is dus tenslotte de heele veearts-aanstelling een wassen-neus, en niets anders. En wat blijft er dan over van de mij zoo nadrukkelijk gegeven verzekeringen van den heer Wolterbeek, juist op dit speciale punt? Enfin, gij zult in de voorlaatste Lelie het stuk van den Voorzitter van het asyl, Jhr. Quarles van Ufford, en mijn antwoord daarop, zeer zeker met evenveel belangstelling hebben gelezen? Lees s.v.p. ook mijn artikel in het vorige nommer. Tenslotte zeg ook ik 't U van harte na, dat ik, na de opgedane ondervinding, veel liever zou aankloppen met een verwaarloosden hond bij mevrouw baronesse Van Heerdt tot Eversberg, Delistraat 51, den Haag, dan bij het asyl. Immers, deze dame geeft haar leven, haar fortuin, alles, uit liefde tot de dieren, doet pogingen hen te redden, en te helpen. Daarover is maar ééne stem, over hare belangloosheid. Terwijl de heer Driessen, directeur van het asyl, en Groen, de hoofdoppasser daarvan, bezoldigde betrekkingen bekleeden, en niets anders. Commentaar is, na mijne ondervinding en na de eigen verklaringen van Jhr. Quarles van Ufford en van den veearts van het Asyl dr. Woudenberg, (zie de vorige Lelie) overbodig. - Uw slotwensch Enfin, 't is te hopen dat door de publiciteit in de Lelie van meerdere zijden het asyl zal worden aan de kaak gesteld, beaam ik ten volle. Publiciteit is hier dringend noodig. In het belang van het verwaarloosde dier.
Hartelijk dank voor Uw belangstelling in mijn nieuwen roman en voor de vriendelijke woorden over wat U in de Lelie 't meeste interesseert, - namelijk mijn werk.
Napoleon. - Zie eens, ik wil alle abonnés en alle correspondenten gáárne antwoorden, zooals gij-zelve ziet. En, toen gij mij de laatste maal die vraag hebt gedaan, naar aanleiding van een gesprek dat gij met Uwe vriendin hadt gehad, toen heb ik U in dat bijzondere geval op de meestuitvoerige wijze ingelicht, omdat gij toen min of meer hare vraag hadt gemaakt tot Uw eigene, en ook omdat ik U niet terstond wilde teleurstellen. Echter, nu komt gij opnieuw vertellen aan mij wat die bewuste juffrouw over mij vindt en vraagt, en een eind verder in Uw brief komt gij over een geheel ander onderwerp alweder vertellen wat een meneer over mij vindt en vraagt. Laat mij U nu daarop eens en vooral antwoorden, dat ik op dat soort correspondentie nièt, dóór Uw bemiddeling, inga. Indien die juffrouw èn die meneer mijne opinies willen weten, of niet begrijpen, of 't een of ander in de Lelie al- of niet goedkeuren, dan staat het hun vrij zich tot mij te wenden, en mij-persoonlijk hunne vragen of bezwaren, of wat zij dan ook op het hart hebben, bloot te leggen. Indien zij dat echter niet der moeite waard vinden, dan vind ik het niet der moeite waard dóór U te antwoorden op de meeningen en vragen en bezwaren die zij zich wel willen verwaardigen, - door U, - aan mij te doen toekomen. Gij zult toch zelve wel begrijpen dat eene dergelijke soort van correspondentie even tijdroovend als nutteloos zou worden op den duur; die juffrouw en die meneer lezen te hooi en te gras iets in de Lelie, en praten er met U over. Mijnentwege Maar ik heb mijn tijd te lief om hunne bood schappen dóór U te beantwoorden. Gij eindigt Uw boodschap met een lange mededeeling over de sympathie, die Uw vriendin heeft voor mijn durven, oprechtheid, enz. enz. Ik neem dat opzettelijk over, opdat dus niemand zal denken dat ik uit onvriendelijkheid
weiger op dergelijke correspondenties in te gaan, waar immers Uw vriendin aldus eene geestverwante van mij is en volstrekt niet eene vijandin, gelijk blijkt uit Uw schrijven.
Gij zult in dit nommer, of anders in het volgende, opnieuw lezen hoe krachtig ik optreed tegen drankmisbruik en vóór plaatselijke keuze. M.i. is de drankduivel de grootste kanker van ons volk. Ziet gij, dat echter is juist het ongeluk, dat het land-zelf zoo hooge inkomsten trekt van den jeneververkoop; juist hetgeen gij mij dienaangaande weer meedeelt uit Uw eigen woonplaats, omtrent hetgeen daar, in een zoo kleine stad, betaald wordt, bewijst immers hoe ontzettend-groot het finantieele voordeel is voor het land. En daarom wil geen enkele regeering waarachtig medehelpen, en laten ze veel liever, elk ministerie, - rechtzinnig zoowel als liberaal, - hunne medeburgers, het volk, te gronde gaan. Ziedaar ‘des Pudels Kern.’
- En dat lost óók op. waarom die door U genoemde overheidspersoon zich zoo op een afstand houdt. Geen enkele regeeringspersoon wil in deze quaestie in den grond meehelpen. Niemand hunner durft. Want iedereen weet wel dat tenslotte de Schiedammers de macht in handen hebben door de ontzettende inkomsten die zij het land bezorgen. -
Maar, dat de dieren het nog beter hebben dan de menschen, neen dat is niet waar. Ten eerste kunnen de menschen zich verdedigen. Als ze niet zulke lamlendige flauwerikken waren, en zich lieten gebruiken, en imponeeren, en alles lieten wijsmaken, maar inplaats daarvan als een massa opstonden, en weigerden aan onrecht en willekeur te gehoorzamen, dan hadden zij de macht in handen, de macht tot het goede. En ten tweede ook, er bestaan zoovele wetten in hun belang, en er zijn zoovele kostelooze gelegenheden tot hulp, juridische, medische, enz., enz., dat zij nooit op één lijn zijn te stellen met de geheel en al zonder woordvoerder zijnde dierenwereld, in de macht van den mensch, geheel en al afhankelijk van diens willekeur. Juist daarom zou ik voor mij dan ook, indien ik rijk ware, nooit mij met iets van het openbare leven bemoeien, en nooit de pen opnemen voor wat ook, uitgezonderd voor de zaak van het dier. Die zou ik steeds steunen, wáár en hoe ook. Want het dier heeft zulke onversaagde hulp noodig, is er op aangewezen.
Nu komt het slot van Uw brief met die boodschap van dien meneer. Daarop antwoordde ik U hierboven reeds. Als die man een antwoord of een opheldering van mij verlangt, laat hij mij 't dan zelf vragen. Het is mij heusch niet de moeite waard mij met alle gesprekken over mij in te laten, dat zult gij-zelve toch wel inzien, vind ik. - Neen, gij hebt mij niets te lang opgehouden, en gij moet ook goed begrijpen dat ik met U-zelve met alle mogelijke genoegen wil correspondeeren over wàt gij ook wilt. Vriendelijk gegroet.