stierf echter reeds na drie jaren; - ik heb hem herdacht in een boek van me, onder den titel ‘Moosje’, zooals hij óók heette in de werkelijkheid - en na dien tijd vind ik het akelig, als het ware, een opvolger van hem te hebben van hetzelfde ras. - Nietwaar, is het niet schandelijk, dat sommige eigenaars van honden zoo'n arm beest achter de tram laten aanloopen, op voortdurend gevaar dat hij overreden wordt! Het is afschuwelijk als men dat bijwoont; er moest boete op staan. Indien onze wetten in zake dierenbescherming ook maar eenigszins goed waren ingericht, dan zou dat zoo zijn.
Ik moest glimlachen om Uw verwijt, dat in mijn romans geen enkele ‘goede man’ voorkomt, want gewoonlijk wordt mij immers juist het tegendeel verweten, namelijk dat ik de mannen te goed voorstel nevens de vrouwen, en hen te veel ‘verdedig’. M. i. lieve Thelma, zijn er geen ‘goede’ en geen ‘slechte’ menschen in zulke scherpe tegenstellingen. Iedereen is een mengsel van beide. En in de christelijk-aristocratische kringen, die ik in de romans in de Lelie teeken, komen in de werkelijkheid des levens geen ‘goede mannen’ (noch goede vrouwen) vóór in den door U bedoelden zin. In b.v. den broer van de weduwe Gerbrandts toekende ik een oprecht geloovig burgerman-christen, en in Henk van den Bevelaer een van huis uit niet onoprechten, zonder huichelarij opgevoeden zwakkeling, die door het Haagsche politieke-christelijke-huichel-leven wordt verstrikt. Enz., enz. Gij schijnt te behooren tot de zeer vele roman-lezers, die met de personen van den roman zóó meeleven, dat zij als het ware hunne partij trekken, als bestonden zij werkelijk. Van daar Uw wensch: ‘Ik hoop dat die Dorrit nu eindelijk eens een liefdehuwelijk zal doen, en niet om de een of andere reden dien Piet ten Have zal nemen’. Ik erken dat ik een dergelijk met de schepping van den auteur meeleven altijd voor dezen zeer vereerend vind, want het bewijst dat zijn werk boeit. Nu, wacht maar af. In elk geval deed Quips Weerdema immers een liefde-huwelijk, door Henk van den Bevelaer af te trekken, enkel door hare lieve onschuld, van Nannie de Grevere, liever-gezegd mevrouw Eduma de Witt. - Vriendelijk gegroet.
P.V. te Koog a.d. Z. - Ik las Uw vriendelijk schrijven naar aanleiding van mijn uitroep in de Lelie van no. 45: Wat een mesthoop. In dat schrijven spreekt gij ervan, dat het goed zou zijn, indien er een blad bestond, gewijd aan de belangen van allen, die er prijs op stellen te willen ‘leven zooals het mag, als het moet, en als het kan’. - Wel, ik zou zeggen, dat de Holl. Lelie in dit opzicht zeer zeker voldoet aan Uw wenschen. Er is wel niemand in het land, die zoo onafgebroken strijdt voor rechtvaardigheid, onafhankelijke levensopvatting, en 't recht zichzelf te zijn, en die zoo moedig vooroordeelen en domme begrippen van: dit durf ik niet, en dat kan niet om 't ‘fatsoen’ geeselt, als de ondergeteekende. Dat de Lelie niet op Zaterdag maar op Woensdag uitkomt, is nu eenmaal sinds zoovele jaren reeds 't geval, dat de uitgever waarschijnlijk niet ineens daarin een verandering kan brengen. Ik zou trouwens ook zeggen: wat doet het ertoe, want, wie abonné is, die kan immers 't Blad wegleggen tot den rustdag van Zondag, en, wie het leest in een leesportefeuille, die is toch immers aangewezen op den dag, waarop die bij hem wordt omgewisseld. Vriendelijk dank voor Uw schrijven. Mocht gij lust hebben tot verdere correspondentie, dan ben ik steeds gaarne daartoe bereid.
Inzender van een paar bijdragen, waaronder eene over Bremen (naam niet duidelijk leesbaar). Wegens plaatsgebrek verzoek ik U beleefd mij geen inzendingen te willen doen toekomen. Particulier wordt door mij niet geantwoord; van daar dat Uw brief kaarten vergeefs waren.
Walda. (Ned: Indië) - Ik schrijf hier maar als pseudoniem den naam van Uw hond, daar gij geen pseudoniem opgeeft. Gij en Uw vrouw deden mij buitengewoon veel pleizier door mij die allerliefste photo's te zenden; ik waardeer het buitengewoon. Ook Uw begeleidend schrijven vind ik leuk. Gij hebt gelijk, ‘op dit aardsche tranendal’ is 't voor een hond lang niet altijd gemakkelijk, zoodat Walda's nommer 9 maar gelijk had het bijtijds te verlaten. Zijn of haar acht broertjes en zusjes hebben het echter, blijkens de mij gezonden beeltenissen, alles behalve slecht. Die, waarop zij allen hun maaltijd nemen, is verrukkelijk. Ik beschouw alle menschen, die van honden houden, en zoo sympathiek er over schrijven als gij 't doet, als geestverwanten, maar die welke in Ned: Indië wonen zijn mij in dat opzicht dubbel lief, omdat ik weet dat honden daar zoo slecht behandeld worden over 't algemeen. Ook Uw vrouw dank ik zéér.
Maris Stella. - Toevallig hoorde ik door kennissen - gij kunt misschien zelve wel nagaan hoe - dat gij reeds zoo lang naar antwoord van mij uitzaagt, en daarom in de vrees verkeert, als zou ik een of ander ‘kwalijk hebben genomen’. Lieve Maris Stella, juist zooals die meneer 't U reeds zeide - en die kent mij goed - zoo is het: Als ik iets kwalijk neem, dan zeg ik 't ronduit. Maar, zeg nu eens zelf, wat ter wereld zou ik U kunnen kwalijk nemen? Immers niets. 't Eenige wat mij belette U tot hiertoe te antwoorden, is de overstelpende toevloed van correspondentie, gevoegd bij plaatsgebrek in de Lelie. Er zijn er velen, die nog veel langer reeds wachten dan gij, en, had ik niet door dien meneer van Uw vrees gehoord, ik zou U waarschijnlijk nog niet aan de beurt hebben laten komen. Nu echter vind ik dat gij daartoe 't recht hebt, te meer waar ik hoor dat gij weder zoo lijdende zijt. Gij-ook zijt iemand wier lot voldoende U het recht geeft een ander toe te voegen: Waardeer wat gij hebt. Want Uw lijden is wèl zwaar op Uw leeftijd. Vooral dat gij nooit meer kunt genieten van de natuur, van de buitenlucht, dat vind ik vreeselijk voor U. Ik heb nooit zoo gevoeld hoe lief ik de natuur heb, dan na tijden van lang thuis moeten zijn. Nu juist nog deze afgeloopen week moest ik eenige dagen, met een aandoening van gewrichtsrheumatiek, te bed liggen; ik kan van uit mijn bed het groen zien, de boomen van het Kurpark, en ik smachtte er zóó naar weer daaronder te kunnen wandelen, dat ik niet dankbaar genoeg kan zijn op dit oogenblik weer zoo ver