Afgunst
M. Lammes
De beide vrouwen woonden tegenover elkaar en beloerden elkaar al de hele ochtend. Zij lieten het huishouden het huishouden en in beiden rees langzaam maar zeker een niet te onderdrukken woede.
Toen de één zag dat de ander keek, nam zij een besluit, liep naar haar kostbare Chinese vaas, pakte die op en hield hem in het licht, zo, dat alle pracht schitterde en blonk.
De overbuurvrouw zag dit en werd geel van nijd, liep naar haar linnenkast en haalde er het gouden oorijzer uit van haar grootmoeder. In de zon straalde het goud koninklijk alle kanten op.
De ander fonkelde en haalde uit háár kast de dure jurk, die zij nooit droeg omdat ie te duur was. Midden in de kamer, in het licht van de volle middag, kleedde zij zich ongegeneerd uit en wrong zich in de jurk, die erg bloot was.
De overkant zag de jurk en het bruine bloot en werd dáár heidens van. Zij rukte haar bovenkleren af en toonde haar borsten, die vol en mooi waren. Om er wat meer toon aan te geven rekte zij zich, alsof zij lui was, en liep met lome passen naar het raam en weer de kamer in.
De jurk was sprakeloos en verdween toen in flarden van het lichaam waar hij omheen zat, een juweel van bouw en goede verhoudingen. Naakt draaiden zij geruime tijd als pauwen door hun vertrekken.
De middag schoot op en de verhoudingen lagen ongeveer gelijk, hetgeen zij begrepen. Hun balkons lagen weldra vol met pressure-cookers, kristallen schenkers, bestek, tapijten, één zeer grootbeeld tv-toestel een kleine ijskast, een windhond en een cyperse kater, om maar iets te noemen. In hun drift waren zij hun naaktheid vergeten.
Aan het eind van de middag kwamen de mannen thuis. De een werd geknuffeld dat hij boos werd; de ander van zijn jas ontdaan, een hele mooie. De vrouwen begonnen hun mannen daarop systematisch van hun kleren te ontdoen, totdat zodoende de beide echtparen in natuurlijke staat in hun huizen stonden.
De niets vermoedende, zwakke mannen werden verleid op een manier waarvan zij zelfs niet gedroomd hadden, nooit.
De vrouwen verloren elkaar niet uit het oog en deden, vreemd genoeg, op dít punt niet voor elkaar onder. Geruime tijd was er geen rivaliteit.
In de avond werd het licht ontstoken en zagen de mannen elkaar staan. Uitzinnig van schaamte hebben zij, die voordien nimmer groetten, elkaar sindsdien schuchter ‘goeden morgen’ gewenst.