oogen dat hij graag zijn dochter wilde leeren kennen, maakte er een visite dientengevolge, en trouwde inderdaad later met haar. Alles wat van de zijde der vrouwen-wereld in zulk een geval te toeschietelijk, te vrij wordt geächt, waar het de begeerte met den man in aanraking te komen geldt, staat omgekeerd den jongen man geheel vrij zonder dat iemand er aanstoot aan neemt. En als hij dus nogtans geïsoleerd blijft, dan is dat m.i. een gevolg van een zeer bijzonder terughoudend beschroomd karakter, maar geenzins een algemeen voorkomende toestand in het mannen-bestaan, die het trouwen in het algemeen genomen bemoeilijkt. - Ook wat gij verder daaromtrent schrijft, dat in uitgaande kringen dat bezwaar wellicht niet bestaat, maar dat gij daarom dan ook die van de middelklasse, leeraren, doktoren, etc., op het oog hebt, kan ik U niet toegeven. Ik zou integendeel zeggen, juist dáár gaan jongelui van de beide seksen veel eenvoudiger, gewoner, en natuurlijker met elkaar om, dan in de hoogste standen. Zij studeeren heden ten dage samen, zij fietsen samen, zij komen elkaar op straat tegen en loopen een eindje samen op; in een woord, ik vind dat zij duizend punten van aanraking hebben, die juist de stijve, deftige, hoogere klasse mist. - Het omgekeerde daarentegen, dat in een huishouden met enkel meisjes de gelegenheid tot jongelui-kennismaking heel moeilijk is, dat ben ik grif met U eens. Want dat heb ik hier dikwijls van nabij gezien; en ik schrijf het minder nog toe aan de ‘luiheid’ der ouders zooals gij het noemt, dan wel aan hunne natuurlijke, maar overdreven vrees dat men hen van mannen-achter-naloopen zal verdenken, indien zij hunne dochters laten omgaan met jongelui, en die bij zich aan huis verzoeken. Immers, zijn er broers aan huis, dan spreekt het veel meer van zelf dat deze hunne vrienden meebrengen, is echter een ouderenpaar gezegend met enkel meisjes, dan komt de vrees voor
wat ‘men’ zal zeggen erbij, en houdt hen terug hunne dochters al te veel vroolijkheid en pretjes te gunnen. Toevallig ken ik nog al vele huishoudens met volwassen meisjes-alleen, en ik erken dat ik de stumpers altijd inwendig beklaag om het soort isolement waartoe zij zijn veroordeeld. Daarom ben ik het volkomen met U eens, dat in zulke meisjes haar zucht naar buitenshuis, op kantoor, of waar ook, vrij zijn, heel goed is te begrijpen. Alleen, zij komen er niet rond voor uit dat het haar daarbij te doen is om op die manier mannen te leeren kennen, integendeel zij willen de rol der onafhankelijkheid en nuttigheid spelen. En dat is dom en gek. Dat zij echter, gelijk ik onlangs in een antwoord aan Maria te M., meen ik, zeide, op die manier trachten een plaatsvervanging te vinden voor het vroegere ‘uitgaan’, dat vind ik heel natuurlijk en vergefelijk. Het is echter alleen maar héél jammer, dat zij daarbij, door zulk soort werk, hare vrouwelijkheid inboeten, en dikwijls ongeschikt worden voor trouwen en huishoudelijke plichten. - Ik geef U ook volstrekt geen ongelijk in Uw beschouwing omtrent die soort meisjes, die het eerst en het meest geëngageerd raken ondanks haren weinig-vrouwelijken werkkring, alleen omdat zij den man weten te boeien. Gij hebt gelijk dat in dat weten te boeien het geheim van het geëngageerd-raken bestaat, en niet in het hebben van huwelijks-deugden. Inderdaad is juist dat een der onrechtvaardigheden in het vrouwenlot, dat degenen, die het meest zich zouden eigenen tot wezenlijk goede en brave huisvrouwen en moeders, veelal ongehuwd blijven, terwijl allerlei onbeminnelijke, heksige, egoiste meisjes dikwijls een of ander spoedig en goed huwelijk vinden, omdat zij attracties voor den man bezitten. Echter, waar schoonheid, charme, dat, je ne sais quoi, waarvan gij-ook spreekt, dus inderdaad een woordje meespreken, daar geloof
ik toch ook, dat het geld niet minder de hedendaagsche huwelijksquestie regelt, en dat de meeste jongelui zich tien maal bedenken, eer zij een geheel onbemiddelde beauté nemen, zonder huishoudelijke gaven, die haar gebrek aan geld compenseeren. Dáárom, in dat zinverband, zeide ik, dat er meer zou worden gehuwd in onbemiddelde klassen, wanneer het meisje nog iets anders kende dan alleen geld-uitgeven, maar het ook wist in te verdienen, door hare huishoudelijke kennis, die meiden en naaisters-loonen zou uitsparen.
Mijne Herinneringen, die gij zoo gaarne leest, zijn inderdaad wáár van a-z.. Ik begrijp dat zij daardoor voor de meesten eene groote aantrekkelijkheid hebben. Maar er is nog zoo veel dat men niet mag of kan zeggen, omdat het anderen geldt! - Vriendelijk gegroet. Ik hoop dat deze correspondentie nog eens aanleiding geeft tot weer van U te hooren.
Corry. - Waar gij U op de Lelie hebt geabonneerd om mij te kunnen schrijven, kan ik U niet genoeg zeggen, hoe welkom mij Uw brieven zullen zijn, temeer nu ik verneem dat ik U reeds van vroeger, door Uw leesgezelschap-lectuur der Lelie, ben sympathiek geworden. Ik heb zelve zooveel ondervonden van allerlei aard, dat ik zeker daardoor ben gevormd als het ware, door het leven zelf, tot heel veel kunnen meevoelen voor anderen, en voor hun lief en leed en wederwaardigheden. - Daarom verwacht ik dus zeker heel gauw Uw brief, waarin gij mij alles van U-zelve wilt opbiechten. Gij kunt er geheel gerust op zijn, dat gij mij daarmede niet verveelt. Stuur dan ook in Uw lang gedicht, dat gij zelve het beste vindt. Als het goed is, dan is de lengte waarschijnlijk geen bezwaar. Van wat gij nu zondt heb ik het eene aangenomen; het andere had heel goede regels, maar hier en daar was meer dan een die te banaal ineens aandeed. Daar gij Uw adres niet nauwkeurig opgaaft, kan ik U geen present-exemplaar van het aangenomen gedichtje zenden, voor gij dit mij eerst bericht.
Gladijs. - Het toilet-artikeltje nam ik aan. Als gij met zulk een verbazing zaagt, dat ik in Nice was, dan kunt gij nu met nieuwe verbazing zien, dat ik er weer uit ben, want ik ben, om de hierboven in een andere correspondentie opgegeven reden, vroeger teruggekomen dan eerst mijn plan was, en inderdaad verblijf ik nu weder op Scheveningen.
Asmodée. - Dat Uw brief is terechtgekomen, meldde ik U reeds. - Ik lees niet zoozeer graag