volstrekt tevreden is met zijn beroepskeuze, is een slecht politicus.
Terug naar de Rivièrahal. Zo'n log gevaarte van een partijcongres is natuurlijk niet geschikt voor uitvoerig en diepgaand beraad. Gewoonlijk is het een demonstratie van eensgezindheid en trouw aan de voormannen, een bron van inspiratie voor de partijwerkers in het land die wel eens iets anders willen zien dan slechtbezochte afdelingsvergaderingen. Een paar radicale ketters horen er natuurlijk bij: zij krijgen het woord en worden met overweldigende meerderheid weggestemd. Dat betekent twee vliegen in één klap, want de eensgezindheid wordt bevestigd, terwijl het ruime gevoel dat iedereen erbij mag horen ook aan zijn trekken komt.
Naarmate de oppositie groeit, wordt een congres gevaarlijker voor een partij - ook als er nog lang geen kans is dat een meerderheid zich tegen de leiding zal keren. Opposanten vragen uiteraard meer het woord dan getrouwen, en doen een zwaar beroep op hun formele rechten als congresgangers. De voorzitter moet spreektijden bekorten en de discussie opjagen om op tijd door de zaken heen te komen; omdat hij niet alleen voorzitter van het congres, maar ook van het bestuur is, wekt hij bij de opposanten de indruk dat hij hen monddood wil maken, al doet hij ook nog zo zijn best om die indruk te vermijden. En ondertussen zit de zwijgende menigte partijgetrouwen zich op te winden over die stroom van sprekers, die daar met hun gladde praatjes tegen de leiding staan aan te trappen en zo de demonstratie van eensgezindheid bederven. In plaats van een bron van inspiratie wordt zo'n congres gemakkelijk de oorzaak van verbittering en hooglopende ruzies achteraf.
Dit risico liep de Partij van de Arbeid in de Rivièrahal. En het is, die omstandigheid in aanmerking genomen, wonderlijk goed afgelopen. Dat lag vooral aan het karakter van de oppositie. De groep van Tien over Rood vertegenwoordigt in de eerste plaats een groot aantal mensen die in de laatste maanden partijlid zijn geworden of van papieren in echte leden zijn veranderd, met de bedoeling de partij nu eens wat meer radicaal élan te geven. Zo'n oppositie is heel iets anders dan een groepje dissidenten dat al jaren hardnekkig vecht voor een andere partijkoers. Het bestuur was waarschijnlijk dolblij met de aanwas, en ten volle bereid de vertegenwoordigers ervan op te nemen in de beleidsorganen van de partij en zelfs in de kamerfractie - als zij ten minste bereid waren hun al te concrete programmapunten voorlopig op te zouten. Onder al het rumoer van het congres was de belangrijkste gebeurtenis eigenlijk, dat van weerskanten genoeg welwillendheid werd betoond om een geleidelijke vernieuwing van de partijtop, zonder grote schokken en binnen niet al te lange tijd, waarschijnlijk te maken. De generatie van de oprichters heeft eindelijk eens een wat ruimere keuze bij het zoeken naar geschikte opvolgers. De partij zal er waarschijnlijk niet veel radicaler van worden, wel energieker.
Over de inhoud van de discussies schrijf ik maar niet, die heeft inmiddels uitvoerig genoeg in de krant gestaan. Dat het debat over de internationale politiek verward en oppervlakkig bleef, was te verwachten. Geen mens is in staat om over een kwestie als Vietnam in drie minuten een zakelijk betoog te houden dat iemand overtuigt die het niet al van te voren met hem eens was, zeker niet als er ook nog over Portugal en Oost-Duitsland moet worden gepraat. Het bleef grotendeels bij felle kreten, variërend van een oproep tot eerbied voor Amerikaanse oorlogsgraven in Europa tot een beschuldiging van Amerikaanse volkerenmoord in Vietnam. De discussie tussen Lammers en Dankert over erkenning van de DDR was van beter gehalte, maar hoorde duidelijk thuis in een kleiner comité met meer tijd. Toen Tans daarop wou aansturen, kwam er een emotionele en nogal onthullende interventie van Burger: over erkenning mocht zelfs niet worden geprààt in de partij, zolang de zaak internationaal nog niet aan de orde was gesteld. De uitspraak van een man die te lang heeft helpen regeren, en in begrijpelijke angst voor complicaties even vergeet hoe het komt dat hij soms bepaalde zaken internationaal aan de orde mag stellen, en namens wie. De oppositie kreeg geen gelegenheid meer tot reageren, en Burger kreeg zijn zin.
Meer verwonderlijk dan dit alles was de voortreffelijke, zakelijke discussie die het congres wist op te brengen over de vraag of er een minimumprogramma moest komen, waaraan de PvdA volledig zou vasthouden bij deelname aan een regering. Voor en tegen werden goede argumenten aangevoerd. De tegenstanders noemden vooral de nadelen bij het onderhandelen met andere partijen, de voorstanders het voordeel van groter duidelijkheid voor de kiezers. Drees zei o.a. dat het land onregeerbaar zou worden als alle partijen met zo'n ijzeren verlanglijst kwamen; Westenbrink, de jonge Drentse Koekoektemmer, bleek ook van Drees niet bang, en bracht ertegenin dat de VVD misschien het voorbeeld zou volgen, maar dat de innerlijk verdeelde confessionele partijen dat nooit zouden kunnen. Het