Niet meer om het recht op zelfbeschikking van de Papoea's door Indonesië erkend te krijgen, blijkbaar, maar uitsluitend om ons bestuur over Nieuw-Guinea te kunnen voortzetten en de Papoea's op zijn Nederlands te kunnen opvoeden. De bondgenoten, en dan vooral Amerika, zijn wel vriendelijk maar niet gek.
Er is een tijd geweest, in 1949, dat ook de V.S. het beter vonden, uit strategische overwegingen, dat Nieuw-Guinea Nederlands gebied bleef, maar die tijd is lang voorbij. De voornaamste reden voor Amerika om zijn standpunt, dat zich de laatste jaren, voor iedereen zichtbaar, ontwikkeld heeft van pro-Nederlands tot neutraal, niet geheel te doen omslaan in steun voor Indonesië, was de zelfbeschikking voor de Papoea's Men stond voor een dilemma: de Indonesische aanspraken op een gebied dat tot 1949 ook bij Indië hoorde en van Djakarta/Batavia uit bestuurd werd, waren rechtmatig; de aanspraken van de bevolking op zelfstandigheid waren dat ook. Het anti-koloniale begrip zelfbeschikking zal misschien de Amerikanen wat schijnheilig in de oren geklonken hebben, omdat het het enige argument was waarmee een oud-koloniale Europese macht een deel van zijn oud-koloniale positie in Aziëintact probeerde te houden, maar niettemin. Daar speelde doorheen dat de Amerikaanse regering, althans onder Kennedy, niet alleen begrip had voor Indonesië's gebiedsclaim, maar ook ongerust werd over de toenemende invloed van Rusland en China in Indonesië en van de Indonesische communistische partij. De communisten profiteerden van het Nieuw-Guinea-conflict en van de slechte economische toestand in het land (die weer nauw samenhing met de poging Nieuw-Guinea te bemachtigen). Onder de Eisenhower-administratie was het nog een Amerikaanse gewoonte de communisten in Azië te bestrijden door reactionaire onpopulaire elementen in de Aziatische landen te steunen. Nederland was zo'n element in de Indonesische archipel. Onder president Kennedy kwam men steeds
meer tot het inzicht dat erkenning en steun van de niet pro-Westerse maar ook niet pro-communistische populaire nationalisten, zoals president Soekarno, een betere politiek is.
Dat inzicht heeft ertoe geleid dat de Verenigde Staten zich actief met het geschil zijn gaan bemoeien om uit te zoeken in hoeverre de twee partijen zich in onredelijkheid hadden vastgebeten, en wat daar aan te doen was. De Amerikaanse regering is bereid Indonesië economische hulp te geven. Die bereidheid komt voort uit de Marshall-traditie - Amerika heeft belang bij welvarende andere landen, niet bij noodlijdende - die tegen niemand gericht is, en uit de overtuiging dat economische hulpverlening het beste middel is om communistische invloedsvergroting tegen te gaan. Die hulp valt zowel politiek als economisch in een bodemloze put, zolang het Nieuw-Guinea-conflict doorduurt. Politiek: de Nederlandse vasthoudendheid speelde de communisten in de kaart door het wantrouwen en de nationalistische verontwaardiging tegenover het Westen op peil te houden. Economisch: de inspanning om Nieuw-Guinea van Nederland los te krijgen kostte Indonesië veel geld.
De enige zware factor op de andere kant van de weegschaal was voor de Amerikanen het belang van de Papoea's. Niet het belang van Nederland, want wij hadden geen enkel belang bij het behoud van Nieuw-Guinea, zoals ook prof. de Quay in zijn toespraak op de accoordavond nog eens met zoveel woorden vaststelde. Het pleit voor de Amerikaanse regering, en vooral ook voor de persoon van Ellsworth Bunker die meer bleek te zijn dan alleen maar een spreekbuis van het State Department, dat bij de onderhandelingen met Indonesië over de overdracht dit Papoea-belang met zoveel nadruk en succes is verdedigd. Het blijft de vraag of Nieuw-Guinea en de Papoea's gediend zijn bij zelfstandigheid na 1969, maar als men ervan uitgaat dat de Papoea's dat zelf maar moeten uitmaken, is het een mooi resultaat dat Amerika erin geslaagd is Indonesië tot deze belofte - niet zo maar vaag, maar tot in details uitgewerkt - te bewegen.
Het blijft speculatie, maar het is waarschijnlijk dat Indonesië deze toezegging alleen heeft gedaan omdat daar de belofte van meer Amerikaanse steun tegenover stond, en omdat de economische crisis in eigen land de Indonesische regering ertoe dwong deze steun, met de voorwaarde, te accepteren. Het kan ook zijn dat Soekarno en de Indonesiërs meer hechten aan het idee