Hollands Maandblad. Jaargang 8 (226-235)
(1966-1967)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
270/7 Dit is het geluid van zich met elkaar onderhoudende witte walvissen of Beluga'sIk stel mij voor om u bij deze gelegenheid met de neus te drukken op feiten die voor iedereen constateerbaar zijn - en dus ook met gemak door de platste leek gecontroleerd kunnen worden - maar die zo verspreid liggen in de zandzee van in dit opzicht niet of minder significante feiten, dat ik mij zelf wel met reden de eerste acht die de samenhang en de dreiging ervan ziet en die daarom de plicht in zich voelt opwellen (onthoud dat woord wellen) om u te waarschuwen. Niet waarschuwen voor een catastrofe, al zal dat sommigen uwer zo voorkomen, maar voor een omwenteling (onthoud dat woord wenteling) in ons bestaan. Ik kwam tot het opstellen van deze boodschap door een toevallig gekozen gezichtspunt. Als men al van toeval kan spreken, laat staan van kiezen. Een gezichtspunt is als een licht dat men door de takken van een boom ziet. Gewoon bij daglicht groeien die takken alle kanten uit, als het negatief van een spons, of als het positief waarvan de spons het negatief is. Maar zodra men in de nacht een lamp opstelt tussen de takken, is het voor een waarnemer duidelijk dat alle takken in evenwichtige cirkels zijn aangelegd, concentrisch om de lamp. Mijn voor de grap (grapjes bestaan niet) gekozen gezichtspunt leverde mij na enige tijd stapels losse materialen, die stuk voor stuk éénzelfde richting uitwijzen, de lamp tussen de takken, het gezichtspunt. Ik zal nu een aantal van die materialen noemen, van tijd tot tijd zal ik even stil zijn, dat kan zijn om de feiten tot u door te laten dringen, het is ook mogelijk dat mijn papieren in de war zijn, het is in géén geval een compositietrucje. Dus wanneer u iets niet begrijpt wat ik zeg, of als ik niets zeg, ligt het aan u, het is niets moderns, puur redelijk. | |
278/84 Dit is het geluid van een tuimelaar.Het leven op het land is niet gelukkig geweest. Telkens keren er diervormen terug naar het water. Onafhankelijk van elkaar de zeekoeien, de zeeotters, robben in vele soorten, zeeslangen, zeeleguanen, krokodillen, zeeschildpadden, pinguins, vishagedissen, walvissen. Er zijn maar weinig zoogdieren zoals de mens, met een onderhuids vetweefsel, zeg maar spek. Varkens - van oorsprong moerasbewoners - zeehonden, zeeleeuwen, zeeberen, zeeluipaarden, zeeolifanten en de hele scala van walvissen met en zonder tanden. Spek is duidelijk een aanpassing aan het waterleven: het isoleert de lichaamswarmte van de waterkou, het omgeeft de hoekige gespierde bouw tot gladde, ronde vormen die in het ideale geval - denk aan de Baikalrob, aan de potvis, aan eenvoudige brisantbommen - de droppelvorm benaderen. Denk in dit verband even aan de Venus van Willendorff, zoals iedereen aanneemt een ideaalbeeld, godgelijk. Er zijn ook maar weinig dieren zoals de mens die kaal zijn, haarloos. Walrussen, walvissen, zeekoeien, nijlpaarden, allemaal dieren die min of veel meer aan het water zijn aangepast. | |
307/3½ GarnalenNu komt er een heel ingewikkeld verhaal. De meeste mensen denken dat evolutie zoiets is als het oplopen van een trap, trede voor trede, of desnoods het opstijgen per lift. Het idee van hoger op gaan, van vooruitgang (als je die twee richtingen combineert krijg je als resultante de schuin opklimmende lijn van een trap). Men begint ergens bij a en na veel strijd om het bestaan, veel moord en doodslag, misdadig weggraaien van voedsel voor de neus van zwakkeren, komt men steeds dichter bij z. | |
[pagina 4]
| |
Z is eigenlijk geen aardig idee, een eindpunt, een toekomstige stilstand, dood, bederf. Toch is er niet veel aan te doen; de gewone huis-tuin-en-keuken-evolutie werkt zo en komt inderdaad aan een eind, met een maximale aanpassing aan het milieu, een supermeesterlijke specialisatie enz. enz.; een punt waarop de vormenrijkdom opdroogt: olifanten, paarden, neushoorns, toppunten van breedgebaseerde pyramiden, tientallen of honderden miljoenen jaren geleden begonnen, nu ten dode opgeschreven, de minste verandering in het milieu slaat de top er af. Maar de natuur, mijne vrienden, is als Cage, eindeloos vruchtbaar in ideeën, nooit gevangen voor de dichte deur van mechanische onvermijdelijkheden. Wanneer het alfabet bij z afgelopen is, is het zaak om halverwege wat anders te gaan doen, een zijtak, en daar opnieuw te gaan alfabetiseren. Dat is geen speelse theorie, dat is in de werkelijkheid aangetoond. Paedomorphosis of neotenie is het verschijnsel dat een dier niet de gewone weg volgt van jeugd naar volwassenheid, wat altijd neerkomt op het verlies van jeugdkenmerken, maar bijtijds besluit om de mogelijkheden van de jeugd verder uit te bouwen, een zijweg in te slaan en die te verbreden tot hoofdweg. De grote sprongen in de evolutie, die aan stapels tegenstanders van Darwin de gelegenheid boden om met hun platonische creatiepraatjes de zaak op te vullen, kunnen zo verklaard worden. Zeeëgels, zeesterren, zeekomkommers leiden een somber leven, al miljarden jaren kruipend of gravend over en in de bodem. Hun larven daarentegen, uitgerust met versierselende franjestroken, bewegen tot in de hoogste regionen van de zee. Uit zo'n larve, die niet tot de morse staat van zijn ouders wilde verdergroeien, is naar alle waarschijnlijkheid de eerste zakpijp ontstaan. Niet direct een briljant resultaat. Maar in deze diervorm ontwikkelde zich het begin van een zenuwstelsel waaruit het onze kon voortkomen. Dat ging overigens ook al niet door de gewone rechtlijnige evolutie. Larven van zakpijpen zien er uit als minuscule kikkervisjes of als reusachtige spermacellen; een bolletje met een beweeglijk staartje. In dat staartje hebben de oude anatomen een weefselstreng aangetoond die overeenkomt met de chorda van de primitieve vertebraten, bij ons vervangen door de benige ruggestreng. Bij de gewone zakpijpen zet zich na enige tijd vrij leven het larfje neer, verliest zijn staart met het grootste deel van de chorda en wordt zakpijp: ijverig in- en uitstromer van water. Er zijn echter verwanten van de zakpijpen die in het vrij zwevende stadium volharden. Volgens Garstang zou uit een dergelijke volhardende larve de bloeiende stam der gewervelde dieren, waartoe wij behoren, zijn ontstaan. Wij stammen niet af van een vastzittende zakpijp, maar van zijn kwispelende larve. De evolutiegeschiedenis herhaalt zich, vermomd onder variaties: de Nederlandse anatoom Bolk somde een lijst van kenmerken op die ons onderscheiden van onze naaste broeders in het dierenrijk, de mensapen, althans van de volwassen mensapen, want diezelfde kenmerken hadden wij gemeen met de jonge en zelfs nog ongeboren mensapen. Menswording is een gevolg van foetalisatie, van het uitbuiten van een steeds vroeger stadium van de jeugd. Wat wij werkelijk willen is terug naar la mère, la mer, de zee, moeder van alle dingen. | |
304/9 De padvisOns bloed heeft nog steeds dezelfde zoutverdeling als zeewater. Dat is heel vreemd, want over het algemeen gaat elke eigenschap die niet direct een functie heeft, verloren in de loop van een fractie van het aantal generaties dat ons scheidt van onze uit zee kruipende voorouders.
Zeer laagstaande zoogdieren als de kangeroes dragen hun foeten een belachelijk korte tijd met zich rond en dan - met de primitieve gedachte: hoe eerder gehard hoe beter - worden de wormachtige larven de droge, verdrogende, dodende buitenwereld ingestoten. Daar gaan die wormpjes gegarandeerd dood. Dat hebben zelfs de kangeroes geleerd. Het eerste wat dan ook het blinde diertje doet na de geboorte, is een door de moeder gelikt slijmspoor volgen, in de hoop weer terug te keren in de moeder. Dat gebeurt. Voor maanden daaropvolgend wordt het jong weer opgenomen in de vochtige, vliezige wanden van de buidel.
Bezie eens een plaat vol walvissen, alle soorten naast elkaar. Men behoeft er nog niet eens de foeten naast te zien om te weten dat deze dieren nauwelijks na de geboorte en zelfs tot en met het volwassen worden veranderd zijn. Denk dan eens aan de treurige landbewoners: al die uitstekende hoorns, klauwen, borstels, doorns, het ene dier nog ingewikkelder wat betreft de bouw van zijn ledematen dan het andere. Wat een grote sprong na het foetenstadium, na de jeugd, van harder worden, hoekiger. Walvissen | |
[pagina 5]
| |
zijn dieren die hebben toegegeven aan hun moederbinding, van het vruchtwater duiken ze de zee in. | |
319/25 Een zeemeervalDenk aan tranen. In onze hedendaagse vorm hebben ze geen functie. Aan de andere kant is het onwaarschijnlijk dat een fysiologisch gebeuren zo maar plaats vindt, zonder ooit een doel gehad te hebben. Er zijn slechts een paar dieren die opvallend huilen kunnen. Badgasten vinden vaak verweesde jonge zeehonden op het strand, met grote verklonterde traansporen van hun ogen langs de neus naar de bek. Heuler noemt de Duitser ze. Gezien hun treurig lot - de meeste sterven, al of niet meegenomen door dierenliefhebbers - zou men hun tranen verwant kunnen denken aan de onze. Ook van zeekoeien zijn tranen bekend, zelfs beroemd, want hun tranen worden opgevangen in kleine flesjes, als liefdesopwekkingen duur verkocht. De enige situatie waarin zeekoeien schreien is, kort voor hun dood, wanneer ze op het strand of aan boord van een vissersboot liggen te sterven. Al weer lijken het geen onverwante tranen. Tot slot de zeeschildpadden. Als de wijfjes aan land kruipen om eieren te leggen, beginnen hun ogen te wateren. Op alle foto's in Time, Life en de daaruit voortgekomen boeken kan men de bezande traansporen zien. Dit was het derde dier dat juist op het strand tranen loost. Het huilen bij deze dikerendie niet in het minst met elkaar verwant zijn, is geen teken van verdriet, het is een functioneel gebeuren dat dient om de aan zeewater gewende ogen tegen uitdrogen te beschermen. Maar waarom wenen wij dan als enige echte landbewoners, wanneer wij droevig zijn of in grote emotie verkeren? Ik denk dat het komt door een soort oer-geboortetrauma; de grootste emotie die wij ooit beleefden in onze evolutiegeschiedenis als landdier, was die van het uit zee kruipen, van het landdier worden, een trauma dat elke generatie ververst wordt - zoals bij de idioot die weer uit bad moest - bij de individuele geboorte. Dat onze pasgeborenen nog traanloos huilen bewijst dat ons volwassen | |
[pagina 6]
| |
wenen niet gebonden is aan het geboortetrauma in enge zin, maar in die oerbetekenis van landdierwording. Tranen herinneren ons aan de noodzaak om terug te keren naar de zee. Het feit dat geen ander landdier zulke tranen kent, bewijst dat wij dichter dan enig ander landdier gekomen zijn bij de terugkeer naar de zee.
De taal kan niet liegen. Bezien wij de uitdrukking: hoe een koe een haas vangt. Dat is binnen de huidige omstandigheden een irreëel beeld. Maar plaats gewoon het woordje zee voor beide dieren: hoe een zeekoe een zeehaas vangt. Dat kan best. Een zeehaas is een slak. Een zeekoe eet per dag mudden waterplanten. Allicht dat daarbij wel eens een slak naar binnen glijdt. Naar de sterren grijpen, onmogelijk. Naar de zeesterren, wordt regelmatig gedaan. De vliegdromen waar de psychiaters zo veelbegrijpend over spreken, zijn historisch onverklaarbaar. Nooit hebben mensen of hun voorouders tot in verre graad gevlogen. Ook staat vast dat zij dat nooit in de toekomst zullen doen. Maar zwemmen is een andere zaak. Al die kinderen en grote kunstenaars die meenden te kunnen vliegen, de jonge Tolstoy die het raam uitsprong, alleen verklaarbaar door de gedachte aan zwemmen, aan zwembehoefte. Zwemmen wordt trouwens door allerlei secten en medische richtingen aanbevolen om aan alle mogelijke spanningen te ontkomen. | |
327/39 De trommelvisAl die grote geesten die uit of vanover het water komen: Mozes, Li Tai Po, Confucius, Christus. De doop, de onderdompeling in water. Kort geleden nog een negerin bij verdronken. Citaat uit Hermans' Nooit meer slapen: ‘Het is geen wonder dat de stichters van grote godsdiensten meestal vissers zijn geweest.’ De heilige Jacobus, die nog na zijn dood van overzee met een bootje in Spanje te land kwam, om daar het evangelie te brengen. De drie Maria's in hun bootje, tesamen met Sara la Kali, de heilige van de zigeuners. De naam Maria, die zowel met zee (mare) als bitter (amara) verbonden is, misschien omdat er in de dode zee zoveel bitterzouten voorkomen. Al die woorden die beginnen met de golflijn van W, Z of M, waarin liefde en dood verbonden zijn met zee, mer, mère, moeras, modder, moeder, amour, amor, à mort, amortiseren, walvissen (volgens Melville in Moby Dick) verbonden met woorden als wentelen, wiel, walhalla, water. De hemel wordt steeds geassocieerd met water, met de zee of met een moeras waarin kikkers kwaken. Wentelen geassocieerd met weelde, in weelde baden, wentelteef, op handen gedragen worden is een gevoel dat men als volwassene alleen nog kent in water. De dode helden die naar het Walhalla gaan, de dode vikingvorsten die in hun boten de zee op werden gebracht, het nog steeds hier en daar sluimerende geloof dat wij na onze dood naar de hemel gaan. (In het Hebreeuws is hemel sjammajim; dáár is water). Het hiernamaals, voorbij de Maelstroom. De zee is een buik vol embryos
vol roeivoetigen, kopvoetigen, veelvoetigen
vol voeten die het lopen nog leren moeten,
niet verder zijn dan sierlijk bewegen van vinnen
(gedagwuiven is een restje van zwembeginnen)
de zee is moeder van koningen,
van zeepaardjes en malle ponen.
Van wieren is het oudste bewegen van leven
elk gebaar dat we namen gegeven
van strelen, protest, van vechten en vreten
is, buiten ons zelf bestuurd,
in af- en aanstromend water,
hetzelfde van vroeger gebleven.
| |
289/94 Dit is een stukje uit Cartridge Music van John CageCage's compositietechniek komt praktisch hier op neer: hij stelt een willekeurige reeks materialen op, geluiden, stilten, maar het kan worden uitgebreid met kleuren, vormen, geuren, bewegingen. Het gebruik hiervan wordt bepaald door het toeval, door de aanwijzingen van dobbelstenen, of een munt die getost wordt, door een Laotsiaans orakel. Daaruit vloeien voort de duur van elk materiaal, van de stilte, van de combinatie, van welke materialen. Cage ziet dit als een werkwijze die overeenkomt met die van de natuur. Op het eerste gezicht is dit niet juist. De natuur werkt met toevallig zich voordoende mutaties, een toevalligheid die zeker niet door dobbelstenen is te verbeteren. Maar daar staat tegenover de natuurlijke selectie, een streng keuzeprincipe, de oorzaak van de natuurlijke harmonie waardoor alleen maar factoren bij elkaar komen die functioneel zijn of om andere reden samenpassen. De basis van de natuurlijke wijze van creëren. Bij nader inzien heeft Cage gelijk. De enige factor waarin de mens van alle andere | |
[pagina 7]
| |
levende wezens verschilt, is in het steeds meer tegenwerken en opheffen van de natuurlijke selectie. Gevolg is de toenemende heerschappij van de toevallige mutatie. Gevolg is dat we alles wat we vroeger onder erfelijke gebreken rekenden, alles wat bij een beetje een natuurlijk testsysteem zou worden uitgezift, in leven houden en met behulp van de meest ingewikkelde apparatuur tot verdere voortplanting brengen. Dit geldt niet alleen voor onze huisdieren, van jufferpincher tot Sint Bernhard, maar natuurlijk evenzeer voor de mens zelf. Cage's manier is een supermenselijke variant van de natuurlijke evolutie. Dit is niet zo maar een stukje theorie. Wat doet mutatie als het de kans krijgt? Afbreken. Elke eigenschap die men aan een gaaf dier kan aanwijzen, staat constant bloot - althans in de erfelijke dragers van die eigenschap - aan afbraak. Onze kiezen verdwijnen, evenals ons haar, onze blinde darm is nog maar een restje, alleen bewust bij ontsteking, onze tenen verdwijnen, ons gezicht, ons gehoor, ruiken kan bijna geen mens meer. Geholpen door atoomstraling, door insectenvergiften, door mosterdgas, door softenon, raken onze kinderen steeds meer uitstekende delen kwijt. Alles wordt moeizaam in leven gehouden, steeds meer ontdekt men dat de toenemende ledemaatlozen alleen maar te houden zijn in zwembaden, | |
[pagina 8]
| |
aquaria, steeds dichter nadert men de absolute droppelvorm, de ideale stroomlijn van Baikalrob, potvis, Venus van Willendorff. Nu is wel het moment gekomen om een woord aan te halen van Z.K.H. prins Bernhard, zijn waarschuwing dat als wij niet oppassen wij ons ontwikkelen tot grote hersendragers die zich in karretjes moeten voortbewegen. Het staat vast dat wij niet opgepast hebben, noch hoe je dat zou moeten doen. | |
352-56 De zeekoeAmerika en Frankrijk hebben als stijl ontwikkeld dat wat de een doet precies het tegenovergestelde is van wat de ander doet. Biologisch gezien kan dat de aanloop tot ingrijpende samenwerking zijn, zoals de lever de bloedlichaampjes afbreekt die het rode merg eerst zo bloedig heeft opgebouwd. Onder auspiciën van het Amerikaanse departement van oorlog wordt een uitgebreid onderzoek gedaan naar de intelligentie en de praktische toepassingen daarvan van kleine walvissen, dolfijnen, bruinvissen, tuimelaars. Hun grote hersenen bevatten grote nog ongebruikte gebieden (evenals de onze) en men is druk bezig daar lading voor te vinden. Men houdt deze dieren reeds in smalle, precies passende waterbakken. Het water is alleen maar nodig om de huid soepel te houden en de ingewanden te dragen. Een goed corset en een geregeld gebruik van smeermiddelen zouden water overbodig maken. Intelligente onderzoekers zijn reeds in staat om de geluiden van de walvissen te interpreteren en zelfs om ze na te doen, zodat de dieren erop reageren. Intelligente walvissen zijn reeds in staat om op de juiste plaats te reageren met een herkenbaar Yes of No. In principe hebben onze ingewikkeldste computers niet meer mogelijkheden. Aan de andere kant zijn vanwege het Franse ministerie van oorlog Cousteau e.a. bezig om mensen zich te laten aanpassen aan onderwater leven. Voorlopig nog met grote zuurstofcylinders, maskers, duikerbrillen, zwemvliezen etc. Reeds heeft men onderwaterhuizen, van alle comfort voorzien en beter beschermd tegen atoomstraling dan de open lucht. Reeds doet men proeven om muizen te laten waterademhalen door de longen water in en uit te laten pompen. Echt vissig, maar dan meer inwendig. Wij kunnen het op die manier alleen met ± 2 m2 uitwendige kieuwen, die reeds worden ontwikkeld door Dupont in Amerika. Maar waarschijnlijk zullen wij het in een andere richting zoeken. We kunnen onder water zuurstof maken, in steeds praktischer, kleiner verpakkingen meedragen, chemisch gebonden b.v. in kleine pillen die regelmatig voldoende O2 afstaan. Vrouwen moeten nu reeds allemaal regelmatig een pil slikken om de overbevolking tegen te gaan. Die pil zal binnenkort in het voedsel meegegeven worden. Alleen geschikte jonge mensen zullen een bepaalde periode tegengif-pillen krijgen om tot voortplanting te | |
[pagina 9]
| |
komen. Ook het materiaal van de zuurstofpillen zal vroeg of laat in voldoende mate met het voedsel kunnen worden opgenomen. Terwijl de tuimelaars in steeds geperfectioneerder invalidenkarretjes de zonverlichte aarde zullen beheersen, zullen de mensen de zoveel grotere ruimte binnendringen van de zee. | |
357 Nu komt het geluid van Olaph, een tienjarige walrusbulIk ben tegen de doodstraf, maar bepaalde perversiteiten zou men wel mogen uitroeien vind ik. Zo mag men van mij gerustde man ophangen die het plan heeft voorgesteld om bruinvissen zo af te richten dat ze met een bom aan een halsband naar een vijandig schip toe zwemmen en dat even aanstoten. Dat de mens niet van nature zou zwemmen lijkt alleen maar zo omdat wij onze kinderen niet vroeg genoeg de gelegenheid geven. Kinderen van enkele dagen oud kunnen hun hele lichaamsgewicht dragen aan hun handjes, als een aap aan een tak. Tot de leeftijd van drie maanden kunnen babies zonder les zwemmen. Maria Montessori wees er al op dat er voor elke capaciteit een bepaalde leerperiode is. |
|