater onze moeder maar eens tevoorschijn moet komen want het is de allerhoogste tijd. Positivisten en causalisten en materialisten zijn altijd concretisten; omgekeerd geldt dat wie een onderscheid maakt tussen symbool en teken zich nooit meer kan bekeren tot positivisme of causalisme of materialisme omdat met al die -ismen iets (voor henzelf) fataals gebeurt zodra dat onderscheid in werking treedt. Bezie het positivisme symbolisch en ontwaar de tyrannie van het concrete; beluister het causalisme zo en hoor het kind dat terugwil naar zijn moeder; neem op soortgelijke wijze het materialisme op de korrel en besef dat dit kind nooit van moeder is weggeweest en ook niet van zins is zulks immer te doen. Het concretisme tenslotte wil verhoeden dat wij -ismen op deze wijze doorzien en slaagt daarin zolang, en precies zolang, als wij dat willen.
Strikt genomen bestaat niet ‘het symbool’ maar bestaat ‘er’ een symbolische dimensie. Stel de vraag ‘waar’ die dimensie bestaat en het antwoord luidt: ‘overal en nergens’; spits de vraag toe op de keuze ‘binnen of buiten’ en ik antwoord dat symbolen juist die kloof steeds overbruggen. De symbolische dimensie is het perspectief dat wij hanteren en de lichtval die daar het gevolg van is; symbolen bestaan niet los van de werkelijkheid maar zijn de werkelijkheid onder haar symbolisch aspect. Alles wat gebeurt laat zich symbolisch verstaan maar niets is ‘een symbool’. De symbolische dimensie ontwaren betekent stuiten op de niet-lineaire, niet-concretistische zin van de context waarbinnen de lineaire, concretistische zin van oorzaak en gevolg bestaat. Is zin slechts oorzakelijke zin dan zijn wij voorgoed aan het verleden geketend en aan de tyrannie van het ‘omdat’: dan zijn wij steeds wie wij zijn omdat wij waren wie wij waren en nooit opdat wij worden wie wij kunnen zijn, en dan geldt hetzelfde voor de wereld. Is zin oorzakelijk èn symbolisch dan bevinden wij ons - en dan bevindt zich de wereld - steeds tussen ‘omdat’ en ‘opdat’, tussen verleden en toekomst, tussen ‘zo is het’ en ‘zo is het ook’, tussen het verworven antwoord en de daaruit geboren vraag.
Dat wij nog steeds over Freud praten heeft minder van doen met Freuds psychologie dan met Freuds public relations. Dat wij bijna nooit over Jung praten komt doordat Jung niet aan public relations deed en wij hem bekijken met Freuds bril op de neus (zoals wij ook naar Plato kijken door de bril van Aristoteles), om vervolgens te besluiten dat wij die onzin niet hoeven te lezen. Maar het was Jung die, naar aanleiding van de vaas die de uterus voorstelt, als eerste ‘So what?’ zei en daarmee blijk gaf van ongewone scherpzinnigheid. Immers als de vaas de uterus voorstelt, ‘eigenlijk’ de uterus ‘is’, waarom zou dan de uterus op zijn (ja, ja, maar ik kan het ook niet helpen) beurt ook niet iets anders kunnen voorstellen, niet ‘eigenlijk’ iets anders kunnen zijn enzovoorts tot in het oneindige? Wat is er echter of eigenlijker aan een uterus in vergelijking met een vaas, en waarom zou iets anders dan niet nòg echter en eigenlijker dan de uterus kunnen zijn? Why stop there, why stop anywhere? Waarmee ik maar wil, en Jung maar wou, zeggen dat je er beter niet aan kunt beginnen. Tegenover de veronachtzaamde Jung staat echter de verguisde Freud. Zijn naam prijkt altijd hoog op feministische lijstjes met namen van beroemde geleerden die tevens beruchte sexisten waren of zijn. De vraag is echter of het sexisme van Freud en zijn concretisme twee op zichzelf staande gegevens zijn dan wel of het eerste een manifestatie was van het tweede. De vraag is voorts of een concretistisch anti-sexisme ons niet van de regen in de drup zal helpen. | ||||||
[pagina 42]
| ||||||
Daarmee bedoel ik niet dat wij zoiets als de ongelijke betaling van vrouwen en mannen symbolisch moeten verstaan om er vervolgens niets aan te doen aangezien er wel iets aan doen concretistisch zou zijn. Ik bedoel wel dat wij te maken hebben met onszelf als concrete vrouwen of mannen en, even rechtstreeks, met beiden als symbool of metafoor. Dat laatste zal zo blijven ook wanneer alle concrete ongelijkheden keurig zijn gladgestreken. Het concretisme is de kerker waarin positivisme, causalisme en materialisme verblijven en hun huishouding wordt gerund door een tyrannieke moeder. Zolang zij onzichtbaar blijft heerst haar tyrannie en dus het concretisme - en precies zo lang wordt het verzet tegen die tyrannie geconcretiseerd tot vrouwenhaat, tot haat jegens concrete vrouwen. ‘Was will das Weib?’ vroeg Freud en misschien bedoelde hij daarmee dat hij zich godsonmogelijk kon voorstellen wat Zij naar wie alles verwijst en die van alles de oorzaak is en de zin, in godsherejezusnaam nog meer zou kunnen willen; zeker is alleen dat hij geen notie had dat hij dat bedoelde, als hij dat deed. Intussen dringt de vraag wat die tyrannieke moeder vindt van al die georganiseerde, strijdbare vrouwen die het niet langer nemen, en de eerlijkheid gebiedt dat ik u meedeel op dit punt het aller, allerergste te vrezen: die huishouding runt zij óók. Binnen het georganiseerde feminisme mag niemand opvallen (onsolidair), nadenken (mannelijk), verder willen komen (onsolidair, denk eens aan de vrouwen in de Derde Wereld), creatief zijn (onsolidair), haar eigen naam onder haar eigen stuk zetten (onsolidair), goed schrijven (mannelijk), klagen dat er teveel geklaagd wordt (onsolidair), ophouden met klagen (mannelijk en ontzettend onsolidair). U ziet: voor moeder zijn alle kinderen gelijk (en dat zullen ze potjandorie blijven ook). Maar ook hier: concretisme. ‘Het’ probleem is de rolverdeling; de ongelijke betaling; het kapitalisme; de conditionering; de structuren. ‘De’ oplossing is dat de man afwast; niet méér verdient dan zijn vrouwelijke collega; het socialisme; de tyrannie van de pedagogische structuurloosheid; andere structuren. ‘Het’ probleem is de som van de deelproblemen, ‘de’ oplossing de som van de deeloplossingen: positivisme. Vrouwen kunnen niet x omdat y en z: causalisme. Vrouwen zijn pas bevrijd als ze economisch onafhankelijk zijn: materialisme. Het gangbare feministisch bewustzijn is zo Freudiaans als het Freudiaans bewustzijn, en als Freud zelf. Je kunt de oermoeder niet vragen waarom zij zo tyranniek is (ze is dat trouwens lang niet altijd of tegen iedereen) want zij is zelf het oerantwoord op elk ‘waarom’, zij kan dus nooit iets uitleggen en het is ook nooit vertoond dat zij dat deed. En gelijk heeft ze. Want als haar tyrannie staat of valt met haar onzichtbaarheid dan hoeven wij haar alleen maar te zien en - licht, lucht, een transparante wereld. | ||||||
Literatuur
|