‘Kan de gemiddelde lezer dit bevatten?’ Birgit hield een boekje omhoog, een dun, geniet, slapgekaft geschriftje met op de witte omslag in rode inkt de naam Alan W. Watts en een embleempje (een mannetje met opgeheven armpjes, leek het wel) van City Light Books, en in zwarte letter de gecalligrafeerde woorden Beat Zen Square Zen and Zen.
‘Alec kon het bevatten’ merkte Henk op, refererend aan degene die het boekje of liever gezegd het traktaatje (Library of Congress Catalog Card Number: 59-9266) ooit gekocht had en die ook zijn naam op de titelpagina geplaatst had. Met roze lippenstift notabene. Ze spreidde haar beide armen in een dramatisch gebaar wijd uiteen en liet zich met een doffe plof op het bed terugvallen. Ze murmelde wat over dorst, en zout, en thee, en dorst. Henk keek alweer naar buiten, in de richting van de zee.
Hij stapte de kade op, pakte zijn koffer aan en overhandigde zijn plaatsbewijs aan een marinier, die het velletje papier aandachtig las, daarbij zo diep voor Henk buigend dat deze regelrecht in de loop van het geladen en op scherp gestelde geweer keek, dat de matroos op zijn rug had hangen. De loop was roestig, dat stelde Henk gerust. Iemand trok hem overtuigend aan de mouw. Of meneer een mooie schone kamer wenste, met douche en zo? Dat zinde Henk wel en daarom antwoordde hij bevestigend. De in het zwart geklede vrouw stond erop zijn koffer over te nemen. Henk volgde haar gewillig door de nauwe witgekalkte straatjes vol helgroene deuren en raamsponningen, rode hangplanten, morsige oude mannen en ezels, de geur van op houtskool roosterende lammetjes en het hoge geluid van kleine meisjes in geruite katoenen jurkjes die in het Engels informeerden hoe Henk het maakte en of het eiland hem zinde. Henk antwoordde, in een kreupel Grieks van een conversatiegidsje. Tegelijkertijd maakte hij zich ernstig zorgen. Hoe zou hij ooit de weg naar de haven en het strand kunnen terugvinden? De kamer bleek comfortabel genoeg en zag uit op een pleintje, waarop een eucalyptusboom. Henk slaagde erin vanaf zijn balkon met gestrekte vingers een lichtgroen zacht jong blaadje te pakken te krijgen. Het smaakte naar eucalyptus.
‘Sas aresi?’ Henk keek naar het vragende gezicht van zijn hospita. Hij knikte. Het gezicht betrok. ‘Verrek’, dacht hij, ‘niet met m'n hoofd knikken, dat betekent een ontkenning’.
‘Né’, sprak hij, met een warme klank in zijn stem. De vrouw keek nog iets of wat argwanend, daarom voegde hij er snel de woorden ‘maresi poli’, het bevalt me héél goed, bij. ‘Efcharisto’, antwoordde de dame grijnzend en draaide zich om van het balkon af te stappen en de trap af te dalen.
‘Komt er nog wat van?’, vroeg het blote naar chips smakende wezentje op het brede bed. Henk keek haar langdurig aan, zijn kin op zijn borst hangend en langzaam in- en uitademend. Met zijn linkerhand schudde hij zijn geslachtsorganen in een comfortabeler positie, en zijn rechterpink plaatste hij bedachtzaam tussen zijn lippen, waarna hij bedaard aan de nagel begon te zuigen. Het meisje zag er afwachtend uit. Henk trok aan zijn baard, stapte naar het bed en plaatste een kus op de schouder van Birgit. Het smaakte inderdaad naar zout. Henk opende zijn koffer en pakte zijn spullen uit.
‘Ik zal de pijpen van je broek eens afknippen’, zei ze. Ze streelde de geribde beige stof, over het gedeelte dat gespaard zou blijven. Henk kleedde zich snel om, zijn groene overhemd verwisselde hij voor een blauw nylon poloshirt, en zijn beige ribfluwelen spijkerbroek met lange pijpen voor een madras geruite Bermuda short.
‘Dat moet je zeker doen’, zei hij tegen Birgit, ‘dan hoef ik geen korte broek te kopen’.
‘Je hoeft dan ik elk geval niet voor Hollandse lul te lopen hier met je lange broek.’ Hij ging naast haar op het bed zitten en verwijderde het laken dat haar borsten aan zijn blik en zijn handen onttrok. Ze probeerde zijn krullige baard in model te strijken. Hij legde zijn kam, zijn tandenborstel en zijn scheerapparaat op het tafeltje voor het raam, naast de waterkruik en het glas. Er was zelfs een stopcontact. Ze maakte met lange vingers zijn overhemd open en schoof haar handen rond zijn torso, tot haar vingers achter zijn rug in elkaar grepen. Henk glimlachte, en zette zijn lange tanden opnieuw in haar schouders. Ze draaide haar hoofd weg. Om haar nek beter uit te laten komen ongetwijfeld. Henk schoof het laken helemaal uit de buurt en greep in een pluk brosse krulharen. Birgit probeerde de koperen knoop van zijn broek los te wurmen, maar de smalle spijkerbroek zat te strak om Henk's heupen gespannen. Henk stond op.
Nu ging het beter.
Hij sloot de deur achter en legde de sleutel in een gewoontegebaar op de vensterbank. Toen realiseerde hij zich dat dat wellicht niet heel verstandig zou wezen en stak de sleutel in zijn broekzak.
Hij zocht zijn weg door het labyrint van nauwe straatjes, tunneltjes en pleintjes. Uiteindelijk kwam hij toch bij de haven aan, geleid door een sterker wordende concentratie van middenstandsvestigingen in een zilte