gaven zich ten toon spreiden, daar moet zich toch openbaren een krachtige drang naar hervorming van ons burgerlijk recht, hetwelk naast de persoonlijkheid van den man erkent de persoonlijkheid van een anders geaard, doch even waardig wezen, daar moet aanwezig zijn een beter inzicht omtrent de beteekenis van het burgerlijk procesrecht.
De wet geldt voor allen en de openbaarheid van wet en verordening is voorgeschreven. Hoe komt het dan toch dat niettegenstaande eene zoo algemeene openbaarheid de volksovertuiging zich tot heden niet krachtiger heeft uitgesproken voor de hervorming van bedoeld recht?
In het openbaar worden, behoudens enkele uitzonderingen, behandeld zoowel strafzaken als burgerlijke zaken; de vonnissen daarin gewezen worden in het openbaar uitgesproken, de pers werkt in groote mate bij tot het openbaar maken van alles en nog wat; vaak publiceert zij iets dat stuitend is om te lezen en voor den persoon van den beklaagde zeer pijnlijk. En desniettemin.... blijft schier alles zooals het is: achterlijk en verouderd.
Intusschen dient men niet uit het oog te verliezen, dat die openbaarheid zeer betrekkelijk is; het is alsof de gerechtigheid overdekt is met een eindeloos groot kleed, waarvan slechts af en toe een klein tipje wordt opgelicht; dat kleine deel ziet men, doch hetgeen overdekt blijft ziet men niet.
Nu spreekt het vanzelf, dat de jurist, voor zoover hij tevens deelneemt aan het maatschappelijk leven, veel meer krijgt te zien dan de leek op het gebied van het recht. Neemt de jurist geen werkzaam deel aan dat bedrijvig maatschappelijk verkeer, dan ervaart hij veel minder dan de praktizijn, hetzij advocaat of notaris; het recht laat zich nu eenmaal niet kennen in de studeerkamer, het recht leeft in den boezem van het volk en heeft daar een eigen rechtsleven, hetwelk niet alleen wil worden begrepen, doch dient gepeild door ons gemoedsleven. Ziedaar een machtige factor van het leven, die tot heden al te zeer is miskend.
Onze openbaarheid in rechtzaal en juridische lectuur bepaalt zich te veel tot het begrijpen en daalt niet af of klimt niet op tot ons gevoelsleven en om die reden blijven rechtstoestanden bestendigd, al zijn ze ook nog zoo verouderd of versleten.
Die miskenning van ons gevoelsleven openbaart zich niet alleen op het gebied van recht, doch godsdienst en onderwijs gaan evenzeer mank aan datzelfde euvel; het intellect beziet alles van buiten, het gevoel zoekt en vindt contact met de diepste roerselen van ons zieleleven.
Indien gij, evenals schrijver dezes, de gelegenheid hadt gehad met verschillende juristen maatschappelijke aangelegenheden te bespreken en dezelve in hun licht- en schaduwzijde te bezien, dan zoudt gij U er over verbazen, hoe groot de eenstemmigheid is bij het beschouwen der maatschappelijke aangelegenheden, voor zoover ze met wet of recht in verbinding staan en uwe verbazing zou nog grooter worden, als U bedenkt, dat men - met name de juridische wereld - bij zooveel eenheid in het uitspreken van een afkeurend oordeel schier alles laat zooals het is: verouderd en versleten.
Om nu te komen tot een krachtigen hervormingsdrang dient men, om het maar eens in beeldspraak uit te drukken, te gaan over eene brug, welke wij openbaarheid zullen noemen.
Dat is de weg waarlangs wij moeten gaan om de voorschriften der wet in betere harmonie te krijgen met de eischen der gerechtigheid.
Het leerstuk der openbaarheid heeft ook bij de studie van het recht zijne erkende groote beteekenis; aan die openbaarheid in de rechtszaal hebben wij zeer veel te danken en veel verder kunnen wij komen, wanneer aan diezelfde openbaarheid de volle aandacht zal worden geschonken en wanneer met bekwame hand maatschappelijke aangelegenheden worden getoetst aan de eischen der gerechtigheid.
Theoretisch zijn wellicht de juristen het daarover wel eens, doch praktisch heeft menig jurist voor zichzelven geldende redenen om alles maar bij het oude te laten. Ook stelt de openbaarmaking eigenaardige eischen aan den geest der menschen, hetzij mannen of vrouwen. In de eerste plaats dient men begaafd te zijn met eene zekere mate van wijsgeerig inzicht, hetwelk het vermogen heeft om de eischen van het intellect te toetsen aan de eischen van het gevoel. Voorts moeten persoonlijke aanvallen zooveel mogelijk worden vermeden, objectief zal het standpunt van bespreking en behandeling dienen te zijn en tenslotte trede er een zielsvermogen voor het voetlicht, waarover zeer weinige menschen hebben te beschikken: het vermogen om zonder aanziens des persoons te zeggen wat men te zeggen heeft en wel in het openbaar.