[Vervolg Bezoek aan Parijs]
of tenminste de tweede ik die hij sprekend invoert, kan er zich niet overheen zetten; maar de bedrijvigheid is er, dat is zeker, en de tijd gaat voorbij, dat blijkt. Intussen is er veel geks te zien, vooral voor iemand die onzeker blijft of het niet eigenlijk allemaal toch heel belangrijk is. Af en toe brengt Privat het zover dat het zelfs onzeker wordt of zijn komische visie zich wel richt tot de lachlust. Op andere ogenblikken is hij minder discreet met de grappige opmerkingen, maar hij dempt ze altijd weer af met passages waarin hij zijn ervaring onderzoekt. Zijn boek, hoewel niet geschikt voor inlijving bij de ‘nouveau roman’, dankt veel minder aan voorbeelden dan dat van Mauriac.
Om die boeken te lezen had ik niet naar Parijs hoeven gaan, en toen ik Privat las was ik er niet. Wat nu nog te zeggen om tenminste wat kleur te brengen in het grauw van het beeld van Parijs? In het Théâtre La Bruyère rook het bemoedigend naar mooie vrouwen, en daar waren zij ook, en keken om de hoek van hun ogen. Op het terras van de Deux Magots is het nog altijd goed zitten met koffie in de morgen, al is er eigenlijk geen ruimte om een krant open te houden. F., die ik even gezien heb uit de verte, had nog steeds hetzelfde vervelende gezicht, hoe moet hij daar ook afkomen; A. heeft nog iets bredere zwarte randen om zijn ogen, en is even beminnelijk als vroeger in het meedelen van zijn zwarte opvattingen; de concierge van mijn oude appartement is zo ontevreden en vrolijk als ooit, en bakt nog steeds vis op vrijdag. De uitgeverij Julliard heeft een heel nieuw stuk aan het oude kantoor gebouwd, waar alles glanzend hout en schone vloeren is, en het zou verkeerd zijn om dadelijk de naam van Françoise Sagan te mompelen, alsof alleen haar werk dat mogelijk heeft kunnen maken. Zoals een handelsreiziger uit Hazebrouck en ik tegen elkaar zeiden in de trein terug, Frankrijk is een welvarend land, dat genoeg te bieden heeft voor iedereen die er voor werken wil; en de treinen zijn de beste van Europa.