Dorie 's avonds als het kind in bed lag. ‘Was die straatmeid eraf’. ‘Moet ik soms gaan?’, vroeg hij haar dan, maar ze zei nooit ja of nee. ‘Want dan ga ik naar Frankrijk’. Als ie dat zei hield ze haar mond, anders zou hij weer vertellen over het vreemdelingenlegioen, waar hij door marokkanen gestookte alcohol dronk die bij het minste vonkje in brand vloog, dorpen plunderde, vrouwen verkrachtte. ‘Tientallen, nee honderden, ik had zelfs de tijd niet hun gezichten te zien’.
‘Wou je nog een pilsje?’, vroeg Hans. Marius keek naar zijn lege glas en duwde een duim achter de band van zijn broek.
‘Als ik goed blijf trainen, denk je, dat ik het volgend seizoen dan in het eerste kom?’, vroeg de lange en boog zich voorover om dichter bij het gezicht van Marius te komen. ‘Goed je best doen, he’, zei Marius die wist dat de linksbuiten in zijn huidige vorm zou degraderen. Hij tilde zijn lege glas op, glimlachte naar de lange. ‘Neem er een van mij’, zei hij.
De straat stond vol auto's, achterbuurten stonden altijd vol auto's van minstens vijf jaar oud. Er brandde licht. Dorie liet altijd de gordijnen open. ‘Ik heb niets te verbergen’, zei ze. Hij besloot niet vlak bij het huis te gaan staan, want als de buren hem zagen zouden ze Dorie vertellen dat ie in een slee reed. Kon dat zomaar? Moest ie geen alimentatie betalen? Dorie zou het niet leuk vinden. ‘Dat opschepperige gedoe’, zou ze zeggen. ‘Die man houdt niet van mij, niet van dat nieuwe wijf van 'm, van niemand, die man houdt alleen van zichzelf’.
Hij parkeerde de auto twee straten verder en liep zo dicht mogelijk langs de huizen tot de hem twee bekende ramen die hij vanuit het portiek aan de overkant gade sloeg.
Hij had gelijk gehad, er was niets veranderd. Zelfs naast de t.v. en boven het theemeubel brandden dezelfde lampjes. Aan een ervan hing nog steeds een klein pluchen hondje. Hij keek tegen Dories hoofd dat boven de rood met grijze stoel, haar stoel, uitstak. Op de bank zat Liedeke, zijn dochter. Toen hij opzij schoof om haar wat beter te bekijken stond ze op en ging de kamer uit.
Op de t.v. was een revue, een show die paste met de doffe geluiden die achter hem in het portiek klonken.
Liedeke kwam de kamer in met een borstel in haar hand. Hij keek naar haar en voelde zich duizelig worden, stak de straat over, keek hoe ze van opzij het haar van haar moeder borstelde en liep terug naar de auto met benen die op matrassen leken te lopen. ‘Oud word ik, oud’, dacht ie, ‘Een ingedutte zak met twintig pakken, tachtig dassen
en een holle pop’. Hij spuwde tussen zijn voeten en lachte. Idioot dat ie was, Liedeke had borsten gekregen en hij had er pijn om.
Tonia lag op bed, onder haar hoofd een handdoek. Op haar gezicht lag een masker van witte pap. Alleen haar ogen, neusgaten en lippen waren onbedekt.
‘Je ziet bleek’, zei ze toonloos om het masker in vorm te houden. Marius ging op bed zitten. ‘Jij ook’, zei hij.
‘Nou ja’, zei ze.
Hij trok zijn overhemd uit, ging staan en kleedde zich verder uit, wetend dat ze naar hem keek. ‘Ik zie er nog prima uit’, zei hij en bolde zijn borst door diep adem te halen.
‘Mmmm’, antwoordde ze bevestigend. Hij kroop in bed. ‘Je pyama’, zei ze. In de sahara had ie naakt geslapen. Hij keek naar haar profiel. Onder die troep lag ze oud te worden.
‘Moet nog in bad’, zei ze berispend.
Marius schoot, betrapt, overeind, kneep zijn ogen samen en zei: ‘Weet je, ik ben in het vreemdelingenlegioen geweest’.
De pudding op haar kin trilde bij de poging niet te lachen. ‘Bent gek’, zei ze.
Hij sprong uit bed, draaide zich razendsnel om, een hand bij zijn heup, de ander vooruit. ‘Zo deden we dat’, zei hij terwijl hij achteruit liep. De voorste hand liet het denkbeeldige geweer even los en draaide het licht uit. Tonia slaakte boosaardige geluiden, vloekte, schreeuwde: ‘Aan... aan...’ en Marius glimlachte, spreidde zijn benen en imiteerde, gevoelloos voor haar aanzwellende gejammer, een machinegeweer dat ie op haar leeg schoot.