mijn optreden in zake het Haagsche toevluchtsoord(?) voor noodlijdende (?) dieren. Zooals ik reeds in het vorig nommer meedeelde in het Overzicht v/d. Week zal ik - hoezeer ook overigens mij geheel in het particuliere leven terugtrekkend - steeds bereid blijven met woord en pen te strijden vóór het werkelijk belang van de dierenwereld, en tegen die personen, die deze onbeschermde, noodlijdende zwervers durven gebruiken tot eigen baat- en eer-zuchtige doeleinden onder het motto: dierenbescherming. Grooter leugen en valschheid bestaat er m.i. niet, dan aldus misbruik durven maken van het weerlooze dier, dat overgeleverd is aan de willekeur van den mensch, dan den schijn aan te nemen van, het te helpen, maar om het in waarheid uit te buiten tot eigen voordeel, en gauw, gauw, in een ketel te stoppen om daarmede zelf een vrije-woning en een salaris te verdienen. - Gij kunt ervan overtuigd zijn dat het vermakelijk staaltje, door U aan mij meegedeeld, in zake de Haagsche stemming ten opzichte van het asyl, inderdaad typeert de gerechte verontwaardiging welke hier ter stede - gelukkig - overal heerscht in zake het eigenaardig beheer dier inrichting, waarover ik de indertijd door mevrouw Lucie Thorbecke geb: baronesse Cats de Raet geschreven brochure niet genoeg ter lezing kan aanbevelen. Nogmaals dank ik U hartelijk voor Uw woorden aan mijn adres; ik zou willen zeggen: ik dank U bepaaldelijk namens de ongelukkige dierenwereld, welke het zoo van noode heeft dat er menschen zijn die voor haar opkomen uit onbaatzuchtig meelijden en plichtsgevoel, en niet om laaghartige bijredenen van eigen-zak en eigenbelang.
Mevr: J.S. - Ik heb Uw schets aangenomen, wat echter Uw antwoord betreft aan mevr: Arntzenius en mevr: Hoogendijk-Hesse, neen, ik weiger beslist verdere ged: te plaatsen, zoolang gij voortgaat mij-persoonlijk daarbij als uitgangspunt Uwer algemeene beschouwingen te nemen. Ik zal zelf wel weten wat ik wil doen of niet doen, in zake het afstaan mijner ‘rechten’ als getrouwde vrouw; indien ik die niet wilde afstaan, dan ware ik niet gehuwd, nietwaar? Dat is althans mijn eerlijk standpunt in deze quaestie. Waar gij juist van mij-persoonlijk spreekt als van ‘een vrouw van beteekenis,’ daar moet het U dan toch dunkt mij juist dáárom ook zonneklaar zijn, dat zoo iemand van beteekenis dan ook wel zich vóóraf rekenschap geeft van de wettelijke verplichtingen die zij aanvaardt, en van hare al-of-niet gezindheid die eerlijk te volbrengen. Is zij daartoe niet gezind, dan is zij m.i. een valsche huichelaarster, die wel den naam wil van haren echtgenoot en de voordeelen van een huwelijk, maar die niet is bereid te aanvaarden die verplichtingen, van gehoorzaamheid, enz., welke zij nochtans schriftelijk onderteekent!, Zoo iemand noem ik geen ‘vrouw van beteekenis,’ maar een misselijk product, van 't èchte minne vrouwmaaksel, dat altijd geniepig en listig een uitwegje zoekt om de voordeelen na zich toe te halen, en de rest van zich af te schuiven, en daarbij dan nog de rol tracht te spelen van ‘slachtoffer.’ Jonge meisjes van achttien jaar, die door de ouders aan den eersten den besten man versjacherd worden, moge men met recht beklagen, omdat zij inderdaad niet weten wat ze doen als ze op het stadhuis haar naam zetten, een ‘vrouw van beteekenis’ echter weet dat héél goed, en is dus volkomen verantwoordelijk voor haar eigen daad. Ziedaar mijne meening in zake het huwelijk.
Mevr H.H. te A. - Hoe ik over Uwe artikelen denk? Ik ben het er zeer dikwijls mee eens, maar niet altijd, omdat ik geloof dat gij soms de menschen en vooral de mannen veel te veel wilt beschouwen als andere wezens dan zij nu eenmaal zijn, en m.i. altijd zullen zijn.
De nieuwe redactie-quaestie is eene die geheel alleen den uitgever van dit blad betreft. Voor Uw vriendelijke meening, dat het met mij staat of valt, ben ik U zeer dankbaar, en, om U de waarheid te zeggen, geloof ook-ik, ook tengevolge mijner correspondentie in den laatsten tijd, dat het persoonlijke cachet dat ik aan de Lelie gaf wèl zeer gemist zal worden.
Mej. Brinkgreve. - Daar U mijn antwoord schijnt te zijn ontgaan, zet ik thans Uw naam voluit. Gij zijt namelijk reeds per cor:-rubriek beantwoord. Als ik mij goed herinner, door aanname van Uw werk. Particulier wordt slechts in bijzondere gevallen geantwoord op inzendingen als de Uwe.
P.B. - Aangenomen.
1813. - Hartelijk dank voor Uw lief schrijven. Ook U heeft de oorlog dus getroffen op zijdelingsche wijze. Wat is alles echter toch nog goed terecht gekomen voor U. Met die oplossing wensch ik U van harte geluk, al begrijp ik dat het afscheid U hard zal vallen. Als het mij mogelijk is, beantwoord ik U nog wel eens particulier, want gij-ook behoort tot die Lelie-corr: die mij in den loop der jaren zeer lief zijn geworden. Hartelijke groeten, ook aan Uw dochter.
Mevr. N.E.G. - Voor Uw hartelijke woorden zeg ik U nogmaals dank. Ja, precies zooals gij, zoo ook denk ik over het huwelijk: ‘Alle redeneeringen en wetten vallen weg en smelten als sneeuw voor de zon, indien men waarlijk gelukkig-gehuwd is.’
Leo. - 't Spijt mij zeer van Uw patiënte zoo weinig goeds te vernemen. 't Rustige en kalme leven zal zeker voor haar de beste genezing worden. Het door U aangeboden stuk over de capsules vind ik minder-geschikt. Al Uw reeds gezonden copy nam ik aan. Vriendelijke groeten.
Jim. - Indien Uw copy niet in Nauheim is achtergebleven, dan wil ik haar gaarne plaatsen in dat a.s. Dec.-nummer. Dat zal ik zoo spoedig mogelijk voor U nazien. Neen, op die corr.-vraag mag ik U niet antwoorden. Wel wil ik U zeggen, dat Uw besluit, om de stad uwer inwoning te gaan verlaten, mij zeer verstandig toelijkt in aller belang. Ik hoop van U te blijven hooren.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.