De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 539]
| |
Vivisectie en Chirurgie.Ik zag in de oogen der arme dieren de menschelijke ziel mij tegenblikken; ik zag haar onder veeren en bont. Een jong medisch student zei onlangs tegen mij: ‘Zooveel menschen denken, dat er in de laboratoriums proeven op dieren worden genomen zonder verdoovende middelen toe te passen. Dit is niet juist. Er wordt geen enkele proefneming gedaan zonder chloroform. Men placht dit te doen, maar nu niet meer’. ‘Wanneer er zulk eene verandering in de laboratorische methodes heeft plaats gevonden’, was mijn antwoord, ‘wat ik trouwens betwijfel, dan is dit enkel en alleen, omdat verontwaardiging geleid heeft tot onderzoek en het onderzoek zulk een ontstellende wreedheid aan 't licht heeft gebracht, dat eene verandering is gemaakt uit vrees voor de publieke opinie.’ Alles wat de anti-vivisectie-vereenigingen voorloopig kunnen hopen uit te rìchten, is het verkrijgen van een vrij onderzoek naar de methodes, toegepast door doctoren bij hun rage voor onderzoekingen op dieren. Ontegenzeggelijk is het zenuwgestel van dieren minder scherp sensitief dan dat van den mensch, omdat dieren niet nadenken over hun pijn en lijden, zooals wij doen. De studie van katten van nagenoeg zuiver ras, gedurende de jaren waarin deze aristocratische diertjes gefokt werden, overtuigde mij van dit feit. Ziekten en ongelukken, die elke man of vrouw aan bed gekluisterd zouden hebben, met gediplomeerde ziekenverpleegsters om ze te verplegen en doctoren om ze te behandelen, werden door hen gedragen met slechts lichtelijk onbehagen en weinige blijken van pijn. Dit bewustzijn alleen heeft mij in staat gesteld onder de oogen te zien het groote onrecht, onschuldige dieren overal aangedaan, en het te verdragen zonder lichamelijk en geestelijk een wrak te worden. En toch heb ik katten en honden zien lijden met bijna menschelijke hevigheid. Nadat herhaaldelijk beweerd was, dat vele Universiteiten noodeloos proeven deden op dieren, nam de New-Yorksche Anti-Vivisectie-Vereeniging detectives in dienst, die een cursus volgden in het Rockefeller Instituut, om zich te overtuigen van hetgeen daar gebeurde. Hier volgt eene van de beëedigde verklaringen: ‘Ik ging naar het Rockefeller Instituut in November 1908 en verliet het in Juni 1909. Ik kon het gezicht van het lijden der dieren niet verdragen en ging weg, omdat ik niet wenschte te werken in de operatiezaal. Ik nam de plaats in van verschillende assistenten van verschillende doctoren, op verschillende tijden. Eens op een morgen kwam ik om ongeveer half acht binnen, opende de deur, leidende naar de hondehokken, en zag daar verscheidene honden, die den dag te voren aan den poot geopereerd waren voor been-enting. Een van hen had de riemen en de steken, waarmee het verband was dichtgemaakt, doorgebeten, en trachtte te loopen op zijn drie pooten, terwijl het vierde, waarop geënt was, er bij bengelde. Het was een afschuwelijk gezicht en de hond was in een ellendigen toestand. Zonder iemand te raadplegen, chloroformiseerde ik het arme dier en toen ik dit dr. Carrel vertelde, zei hij dat ik goed had gedaan. Dr. Carrel hield één hond gedurende drie of vier weken speciaal onder observatie. Gedurende den laatsten tijd van zijn lijden was hij in zijn kamer, liggende op de vloer, waar hij geheel en al tot een skelet uitteerde, totdat hij stierf. De honden kermden en huilden soms als kinderen. Dikwijls nam Dr. Carrel ze van het vastgetimmerde zeildoek, waarop zij, nauwelijks zich kunnende bewegen, waren vastgebonden, om een insnijding in de wond te maken en een tube van rubber er in te plaatsen om de etter op te vangen. Of hij pakte den poot van een hond beet en draaide en wrong het geënte deel, om te zien of de beenderen samengegroeid waren of niet. Dit deed den hond natuurlijk vreeselijk pijn. Het was een allerellendigst gezicht, zoo ellendig, dat ik flauw viel. De honden begonnen op te zwellen ongeveer drie uur na de been-operatie; het opzwellen begon altijd aan den poot en ging verder door het geheele lichaam.’Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 540]
| |
In vele dezer Instellingen wordt een hond gegrepen en neergelegd, levend, op de snijtafel, waarop de zenuwen langs den nek en onder het vel van de pooten blootgelegd of de beenderen van den schedel weggenomen en bepaalde gedeelten van de hersens geprikkeld worden. Terwijl het arme dier in dezen toestand met een riem is vastgebonden, wordt hem dikwijls een plotselinge wonde toegebracht door het plaatsen van een gloeiend, vuurrood ijzer op een bepaald gedeelte van de hersens, waarop de hond begint te blaffen. De professor zegt dan koud-weg tot zijn omstanders: ‘Zie, hoe wij een hond kunnen laten blaffen, door dit bepaalde gedeelte van de hersens te prikkelen!’ Indien het nu van het allergeringste belang ware, voor eenig menschelijk wezen, om te weten, dat een hond zal beginnen te blaffen wanneer een bepaald gedeelte der hersens geprikkeld wordt, dan zou hiervoor uit een wetenschappelijk oogpunt nog een verontschuldiging te vinden zijn, doch om het te doen, eenvoudig om iets te bewijzen, wat iedereen weet, is niet alleen het dier kwellen, maar bovendien het geweten en de gemoederen afstompen van de jonge mannen, die doodsangst leeren zien met onverschilligheid en de stuiptrekkingen van het gekwelde dier met nieuwsgierigheid. Wanneer Mr. John D. Rockefeller en zijn vrouw de juiste feiten zouden weten, betreffende proeven, die genomen werden in hunne Instelling, zouden ze waarschijnlijk zulke handelingen niet gedoogen. Wanneer het echter bekend wordt, dat ze zullen komen om alles in oogenschouw te nemen, worden - volgens diegenen welke in dit verschrikkingsoord gewerkt hebben -, alle pogingen in het werk gesteld, om elk bewijs van wreedheid, voor zoover het mogelijk is, uit de martelkamer te verwijderen, zoodat ze een geheel verkeerden indruk mee naar huis nemen. Den bezoekers wordt verteld, dat de dieren met ether worden ingespoten of gechloroformiseerd, voordat er proeven op hen genomen worden. Maar dit is niet altijd waar. En zelfs wanneer het waar is, voorkomt het niet altijd een groot lijden. Een bediende, die de Instelling verliet, omdat hij het gezicht van dat naamlooze lijden niet kon verdragen, zag een hond, waarop proeven waren genomen, met een dichtgenaaid verband naar boven brengen, naar het hondenhok op het dak. Twee dagen later lag de hond nog steeds daar, met zijn ingewanden uit zijn lichaam hangende. Hij leefde nog. Zijn blaas was vreeselijk opgezwollen en niemand keek daar naar om. De bediende vroeg waarom de hond niet werd dood gemaakt, en kreeg ten antwoord, dat de dokter zijne proefnemingen nog niet geëindigd had. Was chloroform hier gebruikt om pijn te voorkomen? Wij weten dat het onmogelijk was. In Juni 1913 werd Dr. J.E.S., assistent van den professor in de chirurgie aan de Universiteit van P., door het Hof veroordeeld tot eene boete van duizend gulden op een aanklacht van wreedheid, die was ingediend door vrouwen uit de groote wereld. Dr. S. werd veroordeeld op het getuigenis van een der dames, die verklaarde dat zij gedurende zes maanden elken Vrijdag door een gat in den muur gekropen was, opdat zij toegang tot de hondehokken van het Academiegebouw en bewijzen kon krijgen die dienen konden om aan de gepleegde misbruiken een einde te maken. Zij deed iedereen ontstellen door het bekend maken van een ruggegraat-brekende machine, die gebruikt werd in de laboratoriums om het leven uit de honden te persen, met het doel ruggegraat-breuken te bestudeeren. De machine wordt het best beschreven als een miniatuur-galg. Een zwaar ijzeren gewicht, in beweging gebracht door touwen en katrollen, wordt met zoodanige kracht neergelaten, dat de ruggegraat van welk dier ook, dat er onder wordt gelegd, breken moet. ‘Wij erkennen, zij het ook noode, het recht van de Universiteit om de noodige proeven op dieren te nemen, maar er is geen straf streng genoeg voor iemand die zulk een toestel als dit uitvindt of er gebruik van maakt’, zei de rechter. In het proces-verbaal wordt verder ten laste gelegd, dat de chirurgen en academische doctoren zoo onmenschelijk waren, twintig honden van het dak van het medische laboratorium te gooien, met de bedoeling den ruggegraat van dieren te breken, opdat zij de functies van de hersens-centra in het ruggemerg konden bestudeeren. Doctor W., een van de grootste autoriteiten ter wereld op het gebied van zenuwziekten en achtereenvolgens aan drie van de grootste | |
[pagina 541]
| |
hospitalen in Londen verbonden, diende in 1911 een adres in, waarin hij zeide, dat veertig-jarenlange studie van de behandeling van geestesziekten niet had geleid tot het verkrijgen van een enkele diagnose of genezing, welke hij te danken had aan de vivisectie. ‘In mijn tegenwoordige positie als oudste dokter van het groote Londensche Hospitaal voor geesteszieken, kan ik verklaren, dat geen der medische mannen, daaraan verbonden, op eenigerlei wijze genezing hebben te danken aan de door vivisectie zoogenaamde ontdekkingen,’ zei hij. De Theosophische Vereeniging is ten strengste gekant tegen de vivisectie. En deze Vereeniging bestaat uit vele der grootste geesten ter wereld. Deze Vereeniging verklaart, dat een beschaving, die zulke misdaden toelaat als vivisectie en ze wettigt, van de wereld verdwijnen moet om plaats te maken voor eene betere. De rage voor opereeren op het menschelijk lichaam, die in de laatste jaren zoo onrustbarend is toegenomen, is een uitvloeisel van de vivisectie-manie, verklaart zij verder. Wanneer doctoren beginnen te hunkeren naar het gezicht van bloed, en alle gevoel van medelijden of sympathie verliezen in hun verlangen om te snijden en te experimenteeren, spreekt het vanzelf dat ze niet voldaan zijn alleen stomme schepsels als hun slachtoffers te gebruiken. Duizenden jonge vrouwen zijn tot onvruchtbaarheid gedoemd door de noodelooze operaties door chirurgen op hen verricht. Huiselijke vrede, moederhoop en levensvreugde worden elk jaar in honderden huisgezinnen gedood, zonder de minste gewetenswroeging van de chirurgen, die bepaald in een roes zijn gebracht door het gebruik van het mes. Onlangs ontving ik een brief van een jong vrouwtje, die dol is op nieuwe ervaringen en emoties. Zij vertelde mij, dat ze geplaagd werd door af en toe pijn in de streek van den blinden darm, en daarom besloot zich te laten opereeren. Zij was juist herstellende, schreef zij mij, en zij eindigde met de woorden: ‘De doktoren en de pleegzusters zijn echter nog niet zeker of de operatie werkelijk noodig was.’ De schrijver van dit artikel werd door eminente doctoren sterk aangespoord om een afschuwelijke, verminkende en ontsierende operatie te ondergaan, drie jaar geleden, voor een heel klein gezwel, een gezwel dat geheel verdween door een eenvoudige, natuurlijke behandeling: door het toepassen van een paar violet- en X-stralen. Wij weten sedert lang dat proeven op dieren den chirurg op dwaalwegen kunnen leiden. Een van de meest bekende vivisectors is Dr. C. Het Geneeskundig Tijdschrift van 30 Augustus 1913 zegt, zijn artikel over een zekere operatie recenseerende, dat er ‘twee’ sterfgevallen waren en deze twee juist de oogenschijnlijk meest belovende van alle gevallen. De verwachting omtrent den vermoedelijken afloop dier gevallen scheen zoo gunstig, dat hij waagde de geheele voorafgaande kleine operaties achterwege le laten. In het eene geval stierf de patiënt na vijf weken, in het andere zeer kort na de operatie. Dr. C. is overtuigd, dat, had hij de voorafgaande operatie verricht, de patiënten zeker hersteld zouden zijn. Commentaar op zulk een biecht is overbodig. Hij waagde het de geheele voorafgaande kleine operaties achterwege te laten. Elke docter, die een operatie aanraadt, moest verplicht zijn zijn advies op schrift te staven, zeggende, dat het het eenige geneesmiddel is dat het leven van den patiënt kon redden. Mocht de patiënt toch weigeren tot een operatie over te gaan, en desalniettemin herstellen zonder die operatie, dan moest dit openbaar gemaakt worden. Wanneer deze handelwijze werd toegepast, zouden vele doctoren zich nog wel eens bedenken alvorens zooals nu het geval is, voor alles, de kleinste kleinigheid, een operatie aan te raden. De dokter der toekomst is iemand, die de menschen zal leeren hoe adem te halen, hoe lichaamsbeweging te nemen, hoe te denken, en hoe te eten en te drinken. Menschen die op deze wijze worden grootgebracht, zullen weinig medicijnen en operaties noodig hebben. En chirurgen zullen alleen noodig zijn om ongelukken of gebreken te herstellen. In het Medisch Weekblad van 11 November 1911 leest men het volgende: ‘Van de zes gevallen van hersen-meningitis, behandeld door Dr. O., werden vier behandeld zonder serum en herstelden, terwijl twee behandeld werden met injecties van Flexner's serum en dit met den dood moesten bekoopen. Het is belangrijk te vernemen, dat het serum geen ‘heilzame uitwerking’ had op | |
[pagina 542]
| |
Doctor A. en D., in 1911, die beide stierven, ofschoon het serum werd toegediend door Dr. Flexner zelf. Dat vele eminente personen diezelfde opinie over het toedienen van serum hebben, blijkt wel uit het oordeel van den beroemden Dr. Max Meyer, die zegt: ‘Het is ons duidelijk, dat serumtherapie niet alleen onwetenschappelijk en gevaarlijk is, maar ook onzeker en misleidende. Daarom moeten wij het pad dat we tot dusverre gevolgd zijn (niet proeven op dieren te nemen) verlaten, en daarvoor in de plaats nauwkeuriger en vollediger bestudeeren het plantenen delfstoffenrijk, omdat wij daar de substanties kunnen wegen, afmeten en analyseeren. Hier hebben wij den sleutel op de oplossing van het probleem. Laten medici, die nog niet bezeten zijn door duivelsche dierlijke proeven, hun aandacht wijden aan dit onbegrensde nieuwe veld, waar de voren nog nauwelijks beploegd zijn en waar verborgen schatten op ontdekking liggen te wachten. De natuur houdt in haar schoot geneesmiddelen en voorbehoedmiddelen voor elke ziekte, uitgevonden door den mensch. Hij die zoekt, zal vinden. Roem zal kronen met een onvergankelijken lauwerkrans den werkelijk grooten wetenschappelijke, die dit rijk wil ontginnen, en aan het licht zal brengen zijne gezegende en heilzame geheimenissen. (Vertaald.) |
|