ledene, willen de schrijvers gaarne aan deskundigen toonen en door hen laten controleeren. Ik weet niet of dit geschied is. Maar zeker verdienen zij dat. Hier is een ernstige, degelijke poging gedaan om door te dringen in de geheimen van de overzijde van het graf en dit trachten moge zonde of misdaad zijn in de oogen van dogmatici en van bekrompen rechtzinnigen, er zullen ook zeer velen zijn, die het toejuichen en die het met aandacht en belangstelling vernemen en van nabij zullen wenschen gade te slaan. Er zijn, vooral onder wetenschappelijke lieden, menschen, die een wiskundig bewijs eerder gelooven dan hun eigen ooren of oogen - een dwaas geloof, daar zulk een bewijs toch ook door onze oogen of ooren tot ons verstand moet komen - voor hen is dit nu eens een boek om er zich aan te vergasten.
Wie geliefden heeft zien sterven en ontroostbaar over hun heengaan, later van hen door 't spiritisme bij seances de boodschap kreeg dat zij bestonden, voortleefden en gelukkig waren; wie van hen brieven kreeg met mededeelingen, welke niemand anders kon weten; wie op deze wijze met de dierbare gestorvenen omging, behoeft geen bewijs; in hem leeft een overtuiging, een zekerheid, welke stellig opweegt tegen het meest vaste geloof. Intusschen zijn de mededeelingen van de afgestorvenen over den aard van het leven hiernamaals en over hun gelukstoestand zeer uiteenloopend, zoodat deze omstandigheid velen zelfs aanleiding heeft gegeven de geheele ‘spiritisterij’ voor bedrog uit te maken en er niets meer van te gelooven, 't geen al zeer dwaas is. Hoogstens toch kan er uit worden afgeleid dat de afgestorvenen - evenals de levenden hier op aarde - niet allen even gelukkig zijn. 't Geluk toch is rechtstreeks afhankelijk van de mate van onze tevredenheid, den gemoedstoestand waarin wij verkeeren. Er zijn rijke armen en arme rijken, 't stoffelijk bezit doet aan 't wezenlijk geluk niets af. Maar 't hart van velen, armen zoowel als rijken, hangt toch uitsluitend aan stoffelijk bezit, dit alleen bepaalt in hun oogen de waarde van hun geluk. Zullen deze stofaanbidders dadelijk of reeds na korten tijd gelukkig kunnen zijn in een wereld - die der geesten - waarin naar alle waarschijnlijkheid geen bezit van stoffelijke dingen bestaat? Er zullen vele afgestorvenen zijn, die zich niet thuis gevoelen in hun nieuwen kring, die heimwee hebben naar de aarde om het aardsche. Daarom zou het onnatuurlijk zijn, als we van de geesten gelijke of met elkaar overeenstemmende berichten ontvingen.
't Wantrouwen in 't Spiritisme wordt ook dikwijls veroorzaakt door bedrog van die vertooners, welke van de geesten verlangen dat zij hen zullen helpen voor 't publiek krachtstukken op te voeren, voor welke toeren de, geesten bedanken. De mediums zoeken dan, naar 't schijnt, wel eens hun toevlucht tot bedrog.
Zij, die seances beleggen of bijwonen uit behoefte des harten om met een overledene te spreken, zich nogmaals weer te verzekeren dat hij of zij bestaat en met de geliefde overlevenden medeleeft en medevoelt, zij weten dat de geesten, de goede althans, zich niet leenen tot vertooningen voor een nieuwsgierige, spotzieke menigte, en het medium in den steek zullen laten, zoodra dit op deze wijze geld met hen wil verdienen. Zij weten dat de geesten zelve bepalen wie bij de seances tegenwoordig mogen zijn en wìe niet. Is er b.v. in de kamer waar de seance gehouden wordt, iemand aanwezig, met wien de geest niets te doen wil hebben, om welke reden dan ook, dan meldt hij zich niet aan, of - wanneer hij mededeelingen wil doen, welke geen uitstel kunnen lijden - zoo verzoekt hij dat de persoon in kwestie de kamer verlaat. Hoe kan men dan verwachten dat zij zullen verschijnen bij vertooningen, die moeten dienen om nieuwsgierigheid te bevredigen of ten spot te strekken aan een vermaakzoekend publiek?
Voor openbare vertooningen zijn seances geheel ongeschikt.
Maar dit boek kan het onderzoek doorstaan. Hier wordt gewogen, gemeten en berekend; door middel van de proefondervindelijke natuurkunde en de logisch bewijzende, exacte wiskunde wordt de aanwezigheid van den geest waargenomen, hij wordt gewogen en zijn gewicht berekend, zijn vorm wordt bepaald, zijn volume gemeten, en daarnaar weer zijn gewicht berekend.
En nu meent de lezer in deze woorden onzin te bespeuren. Een geest wegen en meten!? Ja, lezer, 't is mijn schuld niet, maar de heeren schrijvers bewijzen het dat de afgestorvene J.J. Zaalberg van Zelst ongeveer 70 gram weegt.
Maar dan is hij geen geest! zult ge zeggen, ten minste niet, wat wij daaronder tot nog toe verstonden.
Dat zeggen de schrijvers ook en zij geven