De Hollandsche Lelie. Jaargang 29(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bedelares. Er was een arm meisje, ze zong een klaag'lijk lied. 't Was zoo'n droevig wijsje,... de menschen hoorden 't niet. En ver van alle liefde, een weenend hart alleen, een leed, dat smart'lijk griefde, zonk neer zij in geween. Ze bad slechts om een gave, de gave van een hand, die stil de dorst zou laven, die op haar lippen brandd'. En hong'rig viel ze neder, van matheid uitgeput; de duisternis kwam weder, en susde haar in dut. De nacht verscheen zoo donker, zoo doode en zoo koud. Gèèn vriend'lijk stargeflonker drong door in 't sluim'rend woud. En eer de zonne rees langs haar èèuwig'lijke baan, was de arme, droeve wees van pijn en smart vergaan. - - - - - - - - - - - - - - - Het was een arm meisje, ze zong een klaag'lijk lied;... 't Was zoo'n droevig wijsje,... de menschen hoorden 't niet. CONSTANT WOLFSON. Vorige Volgende