gezonden opdat wij je konden jagen. O geliefde, kleine god, wij aanbidden je, we smeken je: luister naar onze gebeden. We hebben je gevoed en grootgebracht met veel moeite en zorg, en dat allemaal omdat we je zo liefhebben. Thans, nu je groot geworden bent, staan we op het punt om je op te zenden naar je vader en moeder. Als je bij ze komt, spreek dan alsjeblieft goed over ons, vertel ze hoe goed we voor je zijn geweest. Kom alsjeblieft terug, dan zullen we je weer offeren.’
Het beest wordt daarna gebonden en met pijlen gepijnigd, daarna aan een staak gebonden en geworgd. Aan de worging doen zoveel mogelijk mensen mee, behalve de vrouwen die hem hebben grootgebracht, die zitten wenend aan de voet van de staak; een vroeg-Christelijk tafereeltje.
Wat me het meest trof in dit verhaal is de strekking van de speech van de redenaar: denk er aan hoe goed we voor je gezorgd hebben, nu is de tijd gekomen dat je iets doet voor ons. Onwillekeurig deed me dit denken aan het soort toespraken dat ministerpresidenten of ministers van oorlog afsteken bij het vertrek van detachementen (détaché = losgelaten) soldaten, die ergens over zee opgeofferd moeten worden ten bate van de achterblijvenden. Ook daar de herinnering aan de plicht der dankbaarheid: dat men zo goed voor de jongens heeft gezorgd toen ze nog jong waren, dat het nu tijd is om er iets voor terug te doen. Als de (meestal Christelijke) bestuurder zou durven, zou hij ook spreken over het hiernamaals, waar de jongens na de offering naar toe zullen gaan. Vroeger had men die schroom niet en voorzover ik weet is het bij de nog steeds heilige oorlogen der Mohammedanen gebruik om aan de aanstaande gesneuvelden de zegeningen van het hiernamaals te beloven. Ook de Kamikazevliegers en -onderzeeërs werden bij het vervullen van hun plicht direct bevorderd tot een hoger leven.
Het gemak waarmee alle systemen - communisten, kapitalisten en alles wat er tussen in de knel zit - spreken over offers, die noodzakelijk zijn, opdat we het in een oncontroleerbare toekomst ideaal zullen hebben.
(Bij het schilderij van Rembrandt: Abraham en Isaac. De oude man met een grote hand het gezicht van zijn zoon achterover drukkend, met de andere hand het offermes brengend naar de gespannen keel... dan de engel.
Een verhaal en een beeld dat vele Christelijk opgevoeden wel voorgoed genezen moet hebben van de gedachte aan een liefderijke God en Vader. Het gedicht van Wilfred Owen, slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog:
So Abram rose, and clave the wood, and went,
And took the fire with him, and a knife.
And as they sojourned both of them together,
Isaac the first-born spake and said, My Father,
Behold the preparations, fire and iron,
But where the lamb for this burnt-offering?
Then Abram bound the youth with belts and straps,
And builded parapets and trenches there,
And stretched forth the knife to slay his son.
When lo! an angel called him out of heav'n,
Saying, Lay not thy hand upon the lad,
Neither do anything to him. Behold,
A ram, caught in an thicket by its horns;
Offer the Ram of Pride instead of him.
But the old man would not so, but slew his son, -
And half the seed of Europe, one by one,...)
Over het algemeen neemt men aan dat de behoefte aan offeranden pas ontstaan is na de uitvinding van de landbouw. Geen bloeddorstiger volken dan landbouwvolken.
Er zouden daarvoor twee redenen kunnen bestaan. De meest genoemde is de uitoefening van een imitatieve magie: zoals het zaad in de grond moet sterven voordat de nieuwe oogst kan opgroeien, zo zouden ook de menselijke en waarschijnlijk pas latere, plaatsvervangende, dierlijke offers gebracht moeten worden ten bate van een florissante toekomst (dezelfde gedachte als bij de paringen aan de rand van korenvelden, om zowel de ene als de andere vruchtbaarheid op gang te brengen).
Een andere reden zou kunnen zijn dat er een uitlaatklep gevonden moest worden voor de door de achteruitgaande jacht steeds minder bevredigde bloeddorstigheid van de mannetjes.
Maar er is reden om aan te nemen dat mensen al veel eerder offerden, of althans slachtingen uitvoerden met min of meer religieuze betekenis. Uit de tijd van de vroegste grottenschilderingen (± 40.000 jaar geleden), lang voor Lascaux en Altamira, is een berenschedel bekend, die zo was opgesteld (met enkele niet erbij behorende botten, waarvan één door de jukboog), dat hij naar alle waarschijnlijkheid een cultusbetekenis had, misschien te vergelijken met die welke de Ainoes en verwanten koesteren voor de op palen geplaatste schedels van hun geofferde lievelingen. Deze berenschedel had toebehoord aan een ± 3-jarige holenbeer!