miljoenen kronen. Ik heb altijd gezegd, Olse kan wel wat, let op mijn woorden en nu zie je het, dit is geweldig. En mannen, nog even dit, Olse brengt een jonge vrouw aan boord en die vrouw is van hem, je weet wat ik gezegd heb over “mijn” en “dijn”, die vrouw is dus van hem, je weet wat ik bedoel’.
Tegen de vrouw zei de kapitein: ‘Beste mejuffrouw, wij nemen nooit gevangenen mee, wij hebben harten van steen. Desondanks dit, uw vriend brengt zoveel goud en juwelen aan dat ik in dit geval een oogje dicht doe. Weest niet bang, je zult wel even zeeziek worden, want ons gaan geen zeeën te hoog, maar je bent onder mijn bescherming en dat wil zeggen dat je in veiligheid bent’.
Olse zei: ‘Ik moet haar even voorstellen, zij heet Ingeborg, zij is van het hoge noorden, zij werd jaren geleden geroofd. Ze hebben haar geschopt en geslagen en door háár kwam ik in de kapel waar het goud voor het oprapen lag. Wij moeten haar belonen. Wij moeten voor haar een huisje bouwen, een soort kapelletje of een kerkje, want daarin voelt zij zich thuis’.
De jonge vrouw verkeerde in doodsangst. Zij keek naar de zwarte aanrollende zee vol gevaren en zij keek naar het dorp in het maanlicht en zij zag de beulsknechten uit de nauwe straatjes komen om haar te halen. De beulsknechten liepen op het strand en ze wezen naar het Vikingschip. Toen, en met groot geweld, danste het drakenschip op de golven.