die van een zoogenaamd “braaf man” nachtzwart is van gemeenheid.’ Wel zoo gaat het mij helaas ook, uit eigen droeve ervaring; ik ook zou niet graag in de schoenen staan van o zoo vele ‘brave menschen’, die ik van te nabij ken.
Gij schrijft dat er twintig jaren geleden van den dood van Ferrer veel minder notitie zou zijn genomen dan nu. Dat ben ik met U eens. Dat komt m.i., omdat de anarchie en de revolutie steeds méér naderen, de pers doet al het mogelijke, niettegenstaande zij is in de handen der bourgeoisie, om den ondergang van de hedendaagsche maatschappij te helpen bevorderen, door zulk een uitbundig lawaai te maken als zij nu weer deed in het Ferrer-geval. - - Ferrer is geen doel; maar middel slechts, om oproer aan te blazen. Daarover wilde ik het juist hebben in een afzonderlijk artikel: dat niet al dit ‘betoogen’ geldt een protest tegen een begane onrechtvaardigheid, maar slechts is een voorwendsel om democratische denkbeelden te verkondigen. Want, ware het in werkelijkheid slechts om de onrechtvaardigheid als zoodanig te doen, dan zou de menschheid tegen elke onrechtvaardige daad even eenstemmig protesteeren. Het tegendeel is het geval, zij laat alles toe, duldt alles, de onrechtvaardigheden zijn als een zee - en niemand steekt een hand uit tot verandering.
Wat het slot van Uw brief betreft, in zake die godsdienstbeschouwing geloof ik, dat wij nu niet ver meer van elkaar afstaan. Want ik-ook denk er zoo over im grossen und ganzen. M.i. heeft de gewone mensch tucht noodig; en heden ten dage zorgt alleen de R.K. Kerk daarvoor, voor die broodnoodige tucht.
Terwijl ik U dit zit te schrijven brengt zooeven de post mij Uw brief kaart met Uw vriendelijke herstel-gelukwenschen, waarvoor véél dank.
A.H. - Ik vond het beter U gedeeltelijk op een afzonderlijke plaats te beantwoorden, wijl het hier een onderwerp geldt van algemeen belang. Wat Uw brief overigens aangaat, ik las met veel genoegen, dat gij en Uw zuster de Lelie zoo gaarne lezen, en het spijt mij, dat gij niet eerder aan Uw lust eens aan mij te schrijven hebt voldaan, want Uw bezwaar, dat men zich ‘daartoe goed moet kunnen uitdrukken’, is geen bezwaar, daar gij U uitnemend hebt uitgedrukt deze keer omtrent Uw bedoelen, dus U-zelve hierin zeker te laag schat. Gij hebt gelijk, het is moeilijk zich in het lot of de gedachten van een ander te verplaatsen, maar ik geloof dat ik dat nog al heel goed kan, daarvan getuigt mij menige correspondentie; dus probeer het maar eens als gij er lust toe krijgt. - Gij ook, zelve R.K., schrijft: ‘Laat J.K. zich eens door deskundigen laten voorlichten’! Daaruit blijkt dus, hoe mijn veronderstelling, dat de R.K. Kerk niet enkel verbiedt, maar óók voorlicht, een juiste is - Hebt gij gelezen Bij Ons van M. van Ravesteyn, dat ik onlangs in dit blad besprak.? Mij dunkt, dit geeft de strijd en het mooie van Uw geloof heel juist weer. - Uw vriendelijke wensch aan het slot van Uw brief, dat dit eerste schrijven de aanleiding moge worden tot meerdere correspondentie tusschen ons, beäam ik van ganscher harte. Gij zult in de Lelie hebben gezien, hoe ik juist drie weken vacantie had genomen, na de badkuur in Nauheim, toen ik Uw brief ontving; vandaar dat ik hem eerst nu beantwoord.
L.P. - Uw brief met het boekje heb ik ontvangen, maar dezen, dien ik nu beantwoord, is van vroegeren datum, daarom wil ik daarmede beginnen, dan hoort gij toch alvast iets van mij. Voor den vriendelijken aanhef van Uw brief heel veel dank, en hetgeen gij daarin schildert van Uw gevoelens kan ik heel goed begrijpen, omdat ik-zelve dat ook dikwijls zoo heb, dat ik mij heelemaal geef aan iemand dien ik niet ken, (ten minste alléén schriftelijk), alleen omdat hij of zij mijn sympathie wekt, zonder er bij stil te staan of de betrokken persoon mij návoelt. - Nu, in dit geval ziet gij, dat ik Uw bedoelen heb gewaardeerd, en, om Uw eigen uitdrukking over te nemen, dat het mij dientengevolge héél welkom is ‘als gij blijft’. - Juist op dit oogenblik stel ik Uw handelwijze heel bijzonder op prijs, door de stemming waarin ik ben. - Ik kan best begrijpen, dat gij die Engelsche gedichtjes niet in 't Hollandsch overzet, daardoor zouden zij verliezen, en ik vind met U, dat wij, behalve van de Genestet, heel weinig van dien aard hebben, alleen hier en daar in de psalmen en gezangen. Onze Hollandsche berijmde overzetting van de psalmen is veel mooier dan de Fransche; onder de Duitsche gezangen, van Gerhardt b.v., zijn óók wel enkele mooie. - Ziet gij, dat zeg ik U nu héél eerlijk, dat kan ik niet, dat wat gij wilt: ondanks alle ellende en onrechtvaardigheid om mij heen toch maar, zonder geloof in een eindelijke zegepraal, meegaan met zulke idealisten als gij. Integendeel, ik word moedeloos en in opstand bij het aanschouwen van dien niet te dempen oceaan van wreedheden, meedoogenloosheden, lasterpraat, egoïsme, waaruit onze wereld bestaat. Ik ben ook zooveel ouder dan gij, ik heb oogenblikken, als ik mij lichamelijk moe voel, dat ik denk: het moet een kalme rust zijn zoo in te slapen voor goed, uit al dien rommel van gemeenheid, en valschheid,
en slechtheid, uit te zijn - voor goed. Dat ik dan toch weer wensch te blijven leven, is uit een egoïst geluksgevoel van het levenpersoonlijk goed te vinden, door de groote liefde, die om mij heen is, van mijn vriendin, en onze Marie, en onze honden-jongens. Maar voor de rest ben ik er moe van, moe van dit onsympathieke, raadselvolle ding, dat heet geboren worden, gedésillusioneerd worden in alles wat je hieldt voor eerlijk en waar, en dan heengaan, dikwijls na o zooveel strijd, en lijden, en lichaamssmarten, - heengaan, waarheen?
Gij vraagt mij wat ik zelf voel in dien tekst van Jezus? Wel, om de waarheid te zeggen, ik heb in de Jezus-figuur steeds geëerbiedigd (zoo lang ik orthodox geloofde) de Goddelijkheid, maar zijn persoon, en zijn handelingen, waren mij dikwijls raadselachtig; echter, hem eenmaal als Gods Zoon eerbiedigend, beredeneer je dat liever niet Van daar dat ik de moderne beschouwing van gewoon-mensch in hem te zien zoo weinig kan navoelen, want dan zegt hij mij niets, wordt hij, bij mijn levensopvatting van de dingen, voor mij een soort goedgeloovige, maar toch van zijn eigen idealen dom het slacht-