Bovendien hebben velen op het gebied der liefde reeds voor een groot deel den wissel gedisconteerd, de waarde ervan genoten.
Ondanks zekere onmiskenbare teekenen van het groeien der jaren blijven velen echter volharden bij eischen, die feitelijk voor hen uit den tijd zijn.
Met het getij moet men de bakens verzetten.
Zoo ook kunnen beide sexen op geposeerden leeftijd wederzijdsch niet meer die eischen doen gelden, welke jaren geleden als vanzelf spraken.
Nu voor de meesten dezer alleenloopende mannen vrijwel de kans verkeken is om nog eene officieele verbintenis te kunnen aangaan met eene jonge knappe vrouw van gelijken stand, liefst met fortuin en nog op den koop toe op hen gecharmeerd, vallen zij langzamerhand onder de rubriek verstokte celibatairs.
Edoch, het wonen op meestal slecht gemeubileerde appartementen, het getyranniseerd worden door dikwerf humeurige en berekenende hospita's, het eten in restaurants of aan heerentafels (waar telkens door huwelijk en vertrek gapingen ontstaan), of wel het weinig gezellige pension-leven, voldoet niet elkeen. Sommigen kunnen zich wonderwel hierin schikken, zien zoo nauw niet en verdeelen hun tijd, zooals b.v. in den Haag, tusschen hun kamer(s) of kantoor, de comfortable localiteit der Witte, de Spui- en Veenestraat, een wandelingetje en 't een of ander amusement.
Zij gevoelen niet het gemis van de vrouw, die in eene woning toch maar de gezelligheid aanbrengt; zij zijn onbevattelijk geworden voor een intiem huiselijk leven en vermijden zooveel mogelijk hunne vroegere thans getrouwde vrienden, houden alleen nog voeling met de kroeg-kennissen.
Anderen daarentegen zijn dit leven van harte beu en wenschen zich coûte que coûte een milieu te scheppen, waar eenige meerdere gezelligheid heerscht.
Zij hebben hiertoe echter in de allereerste plaats de hulp eener vrouw noodig, want ge lijk hunne ongehuwde vrouwelijke lotgenooten kunnen heeren moeielijk samenwonen. Er zou niet veel van terecht komen!
Voor de huishouding, de keuken, de boodschappen, het onderhoud der kleeding, de zorg voor het linnen, is toch vrouwelijke hulp onontbeerlijk.
Er wordt dus bij eventueele inrichting van eene woning uitgekeken, al naar gelang van de financieele draagkracht van den betrokkene, naar eene huishoudster, die met behulp van eene of meer dienstboden, of, als het niet anders kan, alleen de ménage zal bestieren.
Eindelijk is de zaak in orde en het factotum gevonden.
De stap is gedaan en deze weg, die zooveel gemakkelijker schijnt te zijn dan een formeel huwelijk, blijkt dikwijls later veel meer met voetangels en klemmen bezaaid te liggen dan eene officieele verbintenis.
Wat toch is het geval?
De titularesse is gewoonlijk iemand van geringe afkomst en beschaving, niet vrij van aanmatiging, en vastbesloten haar heer de teugels van het bewind uit handen te nemen zoodra zij daar de kans voor schoon ziet.
Vooral wanneer ‘meneer’ weinig toeschietelijk is, vormt zij een stilzwijgend verbond met de dienstbode, om haren meester zooveel mogelijk te exploiteeren, en hem onder den duim te krijgen, hetzij door lievigheidjes, hetzij door gebruik te maken van zijne kwetsbare plekken of zijne stokpaardjes te berijden.
Men kan als een vaststaand feit aannemen dat in de meeste gevallen de meid, meidhuishoudster, huishoudster of juffrouw zich rechten tracht aan te matigen, die bij hare in-diensttreding nimmer in de bedoeling van den heer des huizes hebben kunnen liggen.
De laatste geraakte er echter, heel geleidelijk en piano aan, gewoonlijk tegen zijn zin, onder en moet als heer en meester dikwerf dansen naar de pijpen van zijn ondergeschikte.
Tenslotte heeft hij absoluut niets meer in te brengen; hare familie, die eerst in de keuken werd ontvangen, verschijnt evenals andere kennissen geregeld in de salon, wordt onthaald en tracht mede de lakens uit te deelen. Kortom, hij komt onder volledige curateele, gaat tot groote ergernis van zijne vroegere vrienden overal met haar heen, en wordt door haar als een kwajongen behandeld.
Het spreekt vanzelf dat bij zijn dood het vermogen aan zijne ménagère is vermaakt, indien hij niet reeds met haar was gehuwd.
Wij kunnen er daarom niet genoeg op wijzen, dat men reeds vanaf het begin tegenover iedere ondergeschikte met tact en waardigheid optrede en bij de minste aanmatiging en inbreuk de overtreedster onmiddellijk op haar nummer behoort te zetten en haar bij hernieuwde pogingen om in de rechten