De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 802]
| |
dan al die velen, die we in het werkelijke leven hebben leeren kennen.... Daarom begrijp ik je wensch heel best, en ben ik blij, je meteen een roman te kunnen noemen, waar je, zooals je dat zoo leuk uitdrukte, een ‘flinke kluif’ aan zult hebben. Het is een boek, dat niet alleen in Amerika, maar ook, sinds Eugen von Tempsky een uitstekende vertaling bezorgde, in Duitschland groot opzien gemaakt heeft. Het is ‘The Octopus’ van Frank Norris.Ga naar voetnoot*) ‘The Octopus’ is een tendenzboek, maar een boek met een edele, zegenrijke tendenz. Je zult nu misschien zeggen; Amerikaansche boeken, die groot opzien baren en die een goede tendenz hebben, die zijn er meer. Ja, maar dat zulk een boek bovendien een kunstwerk van groote waarde is, het werk van een echt dichter, dat is maar heel zelden het geval. Amerika heeft het recht, den buitengewoon talentvollen schrijver, die reeds op 32 jarigen leeftijd aan zijn werk ontrukt werd, diep te betreuren. Temeer, daar hij zijn groot en, men mag gerust zeggen: grootsch werk onvoltooid achterliet. ‘The Octopus’ toch, hoe omvangrijk het reeds op zichzelf is, is nog slechts het eerste deel van een cyclus, die den titel ‘Het Epos van het Koren’ zou dragen, en waarvan ook het tweede deel ‘The Pit’ voltooid is, terwijl van het derde deel ‘The Wolf’ helaas slechts het ontwerp gevonden werd. Over ‘The Pit’ schrijf ik je later eens. Beide werken staan volkomen op zichzelf, de eenige schakel, die ze verbindt, is het koren. Deel I behandelt de aanplanting van het koren, deel II: (‘De Korenbeurs’) de handel, die ermee gedreven wordt, deel III (‘De Wolf’) zou in Europa spelen en een hongersnood behandelen, dus als laatste schakel: het verbruik van het koren. - Toen ik daarnet een vergelijking aan de tooneelwereld ontleende, om je het gevoel van plotselinge leegte te beschrijven, dat ik altijd heb, wanneer ik een mooie roman uit de hand moet leggen, dacht ik daarbij in 't bijzonder aan dit werk, want nog nooit had ik bij 't lezen van een boek sterker den indruk, dat zich hier een drama voor mij afspeelde, dan juist bij dezen ‘Octopus.’ Meestal is de omgeving, waarin zich de handeling van een roman afspeelt, eenigszins wazig en onduidelijk, de een denkt het zich zóó en de ander zóó, en het is bijna onmogelijk, zich van richtingen en afstanden duidelijk rekenschap te geven. Frank Norris nu geeft inplaats van moeilijke kartographische beschrijvingen, waaruit men per slot van rekening toch niet goed wijs kan worden, aan het begin van zijn boek na de lijst der hoofdpersonen (je ziet, ook alweer net als bij een tooneelstuk) een duidelijk landkaartje, waarop met pijnlijke nauwkeurigheid niet alleen wegen, huizen, rivieren, spoorlijnen, heuvels en dalen, maar zelfs de enkele boomen en telephoonverbindingen zijn aangegeven. In het eerst lijkt die aardrijkskundige achtergrond der handeling eenigszins eigenaardig, maar als men begint te lezen, merkt men al gauw, dat dit landkaartje niet alleen een aangename gids is, die men graag en dikwijls raadpleegt, maar dat het ook in alle opzichten bij het heele werk past. ‘The Octopus’ toch geeft geheel en al den indruk, of de dichter hier feiten en cijfers inplaats van phantasieprodukten geeft, en een ware gebeurtenis slechts kleedde in den vorm van een roman. En ‘waarheid is de hoogste poëzie.’ Acht jaren vóór het begin van ons verhaal legde de P. en S.W. Spoorwegmaatschappij (Pacific and Southwestern Railway) een spoorlijn naar Kalifornië, waar het goud, hier in den vorm van het prachtigste koren, op de velden schijnt te liggen. De regeering der Vereenigde Staten stond daarvoor aan de P. en S.W. Maatschappij links en rechts der spoorbaan een strook land van 20 engelsche mijlen breedte kostenloos af. Dit land werd onmiddellijk door de maatschappij verpacht. Honderden van farmers staken hun kapitaal in deze onderneming, en op groote schaal werden de onmetelijke landgoederen ontgonnen. Niets dan koren wordt verbouwd. De P. en S.W. had beloofd, al dit land over eenige jaren tegen den normaalprijs der regeering, zijnde 2½ Dollar per akker (= 40½ Are) aan de tegenwoordige pachters definitief te verkoopen. Deze verkoop echter wordt van jaar tot jaar uitgesteld, en in dien tijd wordt de waarde van het land meer dan vertiendubbeld. Daarop had de ‘trust’ gewacht. Reeds in de afgeloopen jaren had de maatschappij alles gedaan, om het kapitaal der grondeigenaars te verzwakken, en de vrachtprijzen voor het vervoer van het koren voortdurend verhoogd. De farmers zijn reddeloos aan de ‘trust’ overgeleverd, zij moeten òf het koren op de velden laten verrotten, òf het met de P. en S.W. spoorweg naar de | |
[pagina 803]
| |
havens laten vervoeren, al wordt ook door de buitensporige transportprijzen bijna hun heele winst opgeslokt. De wanhopige strijd om het bestaan van al die families, die machtelooze worsteling met het almachtige monster, met den veelarmigen oktopus, de ‘trust’ moet men zelf in het boek nalezen, het is onmogelijk, van die aangrijpende tragiek ook maar een klein begrip te geven. Dan geeft eindelijk de P. en S.W. aan allen den genadeslag: de prijs van een akker wordt ínplaats van op 2½, op 22 à 30 Dollar vastgesteld, en meer eischt onmiddelijke betaling. Alle grondeigenaars zijn geruïneerd, geen enkele kan die som opbrengen. Green proces helpt. De ‘trust’ koopt het gerecht om, brengt den gouverneur van den staat tot zwijgen. Tot het uiterste gedreven, besluiten de farmers, met de wapens in de vuist hun eigendom te verdedigen. Het komt tot treffen - Halt! - de rest moet je zelf maar lezen. Dàt kan ik je wel zeggen, dat zelden een boek mij zoo vreeselijk heeft aangepakt als dit. Maar hoe schitterend zijn dan ook de personen beschreven! Nog nooit heb ik van ‘boekenmenschen’ zóóveel gehouden als van Annixter en Hilma Tree. Maar ook alle anderen, de ‘Governor’, Harran, Dyke, de Hoovens, allen zijn sympathiek en echt naar het leven geteekend. Enkele gedeelten, die men weliswaar in ademlooze spanning doorvliegt, zijn een beetje al te kras amerikaansch, zoo b.v. een aanslag op een bliksemtrein, een vervolging per locomotief en de ontzettende dood van den gehaten S. Behrmann. Ook is aan het slot de tendenz er wel wat al te dik opgelegd. Daartegenover staan de waarlijk geniale beschrijvingen van Annixter's ‘barn’ - inwijdingsfeest (barn = groote schuur), van een hazendrijfjacht op groote schaal, van het zaaien van het koren, en nog zooveel andere meer. Het is echter ook mogelijk, dat heel veel dingen ons overdreven en te schel gekleurd toeschijnen, alleen omdat wij voor de op een zooveel grooter schaal ingerichte verhoudingen en toestanden daar in de nieuwe wereld eenvoudig geen maatstaf hebben. Een ontzettend drama hebben wij meegeleefd, als we ‘The Octopus’ weg leggen, de vreeselijkste smart en ellende hebben we meegeleden, maar de schrijver laat ons niet in al die machtelooze wanhoop, in die schreeuwende ongerechtigheid ondergaan. Wanneer de zwarte golven van nood en ellende op het punt zijn, boven ons hoofd samen te vloeien, dan heft hij ons met sterken arm op, ‘dat wij de ster zien blinken, die aan de kim der toekomst rijst.’ - Wèl zijn haast allen, die ons lief waren, te gronde gegaan, wèl heeft het veelarmige monster overwonnen, maar toch, als wij ons boven dat donkere heden weten te verheffen, zien wij het verre doel. De ‘leugen sterft.’ Onrechtvaardigheid en onderdrukking vergaan en verdwijnen. Hebzucht, wreedheid, zelfzucht en onmenschelijkheid zijn ten doode gedoemd; de enkele lijdt, de algemeenheid gedijt. Als men vanuit een ruimer gezichtspunt op het geheel den ruimeren blik richt, dan erkent men, dat de waarheid op het laatst toch alle leugen, alle laagheid overwinnen moet, en dat alle dingen ontwijfelbaar, onfeilbaar en onoverwinnelijk samenwerken voor het goede.’
Dat zijn de laatste zinnen van dit rijke kunstwerk. Tot weerziens Annie, veel liefs van je FREDDY WIEGAND-MEURING. |