bouquet narcissen, nog ongerept temidden van de kleine luxevoorwerpen, die vaag contourden in het lampeschijnsel.
Mevrouw van Breukelen nam de cosy van den zilveren trekpot, ordende de kopjes op de theetafel, en bedacht zich, of ze Marie zou bellen, om haar te helpen opruimen....
- Nee, toch maar niet....
Ze wilde liever nog wat ongestoord blijven voortdroomen; er hing haar iets in de gedachte, een mededeeling, die haar bezig hield, en waarover ze moest nadenken.
Bij den hoogen schoorsteenspiegel bleef ze even staan, staarde in gedachten verzonken naar het beeld daarin teruggekaatst; en het was nu of zij een gesprek begon, een vragen en antwoorden tusschen twee die elkander begrepen.
In haar nauwsluitend kleed van heliotroop duchesse, dat haar nog mooie figuur gunstig deed uitkomen, scheen ze veel jonger dan haar zestig jaren; en het mooie zilverwitte haar, dat, zacht geonduleerd, haar nog frissche gezicht, met fijn profiel, omgaf, contrasteerde prachtig met de levendige donkere oogen.
De bezoeken hadden haar toch wat vermoeid; er lagen donkere kringen onder haar oogen. Ze merkte het op.... En plots overviel haar een matheid, die was de reactie na een rusteloozen middag van zich inspannen, van met al de haar eigen energie zich willen voordoen als een gelukkige vrouw, die men haar schoonheid en fortuin benijdde.
Ze liet zich neer in een fauteuil bij den haard, waarin een zacht vuur verglom achter de mika ruitjes, soms een metaalblauw vlammetje zich rekte in het donkere kratertje, en dan geluidloos wegplofte.
Mevrouw van Breukelen keek er naar, in volslagen apathie daar weggedoken in den diepen fauteuil die haar koesterend omgaf.
En toch, terwijl ze zich liet gaan, was er iets in haar gerezen dat haar denken vasthield.
Die jours, wanneer zij haar kennissen bij zich zag, wanneer haar kamers overvuld waren met mondaine menschen, die daar tot vertrouwelijkheid aangedreven wegdoezelend in diepe intimiteit, elkaar op gedempten toon, onder giegellachjes, - zich latend gaan in weelde van eigen onaantastbaar fatsoen, - vertelden van de chronique scandaleuse, waren voor Amelie van Breukelen het criterium van haar eigen wenschen en handelingen.
Na een jour bij haar-zelve, voelde ze heel beslist, in haar weifelingen, den aangewezen weg.
Het was als een moreele dwang, die suggestief op haar inwerkte, het haar klaar deed worden, dat wat ze wilde niet kon....
En toch vandaag.... vandaag, na die lange jaren van onderworpenheid aan de publieke opinie, was er een bewustheid in haar gekomen, die haar overwegingen deden wankelen. Voor het eerst was mevrouw de Lygne, een schrijfster, die zij al meermalen bij anderen ontmoet had, op haar jour gekomen.
En in tegenstelling met gewone gesprekken, waarbij geheimzinnig over alles wat niet in den volmaakt conventioneelen regel lag werd geoordeeld, en veroordeeld, scheen de meening van deze ‘wel-wat-geavanceerde-vrouw’ haar uit den langen twijfel te hebben wakkergeschud.
Het gesprek liep over een aanstaande scheiding van een in de uitgaande wereld bekend echtpaar.
En de moeders verzuimden niet haar afkeuring te doen blijken over een vrouw, die haar kinderen verliet voor den man dien ze liefhad.
Toen was het ineens gekomen, bij die verdediging door mevrouw de Lygne, die de gesprekken plots door haar overtuigenden toon deed verstommen.
‘Vindt u het werkelijk zoo erg, dat een vrouw, die in haar huwelijk geen liefde heeft gekend, die altijd door haar man bedrogen werd, eindelijk toegeeft aan een mooi groot gevoel voor een ander,’ vroeg ze met verheffing van stem.
Er hing na die vraag even een stilte, toen waagde er een een kleine tegenwerping. ‘Neen, lieve mevrouw, zoo erg zou dat niet zijn; maar die vrouw is moeder, heeft twee kinderen: zij kan als echtgenoote falen, maar als moeder,... ziet u,... als moeder...’
‘Alsof het begrip moeder alle begrip van verdere eischen aan het leven doodzwijgt. Kent u haar?’ vroeg mevrouw de Lygne.
‘Neen, en ik wil ook geen oordeel in deze zaak vellen....’
‘O, ik wel!’ viel mevrouw de Lygne heftig in. ‘Ik wil heel graag een oordeel in deze zaak hebben, ik ken mevrouw van Rechten heel goed; en ik weet hoe dor en kleurloos haar leven is geweest. En haar kinderen? Zullen die ooit hun moeder een opoffering van eigen geluk vergoeden?
‘Binnen korten tijd gaan ze elk hun eigen weg, en wat dan? In hun eerste jeugd is ze alles voor hen geweest, zij was een moeder, aan wie vele vrouwen zich spiegelen kunnen;