gebied van wat wel en wat niet naar het buitenland mag. Volgens mij mag het, zeg ik. De Rus, die naast mij aan de toonbank staat, lacht en zegt dat volgens hem de tabel van Mendelejev in Nederland al bekend is. Twaalf kopeken.
In het begin van de jaren dertig riep een Russische schrijver de hulp in van Arthur Koestler. Hij had een in een kapitalistisch land spelende passage waarin een arbeider en een kapitalist elkaar tegenkomen. De kapitalist duwt de arbeider van het trottoir. Welke woorden bezigt hij daarbij? Koestler moest toen uitleggen dat zulke scenes onder het kapitalisme uiterst zeldzaam zijn.
De Litgazeta van 24 augustus 1967 publiceert een citaat uit een door een jonge sovjetschrijver aan een tijdschrift gestuurd verhaal, waarin de ene Amerikaanse miljardair de andere ontvangt en zegt: ‘Wilt u een kopje koffie, sir? Het is echte!’ Het verschil met 35 jaar geleden is tweeledig: toen verzweeg Koestler de anecdote. Nu wordt hij gepubliceerd. Toen was de anecdote waar gebeurd, nu is hij denk ik verzonnen.
Het maken van fictieve mensen (beeldende kunst, toneel, literatuur) die voor het publiek aannemelijk zijn, is mede mogelijk omdat welhaast iedere combinatie van menselijke eigenschappen het ‘doet’. Men zou kunnen bestrijden dat goede schrijvers goede psychologen zijn. De meeste mensen, zegt iemand bij Aldanov, hebben helemaal geen psychologie: bij gewone vrouwen vind je alleen maar zenuwen, bij gewone mannen elementaire gewaarwordingen, alles dik overgoten met huichelarij en eerzucht, - eigenlijk hoeven romanschrijvers het helemaal niet zo ver te zoeken, als ze zich niet met uitzonderlijke mensen bezig houden.
Sommige literaire effecten worden door toevallige omstandigheden veroorzaakt. Een van de beroemdste regels der Franse poezie schijnt ontstaan te zijn uit een vergissing van de zetter, die Et Rosette a vécu ce que vivent les roses: / L'espace d'un matin veranderde in Et, rose, elle a vécu etc.
Op de voorbereidende school zongen wij een lied Haasje Martijn, nog jong en klein, / Was aan 't studeren / Om dansen te leren. / Een twee drie een twee drie, een twee drie, een. / Een twee drie een op het achterste been. Dit ‘op het achterste been’ dansen van het haasje gaf het lied iets geheimzinnigs. Pas veel later hoorde ik het platduitse lied over Lüt Matten de Haas, met als slotregel Op de achterste Been, waarbij Been het meervoud van Been is. Het zo ontroerende laatste woord van Christ, that my love were in my arms / And I in my bed again zou afkomstig kunnen zijn van het Nederlandse beddeken.
Een journalist uit * liet zijn meubilair overkomen in een laadbox. Toen de spoorwegen van zijn vaderland die box aan de sovjetgrens hadden afgeleverd kreeg hij daar bericht van. Hij deelde de afstand van de grens tot Moskou door het gemiddelde aantal kilometers dat naar hij meende een Russische goederenwagen per dag aflegt en besloot na tien dagen nog eens op te bellen of zijn meubeltjes al in Moskou waren. Ze waren er niet. Een week later belde hij nog eens. Nog een week later nog eens. Hij hoefde zich helemaal niet ongerust te maken, zijn meubels zaten in trein nummer zoveel en waren op weg naar Moskou. Over een paar dagen nog maar eens bellen. Weer niets. Maar kon men hem dan niet zeggen waar trein nummer zoveel zich op het ogenblik bevond? Over een paar dagen. Hij belde nog een paar keer, maar niemand kon hem zeggen waar die trein was. Toen werd hij kwaad, belde het ministerie van transport op met de woorden ‘Geef mij de minister, maar zeer snel’ (Dajte mne ministra, no očen' bystro). Hij kreeg tot zijn verbazing onmiddellijk de minister, en beklaagde zich. ‘Kameraad’, zei de minister tegen hem, ‘u bent minder te beklagen dan ik. U bent een box met meubels kwijt. Ik ben een hele trein kwijt.’ Later bleek die trein nooit te hebben bestaan; de box stond gewoon nog steeds aan de grens. Door toedoen van de minister had de journalist zijn meubels binnen enkele weken in huis. Er was niets gebroken. De hele operatie had vijf maanden geduurd.
Een Russische ambtenaar krijgt per dag zeg honderd zaken te behandelen. Van zeg veertig van die gevallen weet hij hoe ze behandeld moeten worden omdat hij zijn instructies gekregen heeft aan de hand van precies zulke gevallen. De andere zestig zijn nieuw. In Nederland zou zo'n ambtenaar dertig van die zestig gevallen naar eigen inzicht behandeld hebben; van de andere dertig zou hij er twintig hebben afgehandeld na overleg met zijn chef of met iemand anders. Over de resterende tien zou hij niet hebben durven beslissen en die zou hij dus hebben verwezen naar een hogere instantie.
In Rusland gaat dat anders. Niemand durft verantwoordelijkheid te nemen. Daar echter een Russische functionaris niet meer zaken kan behandelen dan zijn Nederlandse collega - eerder minder misschien, want na half twee is het moeilijk hem aan de telefoon