van mijn blad heelemaal niet op de hoogte zijt, om rede (!) gij geen abonnée zijt.’ Juist, mejuffrouw, gij hebt daarmee den spijker op den kop geslagen. Ik heb namelijk niet gezwegen, maar U wel degelijk beantwoord, in de correspondentie van dit blad. Het is dus niet mijn schuld, nietwaar, dat gij het niet leest, maar het toch wèl vereert (?) met Uw gedichtjes, ‘die gij gaarne wenscht gedrukt te zien in eenig tijdschrift’. Ik heb reeds herhaalde malen geantwoord aan dergelijke lastposten voor redactieën als gij, dat ik 't niemand euvel duid als hij de Lelie niet leest, hem of haar alléén beleefd verzoek, in zijn eigen belang, die dan ook niet te vereeren (?) met zijn of haar pennevruchten om de zeer eenvoudige reden dat ik niet particulier antwoord aan dergelijke eerst-beginners, terwijl zij mijn correspondentie-antwoorden niet onder de oogen krijgen, en dan het zichzelf gaan lastig maken met brieven aan mij te schrijven, die natuurlijk onbeantwoord blijven, den uitgever opbellen, enz, enz. Zooals ik U hierboven zeide, ik heb U lang geleden in de Lelie geantwoord, onder Uw voorletters, of onder een door mij gekozen pseudoniem, dat kan ik me niet meer herinneren, en ik weet er nu ten slotte geen beter middel op dan U met Uw naam en adres voluit te beantwoorden, dan zal er wel de een of ander Uwer kennissen zijn, die U op deze correspondentie zal attent maken. - Neen, Uw gedichtjes worden niet geplaatst, en evenmin teruggezonden, zooals dat bij mij gebruikelijk is waar het dergelijke geheel ongevraagd-ingezonden copie geldt, van geheel-onbekenden.
Mevr. van M. - G. - Hartelijk dank voor Uw lief schrijven, dat mij naar hier is doorgezonden. Het doet mij altijd zoo goed wanneer er met mij velen zijn, die de partij trekken van het mishandelde, aan zijn lot overgelaten dier. Uw schrijven was een waar woord van instemming met mijn correspondentie aan Box in de vorige Lelie. Heb ik ook geen gelijk erin dat dergelijke ‘hondenliefhebbers’ veel erger en onsympathieker nog zijn, dan zij die hunne antipathie of onverschilligheid openlijk erkennen! Van dat laatste soort weet je ten minste wat je er aan hebt, en kunt er je maatregelen tegen nemen. Maar dergelijke quasi-van-honden-houdende egoïsten, die ze wegschoppen als oud vuil zoodra zij er genoeg van hebben en iets anders verlangen, die zijn 't méést gevaarlijk, want zij spelen een valsche rol, waarvan zoo'n ongelukkig in hunne handen vallend dier dan 't slachtoffer wordt. Daarin hebt U wèl gelijk, dat er behalve egoïsme ook nog een groote domheid bijkomt, bij de meerderheid van 't menschdom. Maar, dat is 't 'm juist, die domheid is zoo ongeneeslijk-erg dat je je, hoe ouder je wordt hoe beslister, met walg afwendt van de groote meerderheid; - aan den anderen kant de goede uitzonderingen ook te hooger leert waardeeren. - Hartelijk dank nogmaals, en veel groeten.
Tip. - Hartelijk dank voor Uw lieve belangstellende kaart. Ik heb een slechten winter achter den rug, en moest daarom de kuur hier weer herhalen; ik moet haar dan ook bijzonder voorzichtig doen dit jaar. Genezen kan ik nu eenmaal niet; daarin moet ik berusten. - Het artikel: ‘Waardeer wat gij hebt,’ uit de voorlaatste Lelie, dat gij met zooveel instemming hebt gelezen, werd mij daardoor dan ook in de pen gegeven, door mijne overtuiging dat er, bij alle leed, ook nog altijd zooveel te waardeeren overblijft indien wij daarbij méér stilhouden, bij 't leed van anderen namelijk, en bij eigen vóórrechten ondanks leed, inplaats van juist omgekeerd te doen. Want, gelijk ik in dat artikel schreef, dat lot van die 23-jarige is zóó in-treurig, dat ik, vergeleken bij haar, immers niet mag klagen. En zulke voorbeelden en waarschuwingen kan ieder onzer vinden in eigen omgeving, als hij maar wil zien en wil opmerken - in plaats van steeds zichzelf te beklagen om wat hij mist.
Da Costa. - Ik heb nog steeds geen gelegenheid gevonden U te antwoorden. Laten wij elkanders denkbeelden eerbiedigen. Gij hebt m.i. groot gelijk, als gij een onberedeneerde ‘hondentrouw’ voelt voor die persoon, die te blijven koesteren, indien U dat aangenaam is. Ik vraag alleen maar voor mijn een andere denkwijze hebben dezelfde vrijheid van gevoelens.
Of ik Louis Botha een ‘ideaal’ vind? Lieve Da Costa, hoe komt gij er bij? Dat heb ik in de Lelie meer dan eenmaal krachtig anders gezegd, namelijk, dat ik hem integendeel een laffeling vind, die zich door de Engelschen heeft laten omkoopen met eerebaantjes.
Indien het U ‘ergert’, dat men ons land aan Duitschland ‘aanbiedt’, zooals gij 't noemt, dan moet het U toch óók, dunkt mij, ergeren, dat hetzelfde geschiedt jegens Frankrijk. Want gij zult toch wel evengoed weten als iedereen, dat achter al die fraaiigheid, van dat bezoek in Parijs der Koningin, niets anders stak dan staatkunde. Ik voor mij vind, dat de Nederlanders meer stamverwant zijn met de germaansche duitschers dan met de latijnsche franschen, - ik ben zelf een mengelmoes van de beide rassen - maar de groote meerderheid der Nederlanders zijn pure germanen, evenals de Duitschers.
Gij vraagt mij: Helpt ons met Uw invloed het kroegloopen te bestrijden. - Lieve da Costa, indien er iets is waarin ik 't met U ééns ben, dan zeker dáárin. Immers, ik vind dronkenschap een van de afschuwlijkste ondeugden, die ik ken, iets zóó walgelijks, dat het mij altijd woedend maakt wanneer de menschen op een dronken vent het woord ‘dierlijk’ toepassen. Alsof ooit een dier zichzelf zóó verlaagde als de van den drank ontoerekenbaar gewordene mensch het doet. Ik herinner mij eens in de H.... courant een walgelijk geestig (?) verhaaltje te hebben gelezen, van iemand die op straat dronken was met de daaraan verbonden smerige weerzinwekkende gevolgen. De schrijver van dat gemengde-nieuws-berichtje vond blijkbaar z'n beschrijving héél ‘leuk’, terwijl zij in waarheid een schande en een oneer was voor hem-zelf, neven den betrokken dronken man, die de openbare straat verontreinigde. En het is een treurig iets, - en iets dat iedereen die veel reist ook met mij zal getuigen - in ons land, waar de jenever de vloek is der bevolking, ziet men veel meer ruwe smerige dronkenschap dan in Duitschland, 'tZuiden van Frankrijk, Zwitserland. In Parijs is de absinth een even groote vloek als de jenever bij ons, en in Engeland wordt van whiskey