stuk van den heer H. Visser, om hem mijn hulde te brengen voor zijn flink optreden tegen dien kellner; óók om hem van harte te feliciteeren met het geluk dat hij had zich zoo overtuigend te kunnen rehabiliteeren met behulp van een stukje uit de Delftsche Ct! Het stuk van dien heer Schenk had den heer Visser zéér in mijn achting doen dalen, en ik was er blij om dat deze zichzelf in eer kon herstellen!
Mij-ook deed het bijzonder veel genoegen dat de heer H. Visser zich tegen dien aanvaller Schenk zoo overtuigend heeft kunnen verdedigen, dóór dat stuk uit de Delftsche courant. Want, men ziet weer hieruit hoe in-gemeen de menschen zich wreken, op zoo'n slinksche manier, over een hun aangedane welverdiende behandeling, door er op een gegeven oogenblik iets geheel anders bij te sleepen. Zoo gaat het mij ook zoo dikwijls. Iemand namelijk, die b.v. een welverdiende tuchtiging onderging, zwijgt daarover, maar komt dan op een gegeven oogenblik met een verzonnen lasterpraatje voor den dag over iets geheel anders, waarvan het overige publiek niet kan vermoeden wat er in den grond achter zit, welke lage wraakneming over een vroeger toegediende afstraffing. Nu, wat mij betreft, ik trek me zulke valschheden niet aan, maar, geldt het een ander, zooals in dit geval den heer Visser, dan doet het! me plezier als hij met de bewijzen in de hand zich kan verdedigen.
De Br. te A. - Neen, een verzoek als het Uwe kan ik niet opnemen onder het redactieged. Indien gij het wenscht te zien opgenomen als advertentie, dan moet gij U wenden tot den uitgever, niet tot mij.
E. van B.B. te B. - Ja, gij en ik zijn wèl geestverwanten!. Dat voel ik uit elken brief steeds. Daarom ben ik ook blij, dat gij nu voortaan niet alleen lezeres maar ook abonnée zijt, en daardoor mijn werk, en mijn antwoorden aan U, eerder onder de oogen krijgt dan vroeger. Gij schrijft zoo raak over dat malle stukje indertijd van Catharina van Rennes over prinses Juliana, in verband met mijn kleine afstraffing aan haar. Wel, wat zegt gij van de ‘met de koude kampende’ Koningin, die ons sinds is opgedischt door de lik-couranten? Is het niet treurig dat eenerzijds zóógenaamde ‘ontwikkelde’ persridders zulken weeïgen kost durven voordienen aan hunne lezers, maar, is het aan den anderen kant niet nog veel treuriger, dat die lezers-zelf zulken nonsens verlangen te lezen? Lieve hemel, wat is de ‘groote massa’ toch 'n onbeschrijflijk kleinzielige, slaafsche, kruiperige, onnoozele verzameling van menschen, waar ze, door dergelijken nonsens met smaak te slikken, telkens opnieuw toonen hoe ze niets anders zijn dan lakei-zielen! - Ik ben blij dat ook Uw man graag mijn werk leest in de Lelie; om U de waarheid te zeggen hoor ik dat dikwijls, speciaal ook van het manlijk geslacht, dat men mijn stukken 't liefst leest, en ik erken heel eerlijk, hoe die wetenschap een prettige spoorslag is tot ijver. De oprechtheid en het durven, waarover gij U zoo verheugt in mij, zijn mij te veel aangeboren om mij moeite te kosten. Ik kan niet anders schrijven dan zoo als ik 't doe, uit volle, eerlijke overtuiging, zonder aanzien des persoons. Dit maakt mij veel vijanden en veel vrienden. 't Laatste vind ik heel-aangenaam, 't eerste laat mij koud. Zoo ben ik nu eenmaal.
Ja, ook over de vrouwenkiesrecht-kwestie denken gij en ik ongeveer hetzelfde. Want ik ook ben het met U eens dat de wetten, zooals zij nu zijn, dringend verandering behoeven en dat onze tegenwoordige positie, gegeven de tegenwoordige maatschappij, onverdedigbaar is uit een oogpunt van recht en billijkheid. Maar eveneens ben ik 't met U eens dat de Engelsche suffragettes al heel treurige bewijzen geven van het onverstand en de tot razernij overslaande eenzijdigheid, waarmee de meeste vrouwen handelen zoodra zij aan zichzelven zijn overgelaten, geen band hen meer in toom houdt, en zij haar eigenlijk terrein prijs geven voor een waarop zij niet thuis behooren. Zulke misdaden en onhebbelijkheden als die, welke Mrs Pankhurst en hare beminnelijke dochters aanmoedigen en op touw zetten, zijn het beste middel om elkeen, die vroeger nog iets voelde voor hare richting, voorgoed daarvan afkeerig te maken. Dergelijke vrouwen als deze suffragettes herinneren aan die, welke in de fransche revolutie den boventoon voerden, en die nog veel ruwer, meedoogenloozer en schreeuweriger waren dan de mannen. Een vrouw slaat nu eenmaal altijd over tot uitersten. En, wanneer zij zich begeeft op een haar nieuw gebied, dan doet zij tien tegen een dolle dwaasheden. Daarvan leveren de Pankhurstianen het zooveelste bewijs!
Een andere lezeres ook schreef mij in denzelfden geest als gij over het feuilleton Mary Charfield. Met U ben ik het eens dat de opvatting van dien ambts eed in dat feuilleton veel te bekrompen is. Hoe sympathiek schrijft gij over Uw wijze van samenwerken met Uw man! Het lijkt mij altijd toe, dat eene betrekking als de zijne op een kleinere plaats zoo oneindig veel bevrediging kan geven en aan den man en aan de vrouw, wanneer althans beiden een eenigszins ideale opvatting hebben van de roeping van het vak. In dat geval toch kan men zooveel hulp, troost, raad geven, zooveel nood lenigen, zooveel ellende dragelijker maken. In een groote stad is dat alles zoo anders. Uitteraard komt de vrouw daar niet in aanraking met die zijde van de zaak, en ook de man wordt daar geen vertrouwde, geen van allen gekende vriend, zooals dat op een dorp mogelijk is. Misschien idealiseer ik in dit opzicht te veel, maar ik stel mij voor dat burgemeester, dominee, dokter, in deze dingen, zoo zij willen, oneindig veel goeds kunnen doen, en dat hunne vrouwen dientengevolge een heerlijke taak naast hen kunnen vervullen, en zich volstrekt niet behoeven te ‘vervelen’, (gelijk men dit zoo dikwijls hoort zijdens de dames die in dergelijke omstandigheden verkeeren). Natuurlijk echter is een gelukkig huwelijk, in den zin van een elkaar geestelijk begrijpen en aanvullen, een eerste vereischte voor zulk een mooie wijze van samenwerken! En, helaas, van hoe weinige huwelijken kan men dit getuigen!
En nu, vóór ik van U afscheid neem, moet ik nog even U danken voor Uw sympathieke woorden over Uw dieren. Het is zoo heerlijk dat er zoo velen