Suetonius Tranquillus en het Cesarisme
J. Pen
Men heeft Suetonius Tranquillus altijd voor een saai historicus gehouden. En zulks niet, omdat de materie waarmee hij zich bezighield saai zou zijn: het enige werk dat van hem bewaard is gebleven beschrijft het leven der twaalf caesaren (van Julius Caesar tot en met Domitianus), en die levens waren, zo op het eerste gezicht, bont genoeg. Maar het strikt descriptieve karakter van De Vita Caesarum, de overvloed van feiten en anecdotes, het ontbreken van iedere poging tot causale verklaring, van sociale of economische achtergronden, van een rode draad heeft Suetonius de naam bezorgd van een erudiet, een opstapelaar van materiaal, een geleerde zonder kraak of smaak. Hij heeft geen eigen meningen, zijn personages hebben geen gezicht. Zijn opsommingen zijn zo monotoon, dat men in zijn teksten de keizers zou kunnen verwisselen zonder dat er iets essentieels wordt gewijzigd. Augustus, Tiberius, Claudius, Nero; zij worden allen geschoren over dezelfde kam van onaandoenlijke mededelingen zonder enig verband.
Deze manier om Suetonius te classeren is recentelijk aangevochten. Roger Vailland, als historicus en Latinist een amateur (hij is voor alles romancier - La Loi en Les Mauvais Coups behoren m.i. tot de toppen van de recente Franse literatuur) heeft in zijn Suétone (uitgave Buchet/Castel, in de reeks Les Pages Immortelles, 1962) een nieuwe theorie verdedigd. Hij ziet Suetonius als een man met een uitgesproken mening over het ‘cesarisme’ - de psychologische en politieke wetmatigheden van de dictator; maar tevens als de man, die zijn uiterste best heeft gedaan, deze mening onder tafels, stoelen en massa's feiten en anecdoten te steken. Maar Suetonius, aldus Vailland, heeft ons een sleutel gegeven - een kleintje maar, want hij was bang om te vroeg doorzien te worden. Als de zoon van een politieman in dienst van Nero had hij genoeg van de terreur gezien, en daarin alle reden gevonden, op zijn tellen te passen. Hij werd advocaat, doch beperkte zich tot civiele zaken en bleef ver van de politiek. Als historicus koos hij onschuldige en neutrale
De tekeningen in dit nummer, ‘Venetiaans avontuur I’, zijn van Slachters Keesje
onderwerpen - het spel bij de Grieken en bij de Romeinen, de opbouw van het Romeinse leger - maar hij bezweek voor de verleiding toen Hadrianus hem in dienst nam als secretaris en archivaris. Hij bezweek opnieuw toen hij door zijn ambt toegang kreeg tot het vele historische materiaal. Maar zijn publicatie ervan moest zo onschuldig mogelijk blijven. (Hij is nochtans in ongenade gevallen en door Hadrianus verbannen - maar de reden daarvan schijnt niet te hebben gelegen bij de onthullingen of bij zijn theorie over het cesarisme. Gezien de massale slachtingen had hem trouwens gemakkelijk een slechter lot kunnen treffen).
Het kleine sleuteltje meent Vailland te hebben gevonden in twee dingen: de monotonie en de tegenspraak. De monotonie lokt hergroepering uit naar zekere rubrieken: het aan de macht komen der caesaren, hun pschygologiesche ontwikkeling, hun wreedheid, hun dood. De tegenspraak is, bij een sekuur historicus, inderdaad opmerkelijk en soms te ongeloofwaardig om niet een opzettelijke indruk te maken. Eén voorbeeld: na de clementie van Augustus te hebben vermeld, wordt, nota bene in dezelfde alinea, een korte samenvatting gegeven van de feiten, die blijkbaar deze clementie moeten adstrueren, en die neerkomen op enkele simpele ter dood veroordelingen, het breken van benen, het in de rivier doen werpen van met stenen bezwaarde personen en