macht heeft en dwingt, en door zonder enige moeite kennis op te doen. Menige Goethe-kenner weet niet dat Schopenhauer genoemd wordt in Goethe's dagboek, en dat Goethe zijn naam een keer verkeerd spelt met twee p's. Zo zijn er meer dingen die ik vrij precies weet. Maar de jaartallen van Goethe en Schopenhauer en de jaren waarin hun voornaamste werken verschenen zijn weet ik niet, omdat ik te beroerd ben ze even in mijn hoofd vast te zetten. Uit het boekje Schiemanswerk heb ik alleen maar de twee knopen en die ene splits geleerd die ik uit de plaatsjes meteen begreep.
Grote schade heb ik mij ook laten berokkenen door de aangeboren of aangeleerde houding, opvatting, gedachte, gevoel, bewustzijn of hoe je het noemen wilt dat als ik iets niet weet, het ook de moeite niet waard is het te weten. Op het gymnasium hield een jongen van onze klas, Hans Mackenzie, een lezing over Telemann. Ik had die naam nooit gehoord. Mijn hele muzikale bagage bestond uit het hebben aangehoord van misschien acht jeugdconcerten. Ik kende de namen van misschien vijf componisten. Maar ik herinner me nog heel goed hoe ik op de aankondiging van die lezing reageerde: geërgerd, hautain. Telemann? Wie is nou Telemann? Nooit van gehoord. Kan nooit wat zijn. Ter vermindering van mijn schande zou ik kunnen aanvoeren dat die lezing zelf mijn belangstelling voor Telemann gaande maakte, en dat ik na die lezing minder verachting voor hem had dan daarvoor. Maar het blijft wel heel primitief om iemand te verachten enkel en alleen omdat je nooit van hem gehoord hebt.
In 1928 stond Dr. M. ter Braak (1900-1940) op het balcon van een tramwagen in een onzer randsteden naast een jongen die in een vioolpartituur stond te lezen: zonder zich van het lawaai om hem heen iets aan te trekken was hij verdiept in vreemde, voor anderen onbegrijpelijke tekens zonder praktische zin. Kijk, dacht Ter Braak, dat is nou eigenlijk de Europese cultuur, en al dat lawaai van de tram en van die automobielen, dat is Amerika. En daarom wijs ik Amerika af. En hij schreef een stuk dat heette: waarom ik ‘Amerika’ afwijs. Hij zei het wat langer en moeilijker en onduidelijker dan ik het nu zeg, maar daar kwam het op neer.
Waarom, heb ik me altijd afgevraagd, associeerde Ter Braak die partituurlezer met Europa en dat lawaai met Amerika? De statistieken wezen immers uit dat in Amerikaanse openbare vervoermiddelen niet minder vioolpartituren werden gelezen dan in Nederlandse. In 1928 was de toestand in Amerika misschien wel veel gunstiger dan in Nederland, want de Amerikanen verdienden meer geld en zonder geld kun je geen viool kopen. Maar het was geloof ik juist de rijkdom en de technische voorsprong van Amerika die Ter Braak tot die ‘afwijzing’ brachten. Omdat de Amerikanen zoveel badkamers, centrale verwarming en automobielen hadden dacht Ter Braak dat zij nooit een vioolpartituur inkeken. Dit terwijl zijn Amerikaanse collega H.L. Mencken (1880-1956) geregeld met vrienden Bach speelde, in Baltimore.
Nu is sinds 1928 het contact tussen Amerika en Europa ten zeerste toegenomen. Er zijn betrekkelijk weinig Europese geleerden die nooit eens een kijkje in Amerika hebben genomen. Wij lezen Amerikaanse tijdschriften en kranten (je krijgt niet de indruk dat Ter Braak ooit een nummer van Time of de Herald Tribune in handen heeft gehad) en we zien Amerikaanse televisie-programma's. En toch heeft dat aan Ter Braaks houding weinig veranderd, bij wijze van spreken. Het afwijzen van Amerika, eens een wat bekakte houding van enkele fijne luiden, is nu in brede kringen ‘in’. Dat is, geloof ik, de schuld van de nazi's.
Van 1933 tot 1945 was er een stroom van Europese intellectuelen naar Amerika. Duitse professoren (Einstein, Marcuse) kregen baantjes aan Amerikaanse universiteiten, zij brachten een stukje Europese cultuur naar Amerika. Nu was die Europese cultuur in grote trekken gelijk aan de Amerikaanse: Shakespeare, de Bijbel, Rembrandt, Freud, Chaplin, Beethoven, Lincoln, Napoleon, Mark Twain, noem maar op. Maar er was één verschil: het ‘afwijzen’ van Amerika, de gedachte dat in de subway van New York minder vioolpartituren gelezen worden dan in de U-Bahn van Berlijn. Dat wisten de Amerikaanse intellectuelen niet, en dat werd hun nu door Duitse professoren verteld. Sommigen van die Amerikaanse intellectuelen speelden zelf viool, maar dat was geen bezwaar. Zoiets is maar heel zelden een bezwaar: er zijn heel wat joodse zwemmers en zeilers die geloven dat joden bang voor water zijn.
De golf van Europese intellectuelen die de Amerikaanse universiteiten overspoelde werd later gevolgd door een golf in omgekeerde richting. Je struikelt vandaag de dag over Amerikaanse intellectuelen. Vroeger trof je ze uitsluitend aan in één Parijse boekwinkel, nu tref je ze op iedere straathoek. Zij zorgden ervoor dat de gedachte dat Amerikanen geen viool spelen post vatte bij iedere weldenkende Europeaan.