| |
De Gezondheidsprofeet.
Op eigenaardige wijze had Mr. John kennis gemaakt met den vreemdeling die zijn gast was.
Met de tram huiswaarts keerende, was hij er getuige van hoe de vreemdeling een mede-passagier, die een zenuwtoeval kreeg en bewusteloos van de bank was gevallen, meteen van buitengewoon veel handigheid en gezond verstand getuigende behandeling weer bijgebracht en naar het ziekenhuis had doen vervoeren.
Na afloop daarvan nam Mr. John den vreemdeling, die er bleek en vermoeid uitzag, mee naar zijn Club om hem met behulp van een glas port weer wat op verhaal te brengen. Toen zij binnentraden, zei John, zich tot zijn gast wendende;
‘Hoe moet ik U noemen?’
De vreemdeling aarzelde. ‘Sterk!’ zei hij tenslotte.
‘Dr. Sterk?’
‘Wel ja, dr. Sterk, zooals U wilt.’
‘Waar vandaan?’
‘Van elke plaats, Amsterdam, Brussel, Parijs, Berlijn, Londen, New York. Ik ben overal geweest; ik ben een man zonder vaderland en een man zonder beroep.’ Hij sprak op bitteren, zenuwachtigen toon.
‘Zonder beroep? Maar U zei Dokter!’
‘Een titel is geen beroep,’ antwoordde hij kort.
‘Hebt U zooveel gereisd, Dokter? vroeg John.’
‘Ja, ik heb het leven in vele plaatsen gezien.... en den dood.’
‘En de betrekking nagegaan, waarin die twee tot elkaar staan, veronderstel ik?’
‘O ja, ik heb mijn licht opgestoken in de Groote Duisternis, in de dwaze hoop iets te ontdekken,’ zei de andere cynisch.
‘In ieder opzicht ben ik geïnteresseerd bij die dingen,’ sprak Mr. John. ‘Ze hebben hier een Publieke Gezondheidscommissie georganiseerd en mij tot President ervan benoemd. Meer om mijn geld dan om mijn geschiktheid,’ voegde hij er op komischen toon aan toe.
‘Geld speelt er een even groote rol in,’ zei de ander. ‘Geef mij millioenen en ik zal elke stad van haar ergste plaag, tuberculose, bevrijden!’
‘Dan wenschte ik in 's hemelsnaam dat U die millioenen bezat, om hier in W. te besteden, want wij zijn hier in een zeer slechte conditie. We hebben hier een nieuw lid voor de gezondheids-enquête aangesteld, en zagen de uitkomst van zijn onderzoek met spanning tegemoet, maar 't zag er slecht mee uit. Het sterftecijfer voor tuberculose is ongeveer 25% gestegen, en het aantal gevallen bijna met 50% sinds hij zitting nam.’
‘Is dat waar?’ zei de vreemdeling, voor
| |
| |
het eerst levendig belangstellende. ‘Dat is een goed teeken.’
Mr. John keek hem verbaasd aan. ‘Meent U dat? Dan zult U ongetwijfeld ook verheugd zijn te vernemen, dat andere ziekten bijna in dezelfde mate zijn toegenomen: mazelen, roodvonk, enzoovoort.
‘Mooi zoo,’ zei Dr. Sterk.
‘En tenslotte is ons algemeen sterftecijfer ook veel hooger geworden. Wij zijn daarom van plan een motie in te dienen.’
‘Heel juist, dat moet U zeker doen, maar een motie van vertrouwen in Uw enquête-lid.’
‘Hoe komt U aan zoo'n dwaas voorstel?’
‘Laat mij Uw vraag door een andere vraag beantwoorden. Wanneer ziekte in Uw huisgezin optreedt, wenscht U dan dat Uw dokter die verzwijgt of aangeeft?’
‘U gelooft dat onze stad haar ziekten verzwijgt, en dat Dr. M., ons nieuw enquête-lid, slechts een toestand bekend maakt, die altijd bestaan heeft?’ vroeg hij.
‘Hebt U mij dat niet juist verteld? U zei dat het sterftecijfer met 25% vermeerderd is sinds hij aangesteld werd. U vergist U. Tuberculose neemt niet zulke plotselinge sprongen; het is geen epidemische ziekte, die met groote golven toe- en afneemt. Het is een locale ziekte, een gelijkmatige stroom.’
‘Maar zie naar de getallen. Getallen liegen toch niet, is 't wel?’
‘Gewoonlijk wel en vooral bij sterfte-statistieken; in dit geval waarschijnlijk niet. Dat wil zeggen, zij liegen niet voor mij. Misschien wel voor U.
Wellicht herinnert gij U het gezegde van Thoreau - en ik geloof dat het een diepe philosofische gedachte is - dat er twee moeten zijn om de waarheid te verkondigen, - een om haar uit te spreken, en een om haar aan te hooren. De waarheid ligt achter de getallen, niet er in,’ zei Dr. Sterk. ‘Dr. M. heeft Uw doctoren op 't hart gedrukt de wet te gehoorzamen, die eischt dat elk sterfgeval stipt wordt aangegeven, en elk nieuw geval van besmettelijke ziekte eveneens.
Als dokter durf ik beweren, dat met uitzondering van het advocatenvak, er geen beroep is, dat zichzelf zoo ver boven de wet beschouwt als het medische. En wat het aangeven van ziekten betreft, gij kunt geen ziekte bestrijden tenzij gij weet waar zij is opgetreden en waar zij verspreid wordt, en daarom zeg ik, dat elk enquête-lid, dat erin slaagt het medische vak wakker te schudden, en de groote witte pest uit haar schuilhoek in het daglicht te sleepen, gedecoreerd moest worden.
Wat de andere ziekten betreft, dat is moeilijker. Niemand kan zeggen wanneer of hoe de epidemische ziekten - roodvonk, mazelen en kinkhoest - komen en gaan. Tusschen twee haakjes, hoe staat het met het diphtheritissterftecijfer hier?’
‘Dat maakt een uitzondering op den regel, dat is gedaald.’
‘En Uw verkeerd genoemde Openbare Gezondheidscommissie is van plan een motie in te dienen tegen den man, die blijkt te zijn “de juiste man op de juiste plaats”. Weet gij dan niet, dat diphtheritis de eenige belangrijke ziekte is, die Uw medisch enquête-lid definitief kan controleeren, en hij schijnt dat te doen.’
‘Kinderpokken is toch ook na te gaan?’
‘Ja, die is na te gaan, maar is niet belangrijk, behalve voor dwazen en anti-vaccine ijveraars.’
‘U geeft mij een nieuwen kijk op de stad, waar ik 45 jaar gewoond heb. Bent U misschien bekend met de toestanden hier?’
‘Neen, ik ben nooit hier geweest, maar ik kwam hier om een stad te bezichtigen, die jarenlang berucht is geweest bij gezondheidscommissies uit andere plaatsen.’
‘Berucht?’
‘Voor het vervalschen van hare statistieken. Uw laag sterftecijfer is bepaald om te lachen, wanneer de quaestie niet zoo ernstig ware. W. is meer bespot, gecritiseerd en veroordeeld door verschillende medische vereenigingen dan eenige stad hier te lande.’
‘Wel, ik heb er nooit iets van in de couranten gelezen.’
Dr. Sterk lachte. ‘Uw couranten zeggen wat gij wenscht te lezen, niet wat gij niet wenscht te lezen. Zij volgen het oude gezegde: “Wat niet weet, dat deert niet”, en dat is een slecht principe op hygiënisch gebied.’
‘Maar gij kunt toch moeilijk van een courant verwachten dat ze haar eigen stad zal neerhalen. Ik weet dat zaken soms jarenlang lijden door sensationeele berichten over een epidemie.’
‘Wanneer een plaag van vergiftige spinnen plotseling optrad, en zich in W. verspreidde, zouden de couranten er vol van zijn, en iedereen zou het vermelden dier feiten als eene noodzakelijke waarschuwing en veiligheidsmaatregel beschouwen, maar wanneer een plaag van vergiftige kiemen zich ver- | |
| |
spreidt en voortteelt, houdt de handel den vinger voor den mond en zegt: “St! St!” en de couranten gehoorzamen. Gij zijt een zakenman, veronderstel ik. Eerlijk gezegd, ik heb niet veel sympathie voor uw zakelijk standpunt.’
‘U zou wel geschikt zijn voor onze publieke Gezondheidscommissie.’
‘Tien uren per dag,’ zei Dr. Sterk, ‘met minder zou het niet gaan. En ik ben niets dan een hoopje zenuwen, een wrak, bestemd voor den vuilnisbak. Ik ben een chirurg zonder een rechter- en een bacterioloog zonder een linkerhand.’ De beenige witte handen beefden voortdurend. ‘Neuritis’ ging hij voort. ‘Een van de ziekten, waarvoor wij doctoren het meeste bevreesd zijn en waarvan wij het minste afweten. Ik ben misschien alleen nog geschikt om lezingen te houden, als een prediker van een andermans kennis of misschien zal ik eindigen als een medische waakhond van den een of anderen rijkaard, welke die gril kan bekostigen.’
‘Een goed idée’, zei Mr. John. ‘Wilt gij die post in mijn familie bekleeden? In de laatste vijf jaar heeft ziekte mijn huishouding schatten gekost, zoodat U mij, zelfs op een groot salaris, ongetwijfeld nog veel zoudt uitsparen. Kom, wat zegt U hierop? Ik weet wel dat ik U nog in 't geheel niet ken, niets van U afweet, maar Uw persoon boezemt mij vertrouwen in en ik heb gezien dat U iemand bent met een vlug en zuiver oordeel. Wilt U 't probeeren?’
‘Hoe groot is Uw familie?’
‘Vijf kinderen, hun moeder en hun grootmoeder. Kom, vergeet alle formaliteiten. Laat ons naar Uw hotel gaan en Uw bagage halen en ga met mij mee.’
De vreemdeling glimlachte. ‘U bent haastig gebakerd’, zei hij, ‘maar werkelijk, ik voel veel voor Uw plan. Nog één vraag. Wie is Uw dokter?’ ‘Een verre neef van mij, die een groote praktijk heeft. Zes weken geleden hebben wij hem het laatst gehad bij mijn derden zoon, die verschijnselen van koorts vertoonde; hij was van den beginne af er zeker van dat het diphtheritis was, maar hij wist het zoo in te pikken, dat het niet aangegeven behoefde te worden en we geen last met de autoriteiten hadden, en ik moet ook toegeven dat het een licht geval was.’
Dr. Sterk's wenkbrauwen trokken zich samen. ‘Om te beginnen wil ik U gratis twee raadgevingen doen, Mr. John. Ten eerste: laat Uw neef de dokter nooit weer halen. Hij is een anarchist, omdat hij iemand is, die niet aan de wet gelooft, wanneer die in strijd is met zijn belangen en ten tweede dat gij òf de wet zelf respecteert òf het presidentschap van de Publieke Gezondheidscommissie neerlegt.’
Na nog eenige schermutselingen over en weer, besloot Dr. Sterk mee te gaan. Nadat ze zijn bagage uit het hotel gehaald en het groote huis, dat de familie van Mr. John bewoonde, bereikt hadden, waar hem twee kamers aangewezen werden, zei John: ‘Ik hoop dat het U evenals Coleridge zal gaan, die met één tasch op bezoek kwam en vijf jaar bleef.’
‘Dat moet nog nader blijken’, zei Dr. Sterk. ‘Apropos, gewoonlijk lees ik mijzelf in slaap, geef me dus eenige van Uw plaatselijke gezondheidsrapporten.’
Den volgenden morgen maakte Dr. Sterk kennis met de grootmoeder, die, na eenige woorden met hem gewisseld te hebben, zei: ‘U hebt in een eeuw niet goed geslapen, U moet maar lang blijven, dan zal ik U opknappen, want ik geloof dat U ook niet goed eet.’
‘Dat kan wel zijn,’ stemde de jonge man toe. ‘Wij doctoren zijn meestal minder verstandig voor ons zelven dan voor anderen. Maar tusschen twee haakjes, ik zou graag wat meer materiaal omtrent uw familie hebben, over ziekten die u hebt meegemaakt, enz.’
‘Grootmoeder heeft gedurende jaren een dagboek gehouden, waarin alles wat ooit bij ons gebeurde, van de ziekte van de kat tot de mislukkingen van den kleermaker toe, is opgeschreven. Ik heb altijd gedacht dat dit soms van nut kon zijn.’
‘Juist wat ik hebben moet,’ zei Dr. Sterk, toen de grootmoeder de kamer verliet om het boekje te halen. ‘Kan u niet zien dat de oude Mevrouw een geboren diagnosticus is? Zij maakt den indruk alsof zij het zesde zintuig heeft. Vrouwen hebben dat dikwijls meer dan mannen. Wanneer een dokter dat heeft, en soms wanneer hij doet alsof hij het heeft, wordt hij bekend en beroemd, en hoe kettersch het ook moge klinken, ik heb liever de diagnose van zoo'n vrouw in een duister geval dan van menig dokter, omdat zij leerde in de school der ondervinding.’
Juist toen keerde de grootmoeder terug met verscheidene dagboeken. ‘Deze gaan vijf jaren terug’, zei ze. ‘Gij zult ze vrij volledig vinden. Wij hebben ons deel van ziekte en zorg wel gehad: mazelen, kinkhoest
| |
| |
- ik dacht dat Betsy haar arme kleine hoofdje kapot zou hoesten - de hof, de waterpokken. Ik verpleegde ze allen zelf. Ze hadden niet allen de ziekte, omdat John de rest weg zond, toen een er mee aankwam. Allemaal nonsens, zeg ik. Laat ze 't maar liever krijgen als ze jong zijn, dan hebben ze er meteen mee afgedaan.’
‘Een van de ergste der oude bijgeloovigheden,’ zei dr. Sterk kalm.
‘Zeg dat niet, jonge man. Dokter of geen dokter, gij kunt mij niets van kinderziekten leeren. Er is geen enkele van de mazelende of boffende kinderen die er niet goed is afgekomen. Robert maakte me wel wat bang met dien vreemden aanval van hem, laatstleden Maart. Het was kort maar krachtig. Duurde drie dagen, en het kind had een vreeselijke koorts en kwade krampen, ofschoon die idioot van een neef van John me afsnauwde toen ik hem erover sprak. De jongen scheen verstijfd en langzaam in de bewegingen met zijn handen gedurende eenigen tijd daarna.’
‘En nu?’ Zoo scherp kwam de vraag, dat Mr. John niet zonder eenigen angst naar den spreker keek.
‘Voor zoover ik kan zien niets overgebleven.’
‘Wat dacht U?’ vroeg Mr. John nieuwsgierig.
‘Technisch gesproken, anterior poliomyelitis.’
De grootmoeder lachte geruststellend. ‘Ik heb opgemerkt, dat een heele lange naam zooals deze, gewoonlijk beteekent een pijnlijke teen of een puistje achter 't oor. Het zijn de korte namen die den begrafenis-ondernemer brengen.’
‘Slim gezegd, maar uitzonderingen bevestigen den regel,’ zei Dr. Sterk.
‘Wat Robert betreft, ik zag twee gevallen jaren geleden, zooals die aanval van hem. Een patiënt kon nooit naderhand meer loopen en de ander heeft tot nu toe een lamme hand.’
Dr. Sterk knikte. ‘Om het nauwkeuriger uit te drukken, dat is kinderparalyse, een der mysteriën van de medische wetenschap. Ik zal U er later meer van vertellen. Uw Robert had een “narrow escape”.’
Aan het ontbijt maakte dr. Sterk kennis met de geheele familie en nam ze allen nauwkeurig op. Zich op zijn kamer terugtrekkende, maakte hij een inventaris van hun allen op.
Daarna legde hij twee bezoeken af, een bij het gezondheids- en een bij de gemeentelijke waterleidings-bureau, waar hij veel tijd over verschillende kaarten zoek bracht. Toen hij terugkeerde, zocht hij dadelijk Mr. John op en zei: ‘Ik tracht voor U, een rijk man, een even goede behandeling te ontwerpen als een zeer arm man in een hospitaal zou hebben - dat wil zeggen, U den besten technischen raad te geven voor elke hygiënische moeilijkheid, die zich bij U kan voordoen. Een raad, dien gij kunt opvolgen of verwerpen, zooals gij wilt. Maar overschat mij niet in wat ik tracht te doen. Ga eens met mij den rooster na van wat gij als de gevaarlijke punten beschouwt, en ik zal U zeggen, wat ik voor U doen kan.
‘Eerst dan tuberculose natuurlijk.’
‘Vrijstelling ervan zoolang gij Uw tegenwoordige standaard van leven handhaaft.’
‘Typheuse koortsen. Eén geval hebben we reeds gehad.’
‘Er is geen reden waarom gij die ooit weer zult krijgen, indien de kinderen de noodige voorzorgen nemen.’
‘Diphtheritis?’
‘Wij kunnen de kinderen niet garandeeren ze niet te krijgen, ofschoon we iets kunnen doen om ze er tegen te beschermen. En als ze 't krijgen, kunnen we vrij zeker zijn ze er door te halen.’
‘Roodvonk en mazelen?’
‘Waarom er niet aan toevoegen: kinkhoest en influenza? De eerste doodt evenveel menschen als roodvonk of mazelen en de laatste tweemaal zooveel. Ze zijn allen van één categerie; de medische wetenschap staat vrijwel hulpeloos tegenover hun aanval. Gij en Uw familie mogen nog zoo uiterst zorgvuldig zijn als ze willen, wanneer de familie naast U of een familie in het verste gedeelte der stad zorgeloos is, zullen wij even waar-waarschijnlijk als niet voor hunne zonden moeten lijden. Al wat ik doen kan, is te hopen, dat zij die ziekten niet zullen krijgen, doch dat een uiterst zorgvuldige behandeling, die zij vereischen maar niet altijd krijgen, hun deel zal zijn, wanneer ze zich mochten vertoonen.’
‘Zenuw- en organische ziekten?’
‘Organische ziekten zijn gewoonlijk òf het slechte begin of een erfenis van de een of andere ziekte, zooals roodvonk of influenza, of gevolg van een overdadige of zorgelooze leefwijze. Ik geloof dat Uw familie er vrij van is, en zij moet er vrij van blijven. Wat nerveuse aandoeningen betreft, zij beteekenen gewoonlijk gebrek aan zelf-discipline. Het
| |
| |
kan ook zijn overspanning van te veel werk’ - hij keek naar zijn rechterhand. - ‘Tusschen twee haakjes, gij hebt den grootsten verwoester van alles er buiten gelaten. De dood heeft zijn record geslagen in het vergiftigen der ingewanden bij zeer jonge kinderen. Uw troepje is er doorgekomen en met onverminderde vitaliteit. Twee ervan echter gaan den levensstrijd aan onder nadeelige omstandigheden, die ik binnenkort zal opnoemen, wanneer ik de oorzaken geheel en al heb vastgesteld. Ik hoop in staat te zijn U allen te prediken het evangelie van een gezonde reine ziel in een gezond rein lichaam. In een woestijn zou ik vrijstelling van de meeste ziekten, waarvoor de mensch vatbaar is, kunnen garandeeren. Te midden onzer samengestelde, beschaafde maatschappij is het meeste wat ik doen kan, bepaalde voorzorgsmaatregelen geven.’
‘Nu, dat is voorloopig genoeg,’ zei Mr. John.
| |
II.
Een week later was Dr. Sterk officieel geïnstalleerd bij de familie van Mr. John, op het Chineesche principe dat men de staldeur sluiten moet voordat de merrie gestolen is, met andere woorden, hen te beschermen tegen binnendringende ziekten, en verzocht Mr. John een familie-conferentie te mogen houden, waarbij allen, de bedienden incluis, tegenwoordig zouden zijn.
Zij kwamen samen in de ruime studeerkamer en grootmoeder keek goedkeurend rond, opmerkende, dat het precies een familiegebed was.
‘Samenwerking is een soort van gebed wanneer ze eerlijk bedoeld is’, zei Dr. Sterk ernstig. ‘Ik heb nooit veel opgehad met den man die den Heer verzoekt om gezondheid voor hem en zijn familie en dan naar huis gaat en slaapt met al zijn ramen gesloten.’
‘Er zijn geen gesloten vensters in dit huis’, zei grootmoeder opgewonden. ‘Ik zorg daar wel voor, want ik ben zelf altijd in de frissche lucht groot gebracht.’
‘Gij ziet er naar uit en ik heb opgemerkt, dat dit huis om zoo te zeggen 's avonds ademhaalt door vele open vensters. Daarom kan ik mijn eigen adem hierover sparen. Ik wensch nu te spreken over melk.’
‘Al onze melk komt van onze eigen boerderij’, zei het vrouwelijk hoofd van de familie, vol trots. Koeien zijn mijn stokpaardje. Er is geen enkele onder mijn kennissen die mij niet om de room benijdt en de melk blijft in de ijskast wel drie dagen zoet.’
‘Dat is geen bewijs’, zei Dr. Sterk. ‘Werkelijk zuivere melk duurt veel langer. Ik heb melk gedronken uit een Gemeentelijke Melkinrichting, die dertien dagen oud en zoo zoet mogelijk was en nog wel in een warme Augustusmaand. Ik heb er niets op tegen om uw melk te drinken, zij is vet, maar zij is in 't geheel niet zuiver. Eeuwige waakzaamheid is de prijs van goede melk. Ik geloof niet dat gij uw boerderij elke maand inspecteert is het wel Mijnheer John?
Wetenschappelijk gesproken zijn er 300.000 tot 500.000 bacteriën in elke kubieke centimeter en wanneer wij een theelepel vol drinken, krijgen wij vier of vijf maal zooveel binnen. Maar het is niet zoo erg als het klinkt. Honderdduizend wordt beschouwd als een vrij veilig aantal, ofschoon zeer goede melk - de soort die ik dronk toen ze dertien dagen oud was - slechts een of twee duizend moge bevat hebben. Wanneer het getal stijgt tot een half millioen of meer, bewijst het dat een bepaalde onzuiverheid in de melk is gekomen.
De bacteriën in uw melk mogen in 't geheel geen ziektekiemen zijn, ze kunnen van onschuldigen aard zijn, maar vroeger of later, wanneer er vuil in de melk komt, zullen er gevaarlijke kiemen bij komen; het hooge cijfer is een goed gevaar-signaal.
De grootste fout van den boer is, dat hij de melk vuil maakt door ze zuiver te willen maken. Hij wascht zijn kannen met water van een open bron dicht bij het erf. Het water in de bron is besmet door oppervlakkige drainage. Dit verklaart het hooge getal bacteriën - dit en zorgeloos melken. Dan zijn er nog andere onmiddellijke invloeden. Ten eerste zijn diphtheritis en typhus in de buurt, en de menschen van de boerderij komen in aanraking met hen. Dat is gevaarlijk; melk onder gunstige conditie is een van de beste kweekplaatsen voor kiemen; zij gedijen en vermenigvuldigen zich er ongeloofelijk in, en de geringste besmetting kan zich door een gansche melkinrichting verspreiden zooals vuur door vlas. En dan nog iets: een van Uw koeien is, vrees, ik tuberculeus.’
‘We kunnen pasteuriseeren’, zei Mevrouw angstig.
‘Gepasteuriseerde melk is beter dan vergiftigde melk, maar veel minder dan goede rauwe melk. Pasteuriseeren beteekent eenvoudig ongeveer de helft koken van al de verschillende kiemen, goede en slechte. Door
| |
| |
het kookproces gaat veel van de voedende kwaliteit verloren. Om kort te gaan, het doodt de slechte kiemen, maar eveneens de goede. En nu zijn sommige kiemen bepaald nuttig in zeker opzicht; b.v. de melk-zuur-bacterie, die onpopulair bij U is, Mevrouw, omdat die verantwoordelijk is voor het zuurworden der melk, verricht een beschermend werk. Zij doet haar best elke ziekte-baccil die in de melk is binnengeslopen, te vernietigen, en wanneer gij nu pasteuriseert, doodt gij al die millioenen verdedigers, en kan elke vijandelijke kiem, die later in de melk komt, door stof en op andere wijze, zich zonder hindernis daar vermenigvuldigen. Daarom moet gepasteuriseerde melk met extra zorg behandeld worden na het proces, wat zelden gebeurt.
Ik bezocht eens een groote pasteuriseerinrichting, die zich veel op haar reinheid en zuiverheid liet voorstaan, doch zag er vliegen in komen van een afvalemmer en een mesthoop, die de melk in de vaten besmetten; melk, niet in staat zichzelf te beschermen, omdat haar geheele leger van verdedigers doodgekookt was.
Gebruik melk van een boerderij waar al het vee voor tuberculose en zoo dikwijls mogelijk, onderzocht is, waar de koeien geborsteld worden vóór het melken; waar het melken geschiedt door een doek, waardoor noch stof noch vuil kan gaan, in een kan gaan, die gereinigd is door stoom - niet door besmet water - zoodat geen kiemen levend er in zullen blijven, daarna afgekoeld en gezegeld en bezorgd wordt. Vanaf den tijd dat de melk de koe verlaat, totdat zij op tafel komt, is ze met niets in aanraking geweest dat niet kiemvrij was. Het is kostbaar, dat is de schaduwzijde, dat geef ik toe, maar wanneer gij nagaat dat bijna de helft der gestorven kinderen door slechte melk vergiftigd werd, is het niet te kostbaar, niet waar?
Theoretisch moest elke stad een melkstandaard handhaven, die voldeed aan de eischen van een medisch getuigschrift, en niet toestaan dat er melk verkocht werd die daaraan niet voldeed. Het is uitvoerbaar en het zou kunnen gedaan worden, tegen een matigen prijs, wanneer de boer er toe wilde mede werken. De melk uit Kopenhagen's melkinrichting is evengoed als de best gewaarmerkte melk hier, omdat de groote Deensche melk-maatschappijen samenwerken met den boer en niet trachten groote winsten te maken. Doch zooals de toestanden nu hier zijn kan zelfs een familie met matige middelen het bekostigen zich genoeg zuivere melk voor de baby aan te schaffen, want er zal daardoor menige doktersrekening uitgespaard worden. Op oudere kinderen en volwassenen heeft melk lang niet zooveel invloed.’
‘Ik zal morgen eens met den boer spreken,’ zei Mr. John.
‘Wat nu?’
‘Water. Ik heb uitgevonden, waar gij verleden jaar uw typhus opdeed: U dacht dat het van het rioolgas kwam’ zei hij tegen de grootmoeder. ‘Er zit kwaad in rioolgas, dat is waar, maar geen kiemen. Het kwaad is dat het gas de vitaliteit van den mensch vermindert en iemand meer vatbaar maakt voor ziekte-aanvallen. Dit slaat evengoed op steenkolengas als op rioolgas en nog meer op ons gewoon verlichtingsgas. Ik heb veel liever slecht zinkwerk in huis dan zelfs een klein lek in een gaspijp. Mijnheer John's geval van typhus en tachtig andere, eenigen tijd na elkaar, waren te wijten aan de misdadige zorgeloosheid van een stadsbeambte, die het rivierwater, dat niet geschikt is om gedronken te worden, doch alleen door de brandweer gebruikt wordt, in de hoofdpijpen van de waterleiding liet stroomen. Daar slechts een gedeelte van het leidingwater vermengd werd met het rivierwater, kregen niet allen de ziekte.’
‘Denkt U anders, dat het water uit de waterleiding altijd veilig is als drinkwater? Is gefiltreerd water niet beter?’
‘Geen huisfilter is absoluut veilig; er is maar één middel om het water volkomen zuiver te krijgen: distilleer het, maar ik geloof dat U gerust het water van elke waterleiding kunt gebruiken.
Om de een of andere geheimzinnige reden echter is iemand, gewoon aan een goede waterleiding, het gemakkelijkst het slachtoffer van slecht water. X. b.v. was vele jaren lang de meest beruchte stad om haar vuil drinkwater; de doctoren merkten op, dat toen X. begon te bloeien, de gevallen van typhus toe- en in moeilijke tijden weer afnamen. Het bleek toen, dat X.'s lievelingsziekte, typhus, het meest optrad bij de nieuwelingen, die naar de stad kwamen stroomen om daar werk te vinden. Een inwoner ontsnapte gewoonlijk aan de ziekte, doch een nieuweling kon hierop bijna niet hopen. Het bleek toen, dat het verdunde rioolslijk - want dat was het rivierwater - dat zij
| |
| |
dronken, een soort van immuniteit bij de inwoners ontwikkelde, terwijl de nieuwelingen zonder verdediging tegenover de baccil stonden.
Nu komen wij op de quaestio ‘school’, ging hij voort. ‘Charley's onderwijzer vertelt me, dat hij veel meer moeite heeft de kinderen in den winter bij hun werk te houden dan op andere tijden. Ik heb de Gezondheidscommissie gerapporteerd, dat de kinderen bepaald ‘honger lijden aan lucht’ en dat is iets, waaraan het menschelijk lichaam juist het meeste behoefte heeft.
Ik herinner mij uit mijn college-dagen, dat de winter voor mij de moeilijkste tijd van het jaar was. Slechte lucht, dat was het en niets anders. De college-lokalen werden potdicht gehouden. Het menschelijk brein kan niet denken of een groote vlam van intelligentie verkrijgen zonder een flinken frisschen tocht, waardoor onze longen frissche lucht binnenkrijgen. Volgens Charley's onderwijzer zijn des winters de resultaten der lessen veel minder gunstig, ofschoon ze dezelfde zijn, als in andere jaargetijden. Ik vroeg hem naar de ventilatie en bemerkte dat hij een bijgeloovige vrees had voor kouvatten.
Wanneer zullen de moeders en vaders eindelijk de beteekenis leeren van lucht? Lucht! Het is de eerste kreet van den pasgeborene. Lucht! Het is de smeekbede van den mensch in zijn laatste doodsgerochel. Lucht! Het is de eenige gratis-gave die we krijgen en we weigeren haar!
Wanneer ik hier den volgenden winter nog ben, geloof ik dat ik in de school eenige ramen stuk zal slaan. Veel liever zou ik de kinderen laten studeeren op een kouden dag, met alle vensters open, dan ze te laten stikken in een benauwde kamer. In een Amerikaansche stad hebben de ziekelijke kinderen speciale klassen boven op het dak of in den tuin en bij elke weersgesteldheid, al is het nog zoo koud, studeeren zij in overjassen en handschoenen, in de open lucht. En zij leeren. Maar niet alleen leeren zij, maar ook - zij gedijen.
En dan is er nog iets. Gij allen volhardt nog in een overblijfsel van barbaarschheid, den algemeenen drinkbeker. Na Uw water gefiltreerd en voor nuttelooze filters Uw goede geld uitgegeven te hebben, betaalt ge doktersrekeningen voor ziekten, verspreid door drinkbrekers. Begrijpt gij niet, dat bij de gewone besmettelijke ziekten de mond het gevaartepunt oplevert? Gij moogt Uw water filtreeren, totdat het zuiver is, het geeft U niets, wanneer gij Uw lippen aan een beker zet, besmet door de aanraking van zieke lippen. Ik heb een golf-match bijgewoond waar geen glas of beker te vinden was. Een fontein verschafte den spelers regelrecht het uitstekende water; hun mond raakte niets dan het stroomende water, dat zuiver was.
En dan nog een kwestie. Een leeraar in een andere klasse, met wien ik sprak, hield een potlood, dat hij van een zijner leerlingen genomen had, aan zijn mond gedrukt. Terwijl wij spraken, gaf hij het terug aan een kind. Mij is een geval bekend van iemand, die de kwaadaardige baccillen van diphtheritis in zijn keel droeg gedurende drie maanden. Veronderstel nu eens dat hij zoo onnadenkend was geweest zijn lippen aan verschillende eigendommen der kinderen te brengen, hoeveel ervan, gelooft gij, zou hij dan gedood hebben met het doodelijk vergif?
Hij was, wat wij noemen, een ‘drager’ van ziekte. Om de een of andere reden, die wij niet kunnen doorgronden, wordt een ‘drager’ zelf niet ziek, maar brengt de ziekte over op iemand anders, even zeker als een zeer ziek persoon, wanneer de kiemen van zijn keel met de keel of lippen van een ander in aanraking komen.
Een ander gevaarlijk overbrenger van ziekten is de vlieg. Voordat die in uw huis komt, komt zij van uw buurmans mesthoop. Een bepaalde soort vlieg gedijt slechts in mest. Een feit is het dat de vlieg ongeveer het vieste beest is dat er bestaat. Vergeleken met haar is een varken zuiver en een gier een epicurist. Zij houdt van vuil en ongelukkig ook van reine huishoudelijke artikelen. Daarom wordt haar gang verdeeld tusschen die twee - uw buurmans mesthoop en uw tafel. De pooten van een vlieg zijn zeer waarschijnlijk bedekt met ziekte-dragende stof, die zij achter zich laat.
Houdt de vliegen uit de ziekenkamer, vooral in tijden van besmettelijke ziekte, want vele doktoren zijn het er over eens dat een zeer groot aantal ziektegevallen, tuberculose, typhus, cholera en andere, direct aan infectie van voedsel en dranken door vliegen moet worden toegeschreven.
Laat geen afval van eenigerlei aard zich ophoopen in of dicht bij uw huis. Alle afval, die in staat is tot ontbinding over te gaan, zooals oud stroo, oud papier, afval van groenten enz. moeten óf geheel bedekt òf met parafineolie of met een ander goedkoop middeltje over- | |
| |
goten of verbrand worden. Ook mesthoopen moeten dikwijls verwijderd en geheel afgesloten worden. Sluit eveneens al uw voedsel af. Als er geen stof en vuil is, zullen er ook geen vliegen zijn. Door een eenvoudig middeltje kunt gij ze in huis vangen: kook twee pond hars en een halve liter wonderolie totdat ze goed dooreengemengd is en smeer dit met een kwast op papier.’
| |
III.
‘Het medische beroep zou een ideaal vak zijn, wanneer het niet in zich sloot pijn veroorzaken’, zei Dr. Sterk tegen John. ‘Ik ben hier nu drie maanden en heb getracht niemand leed te doen, maar moet nu uw vrouw waarschijnlijk pijn doen. Het is een kwestie van - wat ik timmermanswerk zou willen noemen. Betty moet gerepareerd worden. Betty haalt verkeerd adem. Zij haalt adem door de mond. Wacht ik zal haar even roepen.
Betty kwam binnen, een toonbeeld van rozige gezondheid, maar voor den eersten keer bemerkte de moeder het neerhangen van de onderkaak, en het lichte optrekken van haar bovenlip. Dr. Sterk bracht een instrument in orde, en de oorstukken in Betty's ooren plaatsende liet hij haar luisteren. Het kind schudde het hoofd. Pas na de vierde proef verklaarde zij dat zij een belletje hoorde, heel ver weg.
‘Open nu je mond eens,’ zei Dr. Sterk, en een klein langwerpig metalen instrument nemende en het ver achter tegen haar tong plaatsende, richtte hij zijn oog op het andere einde. Hij liet de moeder op het kleine knopje drukken, waardoor een electrisch lampje gloeiend gemaakt en de neusgangen boven de keel, in een spiegeltje binnen in het toestel weerkaatst, verlicht werden.
Zijn instructies volgende, keek ze naar de miniatuur telescoop, toen de dokter het tegen de tong drukte. Na afloop dier operatie mocht het kind weer weggaan en vroeg de dokter wat de moeder gezien had boven in het achtergedeelte van de keel?
‘Kleine dingetjes als kleine druipsteenkegeltjes, die neerhangen.’
‘Juist, adenoïden.’
‘Hoe komt zij daaraan?’ riep Mevrouw John uit.
‘Van haar verst verwijderde voorouders waarschijnlijk, want ze zijn geen ziekte maar een overerving. Het menschenras heeft ze altijd gehad. Waarschijnlijk zijn ze een soort van speeksel-klieren, aan wier gebruik wij zijn ontgroeid. Ongelukkig kunnen zij zich zoo over-ontwikkelen, dat zij de luchtgangen blokkeeren; in dat geval moeten ze weggenomen worden. Het doel, waarvoor zij daar zijn, wat het ook geweest moge zijn, bestaat niet langer.
De voorouders van den mensch,’ vervolgde hij, ‘waren begiftigd met verschillende organen, zooals de blinde darm en de adenoïden, die de beschaafde hedendaagsche mensch best kan missen, en die wanneer het noodig is hij zoo verstandig is te laten wegnemen. Betty's adenoïden geven aan de luchtstroomen een verkeerde richting, verdikken de gangen, die keel en oor verbinden, en belemmeren het gehoor. Ik zou het kind daarom gerepareerd willen zien vóór een van de gewone en meer ernstige gevolgen van die dingen op haar leven van invloed zijn, want nu reeds wordt het allereerste levensbeginsel, de adem, in zijn gewonen gang gestoord en is een algemeene storing der organen het onvermijdelijk gevolg. Het gehoor wordt aangetast, het lichaam krijgt niet zijn noodigen voorraad zuurstof, de digestie lijdt er onder, de longen krijgen hun luchtvoorraad op verkeerde wijze, waardoor hun capaciteit vermindert, de open mond laat alle soorten stofdeeltjes toe, die de keel kunnen ontsteken en haar vatbaar voor infectie maken.
Bij gebrekkig ademhalen en een slechte digestie wordt de gezichtsvorm van den mondademhaler op velerlei wijze veranderd en altijd ten kwade, daar de weeke gezichtsbeenderen een verandering ondergaan door het voortdurend stooten van een luchtstroom tegen het verhemelte, dat opwaarts gedrongen, het geheele gezicht ontsiert. De verkeerde richting van den adem verwoest den effen boog der tanden, stoot de voortanden naar voren, verlengt den mond doordat de onderkaak neerhangt, en verscherpt het geheele profiel tot een driehoek, waardoor het gezicht een eekhoornachtige uitdrukking krijgt.
Dikwijls heeft het ook een leelijk, geel, oneffen en puisterig vel tengevolge, wat heel natuurlijk is, want de tanden zijn niet op hun plaats als gevolg der verkeerde ademhaling, zoodat ze niet op de juiste manier kunnen kauwen, waardoor ook de spijsvertering dikwijls veel te wenschen overlaat.
In vroeger jaren waren misvormingen als horrelvoet en dergelijke zeer algemeen, omdat de medische wetenschap niet wist hoe ze bij
| |
| |
de jeugd te verbeteren, maar heden komen gezichtsmisvormingen, ofschoon niet zoo in 't oog loopend, even dikwijls voor. Wij weten echter hoe ze te verbeteren en weten ook, dat eene gezichtsmisvorming een ernstige belemmering voor iemands carrière is en dat die te verhelpen is door een kleine operatie, die, zonder gevaar, zeer vlug en zonder de minste nawerking van pijn kan geschieden.
Dan over de tanden. Zij moeten goed nagezien worden. Er zouden vrij wat minder dyspeptici zijn, indien de doctoren in het algemeen hun patiënten meer naar den tandarts zonden, waardoor de tanden in een uitstekende conditie werden gehouden om goed te kunnen kauwen. Gij meent dat tanden komen in ‘één pluk’, zooals de bessen: de eene pluk nu en de tweede en duurzamere later. Dit is echter niet de wijze waarop de tandengroei plaats heeft. De eerste tanden zijn voor de tweede bijna hetzelfde wat de bloesem is voor de vrucht. Hoe langer de eerste duurt, hoe beter de tweede zal zijn. Maar het geeft niets kleine reperaties te maken als het hoofdgebouw eerst niet vast en recht is gezet.
En nu wil ik nog spreken over schoolinspectie, want ik geloof dat dit wil zeggen voorkomen van ziekte bij kinderen. Er is maar èén weg om dat te doen: breng elk kind in de best mogelijke hygiënische conditie - oogen, ooren, neus, keel, tanden, maag, en houd ze in dien staat. Dan zal het ziekte moeilijk vallen den natuurlijken weerstand van het lichaam te breken.
Zieke organen zijn voor een kind datgene wat spleten voor een pantserschip zijn: een vitale zwakte van de verdedigingsmiddelen. En bedenk, dat het kind altijd strijden moet tegen de een of andere aanvallende kiem.’
‘Waarom kan de medische wetenschap die kiemen niet dooden?’ vroeg de grootmoeder. ‘Men beweert altijd dat zij zulke wonderen kan doen.’
‘In een paar gevallen kan zij het. Bij typhus vechten we en behalen de overwinning van buiten af. Bij kinderpokken en in mindere mate bij diphtheritis kunnen wij een krachtigen, kunstmatigen slagboom door inenting opbouwen, maar, zooals de medici beginnen in te zien, bij andere belangrijke besmettelijke ziekten, zooals mazelen, kinkhoest en roodvonk, moeten wij de ziekte van binnen bestrijden, dat wil zeggen, zoo goed als mogelijk is de natuurlijke verdedigingsmiddelen van het lichaam onverwinlijk maken om zoodoende weerstand te kunnen bieden aan den inval van den vijand. Dat is het wat medische schoolinspectie ten doel moet hebben.’
‘Gij noemt kinkhoest en mazelen toch niet in één adem?’ zei mijnheer John ongeloovig.
‘Waarom niet? Ofschoon roodvonk de ergste gevolgen na zich kan sleepen, zijn de drie bijna even ernstig wat het sterftecijfer betreft. Ik bedoel dat de eene even erg is als de andere, omdat zij even gevaarlijk voor de maatschappij zijn, ofschoon niet voor het individu.
Ik zal U een voorbeeld geven. Zoudt gij liever door een ratelslang of door een muskiet gebeten worden? Een muskiet natuurlijk, en toch is een streek waar ratelslangen voorkomen, veel veiliger dan een muskieten-streek. Gij zoudt niet aarzelen natuurlijk, terwille van Uw gezondheid, naar een streek te verhuizen waar ratelslangen zijn, doch wel angst hebben met Uw familie te gaan wonen in eene waar malaria-achtige moerassen zijn. Welnu, menschen die aan malaria sterven, sterven aan muskietenbeten, omdat de muskiet de eenige overbrenger van infectie is. Dus, terwijl de ratelslang op zichzelf gevaarlijker is dan de muskiet op zichzelf, doodt in het algemeen de muskiet duizenden, terwijl de slang één doodt. Nu is - met aanmerkelijke wijziging der verhouding - roodvonk de ratelslang, kinkhoest en mazelen zijn de muskieten. Het is even belangrijk mazelen uit de maatschappij te weren als het is om roodvonk buiten te sluiten.
Inderdaad, als gij de registers van deze stad eens wilt nagaan, zult gij bemerken, dat in twee van de laatste drie jaren de mazelen meer menschen gedood heeft dan roodvonk, en kinkhoest meer dan ieder van hen.’
‘Wat moeten wij doen?’ vroeg de practisch aangelegde Mijnheer John.
‘Ach, wanneer iemand ons dat kon zeggen! Bij mazelen is het ergste kwaad reeds gebeurd, als de ziekte zichzelf aankondigt. Het besmettelijkste stadium gaat vooraf aan het verschijnen van de zich verspreidende huidroos. Elke pijn in de keel is verdacht; dat is niet te veel gezegd. En met een volkomen schoolinspectie-systeem is het geheel en al mogelijk om een toevallige epidemie tegen te gaan door de vroeg-ontdekte gevallen van keelpijn af te zonderen, want een epidemie van de gewone besmettelijke ziekten, eens goed op weg, schijnt geheel buiten eenige zekere contrôle te zijn.
|
|