een godsdienstige preêk, als men weet, dat 't tòch niet gemeend is?
Dezer dagen werden de gemoederen der menschheid in rep en roer gebracht door een door den Paus uitgevaardigde Boromeus-Encycliek. De Katholieken hebben in hun catechismus staan, dat ze hun naaste moeten liefhebben, zelfs hun vijanden; met andere woorden ze moeten verdraagzaam zijn. Jegens anders-geloovigen zullen ze geen al te groote gemeenzaamheid aan den dag leggen, maar ze moeten hen toch verdragen en daar komt zoo'n artikel van den Paus uit, de Paus, die 't voorbeeld toch moet geven?
Maar waarom heeft hij Calvijn en Luther niet met rust kunnen laten en alleen de nagedachtenis van Boromeus gevierd? Dàn was alles een katholieke questie gebleven, terwijl nu de orthodoxen zich gekrenkt gevoelden.
Wáarom kan men ieder niet vrij laten? Ieder zijn eigen leventje laten leven?
Is dàt verdraagzaam? Kijk, dat valt mij weêr tegen, want dikwijls heb ik ondervonden, dat Katholieken verdraagzamer waren dan orthodoxe Protestanten.
En nù de knoeierij.
Nu zijn al die orthodoxen vertoornd. Ze beroeren hemel en aarde over die Boromeus-Encycliek; ze protesteeren, ze zullen dit, ze zullen dàt doen en let eens op in de politiek?
Daar gaan Katholiek en Anti-revolutionnair samen; maar hoe zit dat nu? Knoeierij en nòg eens knoeierij.
Het leven is één groote comedie; de menschen zijn de tooneelspelers; de eene speelt prachtig, de andere weêr wat minder, maar als men die gave niet bezit, dan wordt men weggezonden en je trekt altijd aan het kortste eindje, je komt dan nergens meer terecht.
Een vroolijk gezicht toonen, als je inwendig schreit; lief doen tegen iemand, dien je haat uit den grond van je hart, nóóit je opinie zeggen, eigenlijk liever het tegendeel en anders, als je nu met alle geweld, tòch je opinie wilt zeggen, dan, verbloemd, zoodat zij voor tweeledige uitlegging vatbaar is, dàt is de prachtige kunst in het leven, dàt is je ware leven en dàn hebt je een leven als een Schot in Frankrijk!!!
Er zijn menschen, wien zulks in 't geheel geen moeite kost, maar er zijn er ook (niet veel, misschien) die het onmogelijk kunnen en die menschen, nu, kunnen niet wennen aan al die knoeierij en ergeren zich dus dikwijls. Er zijn óók menschen, die 't eerst niet konden, maar langzamerhand die groote kunst hebben geleerd, om verder te komen in de wereld, om carrière te maken, om misschien later nog eens te kunnen prijken met een lintje in het knoopsgat, op eerlijke of minder eerlijke manier verkregen, och, dàt komt er minder op aan!!
Alles is tòch knoeierij!!!
Amsterdam, 3 Juli.