Dat gaf Mevrouw Blijk nog meer moed.
- ‘Mijn oudste dochters, waarvan de een nu met Augustus van school komt en de ander voor onderwijzeres studeert, dat zijn Juffrouwen, versta je, ik ben Mevrouw.’
Maar de meid nu ook brutaal:
- ‘Och Juffrouw, mijn moeder zegt ook, dat is allemaal maar kale drukte. Een echte Mevrouw geeft in de eerste plaats genoeg te eten en ik kom dikkels met honger bij mijn moeder thuis.’
- ‘Je kunt altijd aardappels en brood eten, zooveel je maar lust,’ verdedigde zich Mevrouw. ‘De rest is natuurlijk met zoo'n groot huishouden wel eens afgepast.’
Dien avond klaagde Mevrouw weer bij haar man over al de lasten van haar Mevrouwschap.
- ‘Och,’ zei hij wat wrevelig en vermoeid: ‘Noem je dan Juffrouw. Als de menschen hier te Terneuzen dat nu eenmaal niet willen! Je zult er niets minder gelukkig door zijn. De vrouwen van mijn collega's en van den opzichter, dat zijn ook allemaal maar Juffrouwen. En dan je moeder, die is toch ook Juffrouw.’
- ‘De vrouw van een brigadier, maar jij kunt secretaris worden,’ verdedigde zij zich.
- ‘De vrouw van den secretaris wordt ook nog meest Juffrouw genoemd.’
- ‘Maar dat is toch te bar.’
- ‘Och!’ Blijk haalde de schouders op.
- ‘Ik zou nog liever willen, dat 't hier was, zooals in België.’
- ‘Dan was er ook geen aardigheid aan,’ zei hij, haar kennend.
- ‘De officiers-vrouwen, al hebben ze 't nog zoo kaal, dat zijn allemaal Mevrouwen,’ mopperde zij weer benijdend.
- ‘Och ja, dat is nu eenmaal de stand, maar overigens zijn de Mevrouwen meest de vrouwen van bestudeerden als dokters, advocaten en dan de vrouw van den notaris en den controleur natuurlijk.’
- ‘Controleur, of ambtenaar ter secretarie, 't scheelt ook wat,’ mopperde Mevrouw.
- ‘Maar als de menschen 't nu niet willen.... nu maak je je bespottelijk.
Iedereen weet 't, wanhoopte Mijnheer Blijk. Dikwijls vragen ze me op 't bureau:
- Hoe is 't met Mëvroüw?
En op 1 April, toen kon ik mijn plezier wel op, neen ik dank je voor die aardigheid.
Wees verstandig.’
Maar Mevrouw wilde de strijd nog niet opgeven; ze had nu al zoolang gestreden; dat zou niet voor niets zijn, maar door een goed einde bekroond worden: ‘De aanhouder wint.’
Die volgende maand ging ze met haar twee oudste dochters, zooals meer menschen dat in Terneuzen doen, naar Gent, om boodschappen te doen.
's Avonds keerde ze huiswaarts in het prettige gevoel dien ganschen dag niet geergerd te zijn.
Madame leek in ieder geval meer op Me-, dan op Juffrouw.
Maar - prijs nooit de dag vóór d' avond laat - in de coupée trof ze, huiswaarts keerend, de muziek-leeraar van het dorp.
- ‘Dag Juffrouw Blijk,’ zei hij, ‘wèl dat is aardig dat ik u tref.’
- ‘Wie bedoelt u?’ zeide Mevrouw, zich dom houdend en op haar twee dochters wijzend, ‘Juffrouw Willy, of Juffrouw Lize?’ - ‘Geen van beiden, ik bedoel u zelf, ik ben gewoon de moeder te begroeten, vóór de dochters.’
- ‘Pardon, “Mevrouw” dan s.v. pl.,’ zeide de Juffrouw geërgerd.
Maar de muziek-leeraar, die ook uit was geweest en allicht wat te diep in 't glaasje had gekeken, zeide: ‘Allo malligheid. Juffrouw Blijk, dat zegt toch God en de wereld tegen oe.’
Mevrouw zei geen woord meer en haar uitgaans-dagje was weer totaal bedorven door den kleingeestigen strijd, dien ze voerde en die ze maar niet kon opgeven.
De Terneuzenaren, nogal grappig en plaaglustig van aard, hielden niet op, met haar Mevrouwschap den gek te drijven.
Het kleinste kind in Terneuzen kende ten slotte dat zwak van Mevrouw Blijk en de straatjeugd blèrde haar dikwijls na van Mevrouw en Juffrouw, in joligen overmoed door elkaar.
We zijn twintig jaar verder en het menschdom is wijzer geworden.
Het onderscheid tusschen Mevrouw en Juffrouw is genivelleerd.
We noemen nu een beschaafde, getrouwde dame gaarne Mevrouw, alvorens eerst te onderzoeken, of haar man wel Dr. of Mr. is, of een andere hooge betrekking bekleedt.
Maar ‘Mevrouw’ Blijk zal toch ten eeuwigen dage Juffrouw blijven.....